ECLI:NL:RBMNE:2014:2720

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
369566 / HA RK 14-116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juni 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. dr. D. Coskun, tegen rechter mr. N.V.M. Gehlen. Verzoeker heeft de wraking ingediend op basis van vermeende partijdigheid van de rechter tijdens een comparitie op 13 mei 2014 in een civiele procedure tegen Eetcafé Alanya V.O.F. en de heer [A]. Verzoeker stelde dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt kenbaar te maken, mede door zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en het ontbreken van een beëdigde tolk Turks.

De procedure begon met een brief van verzoeker op 20 mei 2014, waarin hij de gronden voor zijn wrakingsverzoek uiteenzette. De rechter heeft op 27 mei 2014 schriftelijk gereageerd op het verzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 juni 2014, waarbij verzoeker, zijn advocaat en de advocaat van de gedaagden aanwezig waren. De gewraakte rechter was afwezig vanwege verhindering. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar de rechter heeft geen aanleiding gezien om de wraking te accepteren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de objectieve omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot de vrees voor onpartijdigheid. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat de rechter daadwerkelijk partijdig was of dat er objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker en zijn advocaat voldoende gelegenheid hadden gekregen om hun standpunt naar voren te brengen en dat de afwezigheid van een tolk niet onterecht was, gezien de omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat er geen gerechtvaardigde vrees bestond voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 369566 / HA RK 14-116
beslissing van 17 juni 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker]
gevestigd te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoeker,
advocaat: mr. dr. D. Coskun.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij brief van 20 mei 2014 heeft [verzoeker] mr. N.V.M. Gehlen gewraakt. Zij is rechter in de rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Civiel recht, locatie Utrecht en destijds verbonden aan de handelskamer van deze rechtbank. Zij zal hierna ook de rechter worden genoemd. [verzoeker] heeft de gronden van het wrakingsverzoek uiteengezet in zijn brief van 20 mei 2014.
1.2.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoeker en de rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 3 juni 2014. Van deze behandeling is tevens mr. T.E. van der Bent in kennis gesteld, in zijn hoedanigheid van advocaat van gedaagden in de hoofdprocedure waarin de comparitie, die voor [verzoeker] de aanleiding tot zijn wrakingsverzoek was, heeft plaats gevonden.
1.3.
De rechter heeft niet in de wraking berust. Op 27 mei 2014 heeft zij schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Van deze reactie is een afschrift aan [verzoeker] , mr. Coskun en mr. Van der Bent gezonden.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft [verzoeker] bij brief van 2 juni 2014 nog een in het Turks gestelde schriftelijke verklaring van de heer [A] , gedaagde sub 2 in de hoofdprocedure, toegestuurd.
1.5.
De wrakingskamer van deze rechtbank heeft het wrakingsverzoek op 3 juni 2014 in het openbaar behandeld. [verzoeker] is, vergezeld van mr. Coskun en bijgestaan door een tolk Turks, ter zitting verschenen. De gewraakte rechter is niet ter zitting verschenen, omdat zij verhinderd was. Mr. Van der Bent en zijn cliënt hebben de zitting bijgewoond.
1.6.
Ter zitting hebben [verzoeker] en mr. Coskun het wrakingsverzoek nader toegelicht en heeft ook mr. Van der Bent zich daarover uitgelaten. De aanwezige tolk heeft ten behoeve van [verzoeker] simultaan vertaald wat de overige aanwezigen in het Nederlands hebben gezegd. Hetgeen [verzoeker] naar voren bracht, heeft de tolk in het Nederlands vertaald. Ook heeft de tolk de door [verzoeker] overgelegde, in het Turks gestelde verklaring van de heer [A] vertaald.
1.7.
Daarna is de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De hoofdprocedure betreft de vordering die [verzoeker] tegen Eetcafé Alanya V.O.F. en de heer [A] heeft ingesteld, onder meer strekkende tot verkrijging van een verklaring voor recht en tot veroordeling van gedaagden tot betaling van schadevergoeding, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Deze hoofdprocedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/16/359283 / HA ZA 13-1163.
