ECLI:NL:RBMNE:2014:2835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
14 juli 2014
Zaaknummer
2175818 UC EXPL 13-10499
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor waterschade door verstopping riool

In deze zaak vorderde de verhuurder, [eiser], een schadevergoeding van € 9.531,32 van de huurder, [gedaagde], wegens waterschade die was ontstaan door een verstopping van het riool in het gehuurde pand. De huurder exploiteert een fitnessschool in de gehuurde bedrijfsruimte. De verstopping was veroorzaakt door een combinatie van verbandmiddelen die door klanten van de huurder in de toiletten waren gedeponeerd en een ingegroeide wortel van een boom in de tuin van een naastgelegen perceel. De verhuurder stelde dat de huurder toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij nalatig was geweest in het toezicht op het gebruik van de sanitaire voorzieningen en haar waarschuwingsplicht niet was nagekomen.

De huurder voerde verweer en betwistte de aansprakelijkheid. Zij stelde dat de verstopping voornamelijk was veroorzaakt door de ingegroeide wortel en dat zij voldoende maatregelen had genomen om het gebruik van de toiletten te reguleren. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder niet had voldaan aan zijn verplichtingen om het genot van het gehuurde te verschaffen, waaronder het onderhouden van een goed functionerend riool. De rechter concludeerde dat de tekortkoming van de huurder niet de enige oorzaak van de schade was en dat de vordering van de verhuurder moest worden afgewezen.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de verhuurder geen vorderingsrecht had voor de schade die de eigenaar van de begane grond, [A], had geleden, omdat er geen bewijs was van cessie van deze vordering. De verhuurder werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder, die op € 750,- werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 11 juni 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2175818 UC EXPL 13-10499 KvdS/11501
Vonnis van 11 juni 2014
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.N. Morren,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [naam],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J. Schoonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de brief van 1 april 2014 van mr. Morren houdende producties 6 tot en met 8
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 april 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] een bedrijfsruimte gelegen op de eerste verdieping van het gebouw aan de [adres] te [plaats]. [gedaagde] exploiteert daar een fitnessschool. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een huurovereenkomst. Onderdeel van de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230A BW’ (hierna te noemen: de algemene voorwaarden). Op de begane grond van het gebouw bevindt zich A&B Bekledingen, waarvan de eigenaar de heer [A] (hierna te noemen [A]) is. [A] huurt ook van [eiser].
2.2.
In de nacht van 8 op 9 mei 2012 is er waterschade ontstaan door een verstopping van de riolering van het gebouw aan de [adres].
2.3.
Bij nadien uitgevoerd onderzoek aan het riool is geconstateerd dat er van buitenaf een wortel het riool is ingegroeid. Deze wortel is afkomstig van een boom, die in de tuin van een naastgelegen perceel staat. Ook zijn er in het riool diverse verbandmiddelen aangetroffen die zich tegen de wortels hadden opgehoopt. Klanten van [gedaagde] maken gebruik van de sanitaire voorzieningen die zich op de door haar gehuurde etage bevinden. De standpijp die zich op de eerste verdieping bevindt komt uit op het riool dat verstopt is geraakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen € 9.531,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 17 januari 2013 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] jegens hem toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, waardoor er schade is ontstaan aan de douches op de eerste verdieping en aan het interieur en de bedrijfsmiddelen van [A] op de begane grond. [eiser] heeft van [A] een vordering van € 7.973,-- inclusief 19% BTW ontvangen. De herstelkosten van de verstoppingsschade en van het interieur veroorzaakt door het vocht bedragen € 10.287,35, inclusief 19% BTW. Dit herstel is uitgevoerd door Technisch Bureau [X] B.V. De opstalverzekeraar van [eiser] heeft voor wat betreft de waterschade van [A] en de vergoeding van de schade aan diens interieur en inboedel een bedrag van € 7.830,22 uitgekeerd. De schade is veroorzaakt doordat [gedaagde] nalatig is geweest in het verbieden van haar klanten om verbandmiddelen door het toilet te spoelen, danwel omdat zij er onvoldoende toezicht op heeft gehouden om een en ander te voorkomen. Ook heeft zij haar waarschuwingsplicht jegens [eiser] verzaakt door hem er niet op te attenderen dat de toiletten zich – daags voor de overstroming - half vulden met water, danwel heeft zij verzuimd om op dat moment zelf maatregelen te nemen.