ECLI:NL:RBMNE:2014:2795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
2779010 UE VERZ 14-80
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongelijke behandeling in sociaal plan leidt tot strijd met goed werkgeverschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting FNV Formaat en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1 oktober 2006 in dienst en was per 1 december 2013 vrijgesteld van werkzaamheden. FNV Formaat verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een reorganisatie, waarbij de arbeidsplaats van [verweerder] zou vervallen. FNV Formaat stelde dat zij het afspiegelingsbeginsel had toegepast en bood een vergoeding aan van € 12.824,56 bruto, conform het sociaal plan. De werknemer voerde echter verweer tegen de voorwaarden van de ontbinding en vroeg om een hogere vergoeding van € 22.442,98 bruto, plus een outplacementvergoeding van € 5.000,--.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen opzegverbod was en dat de werknemer zich niet verzette tegen de ontbinding zelf, maar wel tegen de hoogte van de aangeboden vergoeding. Het geschil spitste zich toe op een bepaling in het sociaal plan die een hogere vergoeding voor leden van FNV Bondgenoten bood, wat volgens de werknemer leidde tot een onbillijke uitkomst en strijd met het gelijkheidsbeginsel. De kantonrechter overwoog dat FNV Formaat zich niet als goed werkgever had gedragen, omdat het onderscheid tussen leden en niet-leden van de vakbond onterecht was en niet kon worden gerechtvaardigd.

De rechter concludeerde dat de aangeboden vergoeding evident onbillijk was en dat de werknemer recht had op een vergoeding van € 27.377,92 bruto. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2014 en compenseerde de proceskosten, waarbij partijen hun eigen kosten droegen. Deze uitspraak benadrukt het belang van goed werkgeverschap en de noodzaak om gelijke arbeid gelijk te belonen, tenzij er een objectieve rechtvaardigingsgrond is voor ongelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2779010 UE VERZ 14-80 KvdS/11501
Beschikking van 3 april 2014
inzake
de stichting
Stichting FNV Formaat, instituut voor opleiding, begeleiding en advies,
gevestigd te Woerden,
verder ook te noemen FNV Formaat,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.T. Boogers,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. D. Maats.

1.De procedure

Op 13 februari 2014 is ter griffie een door FNV Formaat ingediend verzoekschrift ontvangen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek is ter zitting van 13 maart 2014 behandeld, waarbij FNV Formaat zich heeft laten bijstaan door haar gemachtigde en [verweerder] door mr. J. van de Klashorst (vervanger van mr. Maats). Partijen hebben hun standpunt middels een pleitnota naar voren gebracht. Van de zitting is aantekening gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

[verweerder], geboren op [1974], is op 1 oktober 2006 in dienst van FNV Formaat getreden. Het dienstverband is voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 1.832,09 per maand exclusief emolumenten. [verweerder] is vanaf 1 december 2013 vrijgesteld van werkzaamheden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
FNV Formaat verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden. Zij voert daartoe het volgende aan:
Er is sprake van een bedrijfseconomische noodzaak tot reorganisatie, als gevolg waarvan de arbeidsplaats van [verweerder] is komen te vervallen. FNV Formaat stelt in dit verband dat zij bij de keuze om de arbeidsplaats van [verweerder] te laten vervallen het afspiegelingsbeginsel heeft toegepast. FNV Formaat heeft ten behoeve van de reorganisatie de ‘Sociale regeling 2013 FNV Formaat’ (hierna te noemen: Sociaal Plan) opgesteld, ter zake waarvan zij overleg heeft gevoerd met de Ondernemingsraad. FNV Bondgenoten heeft ingestemd met het Sociaal Plan. FNV Formaat verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op een zo kort gelijke termijn te ontbinden onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] conform het Sociaal Plan van € 12.824,56 bruto.
3.2.
[verweerder] heeft zich niet tegen verzet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft echter wel gemotiveerd verweer gevoerd tegen de voorwaarden waaronder de ontbinding zal dienen plaats te vinden, op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerder] concludeert tot toewijzing van het verzoek rekening houdend met een opzegtermijn van twee maanden en met toekenning van een vergoeding van € 22.442,98 bruto en een outplacementvergoeding van € 5.000,--.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
4.2.
[verweerder] heeft zich niet verweerd tegen de ontbinding op zichzelf, maar slechts tegen de omvang van de ontbindingsvergoeding die door FNV Formaat is aangeboden. De kantonrechter overweegt in dat verband het volgende.
4.3.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de navolgende bepaling uit het Sociaal Plan:

