Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Ik ben het niet eens met de vordering. Ik vind de werkwijze van Invorderingsbedrijf oplichterij. (-) Ik heb vanaf het begin af aan gevraagd of de kosten(van de incassowerkzaamheden, wrakingskamer)
niet meer zouden zijn dan de vordering die ik op mijn klant had. Het moest in een redelijke verhouding tot elkaar staan. Invorderingsbedrijf heeft mij ervan verzekerd dat ik een sterke zaak had en dat ik zeker zou winnen. (-) Er is toen een rechtszaak van gekomen op advies van het invorderingsbedrijf, die zei dat ik alleen met betaling van het volledige bedrag akkoord moest gaan omdat mijn klant geen poot had om te staan. Die rechtszaak heb ik toen verloren. Nu vragen zij mij facturen te betalen die hoger zijn dan het geld dat ik van de klant tegoed had (-).’
‘U adviseerde mij een email te sturen zodat deze meegenomen kan worden tijdens de zitting. (-) Er heeft tussen mij en het Invorderingsbedrijf uitgebreid aantoonbaar overleg plaats gevonden dat de kosten die ik zou maken in verhouding zouden blijven ten opzicht(e) van het te incasseren bedrag. Mijn stelling is dat het invorderingsbedrijf een beleid hanteert van uren schrijven zonder het belang van haar opdrachtgever in het vizier te houden. (-) De vordering van het invorderingsbedrijf accepteer ik dan ook niet en vind dat het Invorderingsbedrijf haar verantwoordelijkheid moet nemen zodra zij wanprestatie levert (-).’