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat de verstopping van de rioolbuis is ontstaan door verbandmiddelen die door klanten van [gedaagde] in de toiletten zijn gedeponeerd. [gedaagde] is nalatig geweest in het verbieden hiervan. [gedaagde] heeft dit betwist. Zij wijst op het als productie 4 bij dagvaarding overgelegde rapport van Dekra, waarin laatstgenoemde vaststelt dat de verstopping veroorzaakt is door boomwortels van een boom in de achtertuin van een naastgelegen pand. Voorts voert zij aan dat de toiletvoorzieningen aan het einde van elke dag worden schoongemaakt en dat klanten in de toiletruimte erop worden gewezen dat zij geen verbandmiddelen door de toiletten dienen te spoelen. Er bevinden zich ook pedaalemmers in de toiletten. Het is voor [gedaagde] niet mogelijk om te controleren of deze regel ook door de klanten wordt nageleefd.
4.2.
Voorts verwijt [eiser] [gedaagde] dat zij hem niet gewaarschuwd heeft toen op de avond van 8 mei 2012 de toiletten niet goed leegliepen. Ook dit wordt door [gedaagde] betwist. Zij voert aan dat de toiletten die avond wel goed leegliepen. Zij heeft die avond contact gehad met [A], die melding maakte van een klein plasje water bij hem in het bedrijfspand. [A] heeft aangegeven dat hij hierover contact zou hebben met [eiser].
4.3.
Aan [gedaagde] dient te worden toegegeven dat het rapport van Dekra als oorzaak de ingegroeide wortel noemt. Ter comparitie echter heeft de heer [Y] van Technisch Bureau [X] B.V. (hierna te noemen: [Y]) ook verklaard over de oorzaak van de verstopping. [Y] is door [eiser] ingehuurd om de schade die is ontstaan door de verstopping te repareren. De heer [Y] heeft ook onderzoek gedaan in het betreffende riool. Hij heeft verklaard dat de oorzaak van de lekkage is gelegen in verbandmiddelen, die zich hebben opgehoopt rondom een wortel die in het riool is gegroeid. De kantonrechter begrijpt deze - door [gedaagde] niet weersproken - verklaring zo dat de verbandmiddelen en de ingegroeide wortel beide hebben bijgedragen aan het ontstaan van de verstopping.
4.4.
De kantonrechter oordeelt voorts als volgt. [gedaagde] is niet toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst jegens [eiser]. Op [eiser] rust namelijk op grond van artikel 7:204 BW de verplichting om het genot van het gehuurde te verschaffen aan de huurder. Daartoe behoort ook de verplichting om een goed functionerend riool in stand te houden. Vaststaat dat het riool na de regenval verstopt raakte, waardoor de schade is ontstaan. [eiser] heeft hier kennelijk geen tijdige maatregelen tegen genomen. Dit had wel op zijn weg gelegen, zeker nu het riool een gresbuis was, waarvan bekend is dat deze het risico op ingroei van wortels met zich meebrengt. Doordat de wortel reeds in de rioolbuis aanwezig was kan niet gezegd worden dat de tekortkoming zijdens [gedaagde] (voor zover daar al sprake van is) een conditio sine qua non is voor het ontstaan van de schade. Zonder de aanwezigheid van de wortel had er immers geen verstopping plaatsgevonden. Hierdoor dient de vordering van [eiser] tot vergoeding van schade te worden afgewezen.
4.5.
Ten overvloede wordt ten aanzien van de gevorderde schade nog het volgende overwogen. Met recht heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] geen vorderingsrecht jegens haar heeft voor de schade die [A] heeft geleden. Er is namelijk niet gebleken van cessie van deze vordering. Ter comparitie heeft [eiser] nog aanvullend verklaard dat hij geen bedrag aan [A] heeft vergoed, omdat [A] nog geen rekening heeft verzonden aan [eiser]. Dit bevestigt de stelling van [gedaagde] van de afwezigheid van enig vorderingsrecht van [eiser] jegens haar.
4.6.
Ten aanzien van de rekening van [Y] heeft [eiser] niet voldaan aan zijn stelplicht. Uit de specificatie van de rekening blijkt immers dat er niet alleen schade aan het gehuurde is hersteld, maar dat er ook zaken van [A] zijn hersteld, alsmede herstellingen aan het riool. Zonder nadere toelichting is onduidelijk waarom deze schade volledig door [gedaagde] zou dienen te worden vergoed. Ook is er onduidelijkheid over de uitkering die [eiser] van zijn opstalverzekeraar heeft ontvangen. Volgens de stelling van [eiser] zelf ziet deze toe op vergoeding van de schade van [A] en daarmee - kennelijk - niet van door [eiser] zelf geleden schade. Bovendien ontbreekt enige specificatie van deze uitkering, waar deze gezien het zeer specifieke bedrag dat is uitgekeerd (€ 7.830,22) wel voorhanden zou moeten zijn.
4.7.
[eiser] zal, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld, welke tot op heden aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 750,- (3 punten x € 250,--)

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 750,-- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.