Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de pleitnota van [verzoekster]
- de mondelinge behandeling.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2014 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een diëtiste, werkzaam bij een gespecialiseerde GGZ-instelling. De werkgever, [verzoekster], verzocht om ontbinding op basis van bedrijfseconomische omstandigheden, waarbij zij te maken had met een drastische verlaging van vergoedingen in de niet-gecontracteerde zorg en een negatieve financiële prognose. De diëtiste, [verweerster], voerde verweer en stelde dat het ontbindingsverzoek verband hield met haar lidmaatschap van de ondernemingsraad, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat dit het geval was. De kantonrechter concludeerde dat de bedrijfseconomische redenen voldoende onderbouwd waren en dat het verzoek tot ontbinding toewijsbaar was. De ontbinding werd per 1 augustus 2014 uitgesproken, met de opmerking dat er geen financiële ruimte was voor een ontbindingsvergoeding. Tevens werd vastgesteld dat de werkgever bereid was om een voorwaarde te verbinden aan de ontbinding, namelijk dat [verweerster] voorrang zou krijgen bij interne vacatures gedurende een half jaar na de ontbinding. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.