De medewerker van wie het dienstverband eindigt zal een vergoeding krijgen die is gebaseerd op één bruto maandsalaris per dienstjaar met een maximum van 6 maanden.
Extra faciliteit voor leden van FNV Bondgenoten
De medewerker van wie het dienstverband eindigt en lid is van FNV Bondgenoten zal een vergoeding krijgen die is gebaseerd op 1 ½ maand per dienstjaar met een maximum van 12 maanden
Vaststaat dat [verweerder] geen lid is van FNV Bondgenoten.
4.4.
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat toepassing van het Sociaal Plan leidt tot een evident onbillijke uitkomst, zoals bedoeld in Aanbeveling 3.7 van de aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters, omdat het gemaakte onderscheid tussen leden van FNV Bondgenoten en niet leden onrechtmatig is. FNV Formaat heeft zich niet als goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW gedragen nu zij handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Gelijke arbeid dient gelijk te worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat. FNV Formaat heeft hiertoe niets aangevoerd. Voorts is het gemaakte onderscheid in strijd met de vrijheid van vereniging en is er sprake van misbruik van bevoegdheid. Dit laatste, omdat FNV Formaat gelieerd is aan de FNV organisatie, waarbij FNV Bondgenoten in dat kader een lening heeft verstrekt aan FNV Formaat. Ook is FNV Bondgenoten specifiek voor haar leden opgekomen en heeft daarbij verzuimd om de belangen van de werknemer in het algemeen te dienen. Ten slotte is van belang dat ten aanzien van een tweetal medewerkers van het Sociaal Plan afwijkende afspraken zijn gemaakt. Eén van deze medewerkers is lid van vakbond De Unie.
4.5.
FNV Formaat voert aan dat aansluiting dient te worden gezocht bij de vergoeding uit het Sociaal Plan zonder de extra faciliteit, nu dit volgt uit dezelfde Aanbeveling 3.7. Weliswaar is er sprake van onderscheid in beloning, maar dit onderscheid is geoorloofd. De reden voor dit onderscheid is gelegen in de harde eis van FNV Bondgenoten, dat zij alleen met het Sociaal Plan wilde instemmen als de leden van FNV Bondgenoten aanspraak konden maken op een extra vergoeding. Wil dit onderscheid in beloning ongeoorloofd zijn, dan dient dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te zijn. De rechter dient dit terughoudend te toetsen, zeker nu het Sociaal Plan in dit kader gelijk dient te worden gesteld aan een CAO. Het onderscheid dat tussen leden en niet-leden is gemaakt is noch naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar noch is de vergoeding voor [verweerder] evident onbillijk. Aan de vrijheid van collectieve onderhandelingen dient meer gewicht te worden toegekend dan aan de vrijheid van vereniging. FNV in Beweging (en niet FNV Bondgenoten) heeft een lening verstrekt aan FNV Formaat waarbij er geen verplichting is overeengekomen om in de kosten te snijden, dan wel een reorganisatie door te voeren, aldus FNV Formaat.
4.6.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag aan wiens zijde het gelijk is ten aanzien van de hiervoor, onder 4.3, geciteerde bepaling is de kernoverweging uit het arrest Parallel Entry/KLM (HR 30 januari 2004, NJ 2008, 536). Daarin heeft de Hoge Raad overwogen dat het toetsingskader wordt gevormd door de eisen van goed werkgeverschap ingevolge artikel 7:611 BW. De vermeende schending van het beginsel dat gelijke arbeid, behoudens een objectieve rechtvaardigingsgrond, gelijk dient te worden beloond, zal binnen dat kader, naast de andere omstandigheden van het geval, moeten worden beoordeeld. Alleen indien sprake is van een ongelijke beloning zonder objectieve rechtvaardigingsgrond die, mede gelet op de overige omstandigheden van het geval, als onaanvaardbaar moet worden beschouwd, is van een ontoelaatbare en met de norm van artikel 7:611 BW strijdige ongelijkheid sprake. De in dit verband te verrichten toetsing is bij een overeengekomen ongelijkheid in beloning van gelijke aard als die welke bij de toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW plaatsvindt. Dit geldt eens te meer indien de ongelijke beloning voortvloeit uit een collectieve arbeidsovereenkomst, omdat dan tevens het uit verscheidene verdragsbepalingen voortvloeiende zwaarwegende beginsel van de vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is.
4.7.
