ECLI:NL:RBMNE:2014:2841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
16/655074-13 en 16/066901-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en medeplegen van poging tot afpersing

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man, geboren in 1979 in Iran, die verdacht werd van poging doodslag en medeplegen van poging tot afpersing. De zaak kwam ter terechtzitting op 23 juni 2014, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De verdachte werd beschuldigd van het steken van een slachtoffer met een mes op 22 september 2013 in [woonplaats]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging doodslag, omdat hij bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij het slachtoffer zou kunnen doden. De rechtbank achtte echter niet bewezen dat de medeverdachte opzet had op de dood of zware mishandeling van het slachtoffer, waardoor de verdachte van het medeplegen werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde ook dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij de poging tot afpersing, wat leidde tot een veroordeling voor dit feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/655074-13 en 16/066901-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Iran)
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de PPC Vught te Vught.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman van verdachte, mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
22 september 2013 in [woonplaats] samen met een ander [slachtoffer] met een mes in zijn hals heeft gestoken.
Dit is ten laste gelegd als poging doodslag dan wel poging zware mishandeling.
Ook is verdachte ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging diefstal met geweld en/of een poging afpersing, door samen met die ander naar de woning van die [slachtoffer] te gaan, hem om geld te vragen en hem met het mes te steken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging doodslag en de poging diefstal met geweld of afpersing in vereniging.
De officier van justitie baseert dit op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte is - kort gezegd - niet ter plaatse van het incident geweest, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 22 september 2013 rond 23:30 uur is medeverdachte [medeverdachte] aan de deur geweest bij
[slachtoffer] in [woonplaats]. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] om het geld gevraagd dat [slachtoffer] van [medeverdachte] had geleend. [slachtoffer] geeft het geld niet gegeven. [2]
[slachtoffer] heeft [medeverdachte] vervolgens iets horen zeggen in de trant van ‘kom maar’ en zag hem daarbij naar links kijken. [medeverdachte] heeft daarbij een beweging met zijn hoofd gemaakt. [3] Op dat moment is [slachtoffer] aangevlogen door een tweede man met een mesje in zijn hand en is [slachtoffer] in zijn hals gestoken. [4]
[slachtoffer] had een steekwond in het midden van zijn hals. [5]
Verbalisanten hebben van de ambulancebroeder gehoord dat als er 2 millimeter verder was gestoken, het slachtoffer er niet meer was geweest. [6]
[slachtoffer] heeft verdachte van foto herkend als degene die hem heeft gestoken. [7]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan het incident aan verdachte heeft verteld dat hij geld bij [slachtoffer] ging halen en dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte - gelet op zijn feitelijk handelen door [slachtoffer] met een mes in zijn hals te steken - bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] zou kunnen doden.
De rechtbank acht derhalve de poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat medeverdachte [medeverdachte] opzet had op de dood dan wel op zware mishandeling van [slachtoffer], zodat verdachte van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.
Ook acht rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing. Verdachte en [medeverdachte] hebben samen geprobeerd [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld door geweld. Verdachte was op de hoogte van het feit dat [medeverdachte] geld bij [slachtoffer] ging halen. Zij zijn samen naar [slachtoffer] toe gegaan. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] eerst gevraagd om het geld en toen [slachtoffer] het geld niet gaf, heeft [medeverdachte] verdachte erbij geroepen en is er door verdachte geweld toegepast op [slachtoffer]. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de uitvoering van het delict, waardoor medeplegen bewezen wordt geacht.
Aanvullende overweging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte of [medeverdachte] het geld bij [slachtoffer] hebben proberen weg te nemen, door het geld aan de feitelijke heerschappij van [slachtoffer] te onttrekken, zodat vrijspraak zal volgen voor het ten laste gelegde medeplegen van poging tot diefstal.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 22 september 2013 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte,
- naar de woning van die [slachtoffer] gegaan en
- met een mes in de hals van die [slachtoffer] gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en
op 22 september 2013 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader
- naar de woning van die [slachtoffer] gegaan en
- om een geldbedrag gevraagd,
welk geweld hierin bestond dat hij verdachte en/of zijn mededader
- met een mes in de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
poging tot doodslag
en
medeplegen van poging tot afpersing.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht conform het reclasseringsadvies d.d. 27 mei 2014.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met - kort gezegd - de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en het medeplegen van een poging afpersing door het slachtoffer met een mes in zijn hals te steken teneinde hem ertoe te bewegen geld af te geven. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van zijn medemens. Het gebeuren heeft voor het slachtoffer nadelige gevolgen gehad. De omstandigheid dat het slachtoffer als gevolg van dit soort misdrijven nog lang last kan hebben van nadelige psychologische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, weegt de rechtbank mee in haar strafmaat. Daarbij komt dat deze gebeurtenis voor het slachtoffer ook heel anders had kunnen aflopen, gelet op de verklaring van de ambulancebroeder. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en vermogensdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Ook zullen aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd met reclasseringstoezicht conform het reclasseringsadvies d.d. 27 mei 2014.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft als benadeelde partij een vordering ingediend ter zake immateriële schade ten bedrage van € 1.000,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[slachtoffer] tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit voor dit deel van de vordering rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering kan dan ook tot het bedrag ad € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 september 2013, worden toegewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

10.De vordering tenuitvoerlegging

Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging.
Parketnummer 16/0066901-13
Verdachte is op 31 mei 2013 door de politierechter van deze rechtbank veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank ziet hier aanleiding in de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 36f, 45, 47, 57, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
en
medeplegen van poging tot afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
4. zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarden. Daartoe moet hij zich binnen drie dagen volgend op zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting melden bij de reclassering van Victas op het volgende adres: A.B.C.-straat 5, 3512 PX te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende de proefperiode blijven melden conform de frequentie van het toezichtniveau.
5. wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een (Forensische) verslavingskliniek of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, gedurende een periode van maximaal negen maanden, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
6. wordt verplicht om zich, aansluitend aan de onder 5 genoemde bijzondere voorwaarde, te laten behandelen voor middelen- en persoonlijkheidsproblematiek bij de Forensische Poli van Victas of een soortgelijke forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro en nul eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer]
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro en nul eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 16/066901-13
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 31 mei 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. A.M. Verhoef en
mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 juli 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan
[verdachte]wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 september 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
althans aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
(gezamenlijk)
- naar de woning van die [slachtoffer] gegaan en/of
- met een mes (althans een scherp en/of puntig voorwerp) in de hals en/of keel van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen 30 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 30 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(gezamenlijk)
- naar de woning van die [slachtoffer] gegaan en/of
- om 30 euro, althans een geldbedrag gevraagd
en/of welke poging diefstal en/of poging afpersing werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een of meet mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een mes (althans een scherp en/of puntig voorwerp) in de hals en/of keel van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 312 lid 2 ahf sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden van politie Midden Nederland met registratienummer 2013213260MEER, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 279. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 22 september 2013, opgenomen op pagina 27 en 28.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 3 januari 2014, opgenomen op pagina 107.
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 22 september 2013, opgenomen op pagina 27 en 28.
5.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 20 januari 2014, los proces-verbaal met registratienummer PL0940-2013213260-1.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2013, opgenomen op pagina 31.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2013, opgenomen op pagina 40 en pagina 104 en proces-verbaal d.d. 1 april 2014, opgenomen op pagina 228.
8.De verklaring van [medeverdachte] afgelegd als getuige ter terechtzitting van 23 juni 2014.