Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 mei 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2013;
- de akte van de zijde van G&G;
- de akte van de zijde van [gedaagde 1] c.s.
2.De feiten
en koper[NBS; rechtbank]
een overeenkomst van afstand om baat aangegaan, ter uitvoering waarvan verkoper afstand doet van het hem toekomende vorderingsrecht tot betaling van gemelde koopsom, waartegenover koper bij deze jegens verkoper schuldig erkent een bedrag groot tweeënnegentigduizend vijfhonderd euro (€ 92.500,00).
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
NJ1986, 825; De Leeuw/Wijnen en Hoge Raad 8 januari 1999,
NJ1999, 318; Pelco/Sturkenboom). Voor de door G&G bepleite aansprakelijkheid is immers vereist dat het handelen of nalaten van [gedaagde 1] als (indirect) bestuurder van KP IT-Medical en NBS jegens hun schuldeiser G&G in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat [gedaagde 1] daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. de door G&G aangehaalde arresten van de Hoge Raad van 31 januari 1958,
NJ1958, 251; Van Dulleman/Sala, Hoge Raad 3 april 1992,
NJ1992, 411; Waning/Van der Vliet, maar ook Hoge Raad 8 december 2006,
NJ2006, 659; Ontvanger/Roelofsen).
NJ1992,411; Waning/Van der Vliet) wordt het volgende overwogen.