2.2.
In deze hoofdprocedure heeft de thans gewraakte rechter, als behandelend rechter, bij tussenvonnis van 12 februari 2014 een comparitie van partijen bepaald. Deze comparitie heeft op 13 mei 2014 plaats gevonden. [verzoeker] werd in deze zitting bijgestaan door zijn advocaat, mr. Coskun. Van het verhandelde ter comparitie is een proces-verbaal opgemaakt, waarin zakelijk is opgenomen hetgeen door of namens [verzoeker] als eiser en wat door of namens de heer [A] als gedaagde is verklaard. Na voorlezing van hun in het proces-verbaal opgenomen verklaringen hebben partijen volhard en ondertekend. Daarna heeft de rechter de zaak verwezen naar de rol van 25 juni 2014, voor vonnis.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoeker meent dat de rechter dient te worden vervangen door een andere rechter, omdat er grond is te vrezen dat het haar in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt. De rechter heeft tijdens de comparitie van 13 mei 2014 van vooringenomenheid blijk gegeven doordat zij aan [verzoeker] , die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en niet werd bijgestaan door een beëdigde tolk Turks, onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om zijn standpunt kenbaar te maken en doordat zij hem woorden in de mond heeft gelegd. Doordat mr. Coskun, zijn advocaat die zowel de Nederlandse als de Turkse taal beheerst, voor hem niet alles heeft kunnen vertalen van wat op de zitting ter sprake is gekomen, heeft [verzoeker] zijn visie niet adequaat naar voren kunnen brengen. Ook heeft de rechter hem niet de gelegenheid gegeven om getuigen aan te dragen die zijn stellingen kunnen onderschrijven, aldus [verzoeker] .
3.2.
De rechter meent dat van een gebrek aan rechterlijke onpartijdigheid geen sprake is. Onder verwijzing naar het van de comparitie van 13 mei 2014 opgemaakte proces-verbaal voert zij daartoe aan dat [verzoeker] ter zitting is bijgestaan door zijn advocaat die goed Nederlands en Turks spreekt en die vrijelijk voor hem heeft kunnen tolken. Daarin zijn mr. Coskun geen beperkingen opgelegd. [verzoeker] is aldus ruimschoots in de gelegenheid gesteld zijn standpunt naar voren te brengen. Op de hem gestelde vraag of hij alles had gezegd wat hij wilde zeggen, heeft [verzoeker] ook volmondig bevestigend geantwoord. De van hem in het proces-verbaal opgenomen verklaring is hem voorgelezen, hij heeft met die weergave ingestemd en deze ondertekend. Over een mogelijke bewijsopdracht is ter comparitie nog geen oordeel gegeven.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 Rv. Daarin is bepaald dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden grond vormen te vrezen dat het de rechter in de gegeven omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn/haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Omdat niet is gebleken van enige persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker, zal slechts onderzocht worden of [verzoeker] in objectieve zin reden heeft te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.4.
De kern van het verwijt dat [verzoeker] aan de rechter maakt, is dat hij ter comparitie van 13 mei 2014 onvoldoende in staat is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen op de wijze en in de omvang waarin hij dat wenste te doen. Hij meent dat de rechter hem, gezien zijn beperkte beheersing van het Nederlands, met de hulp van een beëdigde tolk Turks had moeten horen, desnoods - zo begrijpt de wrakingskamer - met aanhouding van de comparitie. De wrakingskamer volgt hem daarin niet en overweegt daartoe het volgende. [verzoeker] is een Turkse ondernemer in Utrecht, die een zakelijk geschil met een derde heeft, waarin hij zich door een advocaat laat bijstaan. Deze advocaat, die zowel de Nederlandse als de Turkse Taal beheerst, heeft - zo heeft mr. Coskun ter zitting van 3 juni 2014 verklaard - de zaak in het Turks met zijn cliënt besproken en is er voorafgaand aan de comparitie van uitgegaan dat [verzoeker] de Nederlandse taal voldoende machtig was om de zitting bij te wonen en daar het woord te voeren. Daarom heeft mr. Coskun niet het initiatief genomen om vooraf een tolk te regelen. Dit komt voor rekening en risico van [verzoeker] .
