Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJF2014, 279). Gelet op het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder e van de bijlage bij die richtlijn, in samenhang met artikel 3 lid 3 van diezelfde richtlijn, wordt het opleggen van een onevenredig hoge schadevergoeding vanwege het niet nakomen van verbintenissen door een consument aangemerkt als een oneerlijk beding. Het gaat hier om een rente van één procent per maand of een gedeelte daarvan en daarmee om een vaste en aanmerkelijk hogere rente dan de hier te lande geldende wettelijke rente en marktrente, hetgeen tot het voorshands oordeel leidt dat sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de richtlijn. Dit en het feit dat [gedaagde] op geen enkele wijze heeft onderbouwd over welke bedragen en voor welke perioden de rente is berekend, brengt mee dat niet summierlijk blijkt van de deugdelijkheid van de vordering van [gedaagde] ten aanzien van contractuele rente ter hoogte van € 122,65.
816,00