ECLI:NL:RBMNE:2014:2776

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
16/661221-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving met vuurwapen en drugsbezit in Amersfoort

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met anderen op 8 februari 2014 in Amersfoort een gewelddadige beroving heeft gepleegd. De aangever werd in een park van zijn tas beroofd, waarbij hij werd bedreigd met een vuurwapen en met geweld werd aangepakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangever van achteren benaderde, een koord om zijn nek trok, hem bedreigde met een vuurwapen, en hem vervolgens op de grond sleurde om de tas te stelen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever geloofwaardig, ondersteund door het letsel dat hij had opgelopen tijdens de beroving. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij de tas van de aangever heeft afgenomen, maar ontkende de bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de bedreiging met een vuurwapen voldoende was, gezien de verklaringen van de aangever en de omstandigheden van de zaak. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij het bezit van drugs, waaronder MDMA en cocaïne, op 1 maart 2014. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn houding ten opzichte van reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661221-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 juni 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten) op [1992],
gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 8 februari 2014 te Amersfoort al dan niet samen met een ander of anderen met geweld en onder bedreiging met een vuurwapen een tas met inhoud heeft gestolen van [aangever].
Op 1 maart 2014 te Amersfoort al dan niet samen met een ander of anderen opzettelijk 16,86 gram MDMA en 0,84 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde -met uitzondering van de onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde dreiging met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp- en het onder 2 ten laste gelegde, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betreffende het onder feit 1 ten laste gelegde gesteld dat het onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje genoemde niet bewezen kan worden. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat verdachte deze onderdelen van de tenlastelegging ontkent en er geen aanknopingspunten in het dossier zijn waaruit zou kunnen volgen dat er een koord/ touw om de keel van aangever is getrokken, dat de aangever is geschopt en geslagen en dat de aangever is bedreigd met een vuurwapen.
Voor wat betreft het tweede ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 8 februari 2014 een schoudertasje van het merk Prada bij zich had -waarin zijn portemonnee met pasjes en een geldbedrag van
€ 2.000,-- zaten [2] - en dat hij die avond met verdachte op de Leusderweg te Amersfoort had afgesproken om XTC pillen te kopen. [3] Toen aangever op de Leusderweg was, kwam verdachte met een andere persoon naar hem toelopen. Vervolgens verklaart aangever als volgt:
“Ik hoorde dat de rastajongen (hiermee wordt verdachte bedoeld, rechtbank) mij vroeg om mee te lopen (…) Ik liep mee vanaf de Albert Heijn naar een park. In dat park zei de rastajongen “wacht hier” en toen liep hij weg. Ik ging op een bankje daar zitten. Op het moment dat de rastajongen wegliep werd ik door iemand van achteren om mijn keel vastgegrepen. Het voelde alsof diegene dat met een koord of zoiets deed. Ik kon de persoon die dit deed niet zien. (…) Ik zag op dat moment ook dat de rastajongen weer op mij afliep en ik zag en voelde dat de rastajongen aan mijn tasje en vest begon te trekken. Toen zag ik ook dat de jongen met de tatoeage van de traan er bij kwam en een jongen met een capuchon op aan kwam lopen. (…) Ik zag toen dat de jongen met de tatoeage een pistool uit zijn jaszak trok en op mij richtte. Hij hield het pistool op mijn gezicht gericht. (….) Ik probeerde los te komen en mijn tas te beschermen, en werd op mijn gezicht geslagen met vuisten en kreeg ook schoppen in mijn gezicht. Ik zag en voelde dat de jongen met het pistool mij hard met het pistool in mijn gezicht sloeg. Ik kon niet schreeuwen omdat mijn keel dicht werd geduwd door dat koord. (…) Ik kreeg van meerdere jongens klappen en schoppen in mijn gezicht. (…)Ik werd op mijn rug naar de grond gesleurd. Ik zag toen dat de rastajongen een [4] ( pag. 69) geel stanleymes in zijn handen had. Ik zag dat hij met dit mes de band van mijn schoudertas doorsneed en de tas van mij afpakte. Ik zag dat alle jongens er toen vandoor gingen met mijn tas.” [5]
Verbalisant [verbalisant], die direct nadat aangever de politie had gebeld ter plaatse was, zag dat het gezicht en de linkerhand van aangever bebloed waren en dat op het voorhoofd van aangever een snee met een lengte van ongeveer 2 centimeter horizontaal boven zijn wenkbrauw zat, die hevig bloedde. [6] Op de van aangever direct na het gebeurde gemaakte foto’s is tevens letsel in de nek van aangever zichtbaar. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met aangever op 8 februari 2014 op de Leusderweg te Amersfoort had afgesproken, dat hij aangever van het bankje waarop hij zat heeft getrokken, dat hij aangever op zijn rug over de grond heeft gesleurd, met aangever heeft geworsteld, de tas van aangever met een mes heeft losgesneden en deze tas vervolgens van aangever heeft afgenomen. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen aangever met het geweld, zoals ten laste gelegd, van zijn tas met inhoud heeft beroofd.
De rechtbank verwerpt, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, het verweer van de verdediging dat voor het onder de eerste drie gedachtestreepjes ten laste gelegde geen aanknopingspunten in het dossier zijn te vinden. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever, nu deze aangifte wordt ondersteund door het bij aangever geconstateerde letsel en deels door de verklaring van verdachte. De verklaring van aangever dat er een koord/ touw om zijn nek is getrokken en hij is geschopt en geslagen wordt ondersteund door het bij hem geconstateerde letsel. De rechtbank acht gelet op de aangifte tevens wettig en overtuigend bewezen dat aangever met een vuurwapen, althans met een daarop gelijkend voorwerp, is bedreigd. Dat verdachte heeft ontkend dat hij aangever met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp heeft bedreigd, doet hieraan niet af. Immers, uit de aangifte volgt dat niet verdachte maar een medeverdachte aangever met een vuurwapen heeft bedreigd en verdachte heeft alleen over zijn eigen aandeel willen verklaren en niet over het aandeel van de overige betrokkenen.
Feit 2
De rechtbank acht dit ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [9]
- Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking; [10]
- Het rapport van het Nederlands Forensisch instituut. [11]
Nu met betrekking tot dit feit niet is gebleken van medeplegen zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. op 08 februari 2014 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tasje (merk Prada, bevattende [onder andere] een portemonnee met pasjes en een geldbedrag van ongeveer 2000 euro) toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die (op een bankje zittende) [aangever] van achteren hebben/heeft benaderd en bij diens keel/hals vast gegrepen en een koord/touw, althans een soortgelijk voorwerp, om de keel/hals van die [aangever] heeft/hebben gedaan en dat koord/touw, althans dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben aangetrokken en met dat koord/touw, althans dat soortgelijke voorwerp, die [aangever] heeft/hebben vastgehouden en in bedwang gehouden en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het
gezicht van) die [aangever] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en
- die [aangever] op/in/tegen diens gezicht en/of (elders) tegen het lichaam hebben/heeft geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en
- die [aangever] over de grond hebben/heeft gesleurd;
2. op 01 maart 2014 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 56
pillen, (zijnde [ongeveer] 16,86 gram) van een materiaal bevattende MDMA
en ongeveer 0.84 gram (6 bolletjes) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Voor wat betreft het als bijzondere voorwaarde door de officier van justitie gevorderde reclasseringstoezicht heeft de verdediging gesteld dat verdachte weliswaar enerzijds heeft aangegeven dat hij geen contact met de reclassering wil, maar anderzijds dat hij wel graag hulp wil en ook beseft dat hij die nodig heeft. De verdediging refereert zich gelet hierop aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het al dan niet opleggen van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen aangever met geweld in een park van zijn tas met inhoud beroofd. Aangever is van achteren benaderd waarbij er een koord/ touw om zijn nek is getrokken, vervolgens is aangever bedreigd met een vuurwapen, geschopt, geslagen en is hij door verdachte op zijn rug over de grond gesleurd en van zijn tas beroofd. Verdachte heeft daarbij alleen gedacht aan het snel en makkelijk verdienen van geld en er niet bij stilgestaan dat deze gebeurtenis voor het slachtoffer bijzonder beangstigend is geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat straatroven langdurige psychische schade bij de slachtoffers aan kunnen richten.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Alles overziende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend. Dit is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, mede omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, ook de bedreiging van aangever met een vuurwapen bewezen acht. De rechtbank ziet geen aanleiding om -een deel van- deze straf voorwaardelijk op te leggen en om aan verdachte als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen. In het reclasseringsadvies van 20 mei 2014 is vermeld dat tot op heden reclasseringstoezicht is mislukt en ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij reclasseringstoezicht niet ziet zitten. Gelet hierop is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte volledige medewerking aan reclasseringstoezicht zal verlenen indien hem dat wordt opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 08 februari 2014 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tasje (merk Prada, bevattende [onder andere] een portemonnee met pasjes en/of een een geldbedrag van [ongeveer] 2000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die (op een bankje zittende) [aangever] van achteren hebben/heeft benaderd en/of bij diens keel/hals vast gegrepen en/of een koord/touw, althans een soortgelijk voorwerp, om de keel/hals van die [aangever] heeft/hebben gedaan en/of dat koord/touw, althans dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben aangetrokken en/of met dat koord/touw, althans dat soortgelijke voorwerp, die [aangever] heeft/hebben vastgehouden en/of in bedwang gehouden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het gezicht van) die [aangever] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- die [aangever] op/in/tegen diens gezicht en/of (elders) tegen het lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- die [aangever] over de grond hebben/heeft gesleurd;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 56 pillen, (zijnde [ongeveer] 16,86 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA ( "XTC") en/of ongeveer 0.84 gram ( 6 bolletjes), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer nr. PL0940/2014031854D, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 631.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 66.
3.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 67.
4.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 68.
5.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 69.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 94.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, foto 13 pagina 114 en foto 15 pagina 115.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2014.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juni 2014.
10.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, pagina’s 199 en 200.
11.Het NFI rapport d.d. 17 maart 2014, pagina’s 215 en 216.