Deze – over het algemeen tot terughoudendheid nopende - toets, leidt tot de volgende overwegingen. De objectieve rechtvaardigingsgrond die zijdens FNV Formaat is aangevoerd betreft de, volgens FNV Formaat, ‘harde’ eis van de zijde van FNV Bondgenoten, die erop neerkwam dat zij niet met het Sociaal Plan wenste in te stemmen indien er niet in een extra vergoeding voor de leden van FNV Bondgenoten zou worden voorzien. Deze reden is in zichzelf onvoldoende om als objectieve rechtvaardigingsgrond als hiervoor bedoeld te worden gekwalificeerd en is - mede gelet op de overige omstandigheden van het geval – onaanvaardbaar. De eis van FNV Bondgenoten ziet namelijk slechts op een voordeel voor haar eigen leden. De stevige juridische positie die vakbonden hebben in de onderhandelingen over collectieve arbeidsvoorwaarden (waarvan dit Sociaal Plan een voorbeeld is) wordt met name ontleend aan het uitgangspunt dat vakbonden het belang van de werknemers in het algemeen dienen (o.m. HR 20 december 2002, JAR 2003/19). Daarop is ook het zwaarwegende beginsel van vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden gebaseerd. Bezwaarlijk kan worden gezegd dat de eis van FNV Bondgenoten om haar eigen leden een extra vergoeding te geven als een uitvloeisel kan worden gezien van het behartigen van de belangen van de werknemers in het algemeen. Tot een ander oordeel zou mogelijk kunnen worden gekomen indien het zou gaan om een gradueel verschil in vergoeding of een gering voordeel voor leden. De eis van FNV Bondgenoten heeft echter geresulteerd in een vergoeding die voor leden aanzienlijk hoger kan liggen dan voor niet-leden. Voor de onderhavige situatie geldt dat door [verweerder] onweersproken is aangevoerd dat de ontbindingsvergoeding in haar geval 53% hoger is, indien zij recht zou hebben op de vergoeding voor leden. Dit kan onmogelijk als een gradueel verschil in vergoeding worden beschouwd.
4.8.
Ten slotte weegt mee dat (zoals door [verweerder] is gesteld en door FNV Formaat niet is betwist) een collega van [verweerder], die lid is van vakbond De Unie, op basis van dezelfde bepaling wél de extra vergoeding heeft gekregen. Hiermee wijkt FNV Formaat zelf af van de inhoud van haar Sociaal Plan en de eis die FNV Bondgenoten aan de extra vergoeding heeft gesteld.
4.9.
Dat de Ondernemingsraad zou hebben ingestemd met de inhoud van het Sociaal Akkoord, zo dit al uit de overgelegde stukken blijkt, maakt niet dat tot een andere afweging wordt gekomen.
4.10.
Er is derhalve sprake van een ontoelaatbare en met de norm van artikel 7:611 BW strijdige ongelijkheid. Dit leidt tot de conclusie dat FNV Formaat zich jegens [verweerder] niet als goed werkgever heeft gedragen, waardoor toepassing van het Sociaal Plan tot een evident onbillijke uitkomst leidt. Daarom zal bij de vaststelling van de ontbindingsvergoeding rekening gehouden worden met het bedrag dat is overeengekomen voor leden.
4.11.
Daarenboven weegt het volgende mee. Uit het Sociaal Plan blijkt dat de werknemer die binnen zeven dagen na het aanzeggen van de boventalligheid schriftelijk kenbaar maakt dat hij/zij met de aangeboden vaststellingsovereenkomst akkoord is recht heeft op een mobiliteitsbudget van € 5.000,--. Aan [verweerder] is op 7 november 2013 aangezegd dat zij boventallig is. Onvoldoende betwist en daarmee vaststaand is dat [verweerder] op 14 november 2013 (binnen de termijn derhalve) heeft aangegeven in te willen stemmen met de vaststellingsovereenkomst, mits zij recht zou hebben op de hogere vergoeding. De kantonrechter zal, gezien het voorgaande, ook deze omstandigheid meewegen bij de bepaling van de omvang van de vergoeding en zal een bedrag gelijk aan het mobiliteitsbudget aan [verweerder] toekennen, aangezien haar in de vaststellingsovereenkomst (het mobiliteitsbudget was afhankelijk gemaakt van de snelle acceptatie daarvan) een – naar nu blijkt – evident onbillijk lage vergoeding is aangeboden.
4.12.
Een en ander leidt tot toekenning van een vergoeding naar billijkheid aan [verweerder] van € 27.377,92 bruto.
4.13.
[verweerder] heeft verzocht om rekening te houden met de fictieve opzegtermijn. De fictieve opzegtermijn leidt tot een verschuiving van het recht op WW in de tijd, maar niet tot een verlies van recht op WW. Er is daarom geen reden om met de fictieve opzegtermijn rekening te houden.
Proceskostenvergoeding
4.14.
De proceskosten zullen gezien de aard van het geschil worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt FNV Formaat in de gelegenheid uiterlijk 10 april 2014 het verzoek in te trekken;
5.2.
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
  • ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2014;
  • kent aan [verweerder] ten laste van FNV Formaat een vergoeding toe van € 27.377,92 bruto en veroordeelt FNV Formaat tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
  • compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
5.3.
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
- veroordeelt FNV Formaat in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 april 2014.