4.5.
Niet gesteld is dat [verzoeker] tijdens de comparitie van 13 mei 2014 zijn advocaat of de rechter erop heeft gewezen dat hij (toch) taalproblemen ondervond of dat hij meer of anders wenste te verklaren dan waartoe hij zich zonder tolk in staat achtte. Dat dit op de zitting onderwerp van gesprek is geweest, is niet kenbaar uit het proces-verbaal, terwijl mr. Van der Bent - die erbij aanwezig was - heeft verklaard dat [verzoeker] niet heeft verzocht om bijstand van een tolk en evenmin heeft laten blijken niet alles te kunnen zeggen wat hij wilde zeggen. Ook is niet gebleken dat al ter zitting bij mr. Coskun de indruk is ontstaan dat zijn cliënt zonder tolk niet of beperkt in staat was zich uit te drukken. Onder deze omstandigheden kan [verzoeker] aan de rechter niet tegenwerpen dat zij de comparitie zonder tolk doorgang heeft laten vinden. Kennelijk heeft de rechter gemeend dat de beperking die [verzoeker] op het gebied van de Nederlandse taal ondervond niet zodanig was dat deze niet door de hulp van zijn advocaat kon worden gecompenseerd. Waarom de rechter dit redelijkerwijs niet heeft mogen aannemen, heeft [verzoeker] ook in deze wrakingsprocedure niet duidelijk gemaakt. Dat de rechter de advocaat van [verzoeker] heeft belet voor hem te vertalen, is niet aannemelijk gemaakt.
4.6.
Op z’n laatst nadat de comparitie was geschorst geweest of bij gelegenheid van het voorlezen van de verklaring van [verzoeker] die de rechter voornemens was in het proces-verbaal op te nemen, had [verzoeker] of zijn advocaat erop kunnen wijzen dat het vanuit zijn optiek toch niet verantwoord was de comparitie te sluiten alvorens de hulp van een tolk in te roepen. Ook toen is dat niet naar voren gebracht, maar heeft [verzoeker] daarentegen ingestemd met de weergave van zijn verklaring in het proces-verbaal. Het lag laatstelijk op dat moment op de weg van zijn advocaat om erop toe te zien dat zijn cliënt niet tekende zonder dat de verklaring alles bevatte wat hij naar voren had willen brengen. Dat mr. Coskun daarbij werd gehinderd doordat hij de rol van tolk met die van advocaat moest combineren, is niet aannemelijk. Welke woorden [verzoeker] door de rechter in de mond zouden zijn gelegd, heeft [verzoeker] niet gesteld. Mogelijk ziet hij eraan voorbij dat zijn in het proces-verbaal opgenomen verklaring een zakelijke samenvatting is van hetgeen de rechter hem heeft horen verklaren.
4.7.
Aan enigerlei beslissing over het bewijs van de over en weer door partijen in de hoofdprocedure betrokken stellingen is de rechter ter comparitie van 13 mei 2014 nog niet toegekomen. Daarover zal de rechter zich pas in het nog te wijzen (tussen)vonnis hebben te buigen. Het is aan [verzoeker] en zijn advocaat om zich te beraden over de wijze waarop de in deze wrakingsprocedure overgelegde, in het Turks gestelde en op het geschil in de hoofdzaak betrekking hebbende, verklaring van de heer [A] nog in het (hoofd)geding zou kunnen worden gebracht. Daarover heeft de wrakingskamer niet te beslissen.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat er geen gerechtvaardigde vrees bestaat dat het de gewraakte rechter aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt. Het wrakingsverzoek is daarom niet toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, aan de rechter, alsmede aan de voorzitter van de Afdeling Civiel recht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Oostendorp (voorzitter), mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. I.P.H.M. Severeijns en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.