ECLI:NL:RBMNE:2014:2658

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
16/659397-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende roofoverval op Lidl supermarkt in Woerden

Op 7 april 2014 heeft de verdachte een gewapende roofoverval gepleegd op een Lidl supermarkt in Woerden. Tijdens de overval bedreigde hij twee caissières met een mes en dwong hen de kassa's te openen. Diverse klanten waren getuige van de overval. De rechtbank heeft op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal met geweld, waarbij de bedreiging met een mes een cruciale rol speelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefsters en getuigen, alsook op forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen op een petje dat de verdachte had gedragen. De verdachte ontkende de overval te hebben gepleegd en voerde aan dat er veel omissies in het politieonderzoek waren. De rechtbank verwierp deze argumenten en achtte de verklaringen van de getuigen geloofwaardig. De verdachte had zich planmatig voorbereid op de overval, wat de ernst van het feit vergrootte. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om de ernst van het feit recht te doen en de samenleving te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer 16/659397-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende: PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein, Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.A. Jonkers, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een roofoverval op de Lidl supermarkt heeft gepleegd.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, te weten diefstal met geweld.
Hij baseert zich op de verklaringen van de aangeefsters [aangever 1] en [aangever 2], het proces-verbaal van bevindingen (pagina 46) waarin is vermeld dat het vermiste geldbedrag na de overval op de Lidl € 2.536,75 euro bedraagt en het proces-verbaal van bevindingen (pagina 115) waaruit blijkt dat tijdens het insluiten de verdachte nagenoeg eenzelfde bedrag, te weten een totaalbedrag van € 2.375,25, bij zich had. Voorts baseert de officier van justitie zich op de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] zagen dat verdachte zich aan het omkleden was, dat verdachte een briefje van € 50,00 aan [getuige 3] gaf en dat hij de sporttas met de daarin gestopte kleding heeft weg gegooid. Getuige [getuige 4] heeft tegenover een motoragent richting verdachte gewezen. Getuige [getuige 4] heeft verdachte goed kunnen waarnemen omdat hij verdachte op minder dan één meter heeft gezien. Getuige [getuige 4] heeft vervolgens gezien dat deze verdachte door de politie is aangehouden. Daar de getuigen hebben verklaard dat er een sporttas door verdachte is weggegooid, is hiernaar onderzoek gedaan. Verbalisanten hebben een wit petje en een schoen gevonden. Op het petje is DNA van verdachte aangetroffen. Dit petje is afkomstig van degene die zich aan het omkleden was.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij lopend op weg was naar zijn moeder, die niet wist dat hij zou komen, omdat hij zijn financiën wilde bespreken en dat hij daarom een bedrag van € 2.375,25 contant bij zich had, is niet te checken. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, gezien genoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Verdachte heeft met betrekking tot de pet waarop zijn DNA is aangetroffen, ter terechtzitting verklaard dat hij de pet één week voor 5 april 2014 bij zijn moeder had meegenomen en toen op weg naar het station is kwijtgeraakt. Deze pet zou vervolgens door iemand anders, de overvaller, zijn gebruikt. Dit zou een bijzonder grote toevalligheid zijn geweest volgens verdachte. De officier van justitie acht echter ook deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Bovendien is bij de aanhouding van verdachte tijdens de fouillering een grote prop papiergeld in de rechter broekzak van verdachte aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte heeft ontkend de overval op de Lidl te hebben gepleegd. Hij was op een verkeerd moment op de verkeerde plaats.
In het dossier zijn veel omissies; de politie heeft veel zaken laten liggen waarnaar nader onderzoek had moeten worden verricht. De raadsman wijst daarbij op het volgende.
-Op pagina 5 van het dossier staat vermeld dat een kassalade met muntgeld met daarop een handpalm zou zijn veilig gesteld. Gebleken is dat dit niet nader is onderzocht.
-Getuige [getuige 3] heeft het briefje van € 50,00 moeten afgeven voor nader onderzoek. Ook dit nadere onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
-Op pagina 151 van het dossier is gerelateerd dat het DNA van verdachte vergeleken zou worden met de eventuele sporen op het witte petje, het mes, handvatten van de fiets, het zadel van de fiets en de aangetroffen schoen. Alleen het petje en het mes zijn onderzocht.
-Voorts hebben getuigen [getuige 5] en [getuige 6] gezien dat de dader een lichtblauwe boxer/ onderbroek droeg. Verdachte heeft echter geen lichte blauwe boxer en de politie heeft nagelaten het ondergoed ten tijde van de aanhouding van verdachte te controleren.
De enige verklaring in het dossier die link tussen verdachte en de overvaller legt, aldus de raadsman, is de verklaring van getuige [getuige 4]. [getuige 4] zou hebben gezien dat verdachte zich heeft omgekleed en een tas met kleding heeft weggegooid. Uit de verklaringen van de mensen in de winkel blijkt echter niet dat verdachte de overval heeft gepleegd. Ook uit de verklaring van getuige [getuige 3] blijkt niet dat verdachte de overval heeft gepleegd. Er heeft geen fotoconfrontatie van deze getuigen met verdachte plaatsgevonden. Dat getuigen iemand hebben gezien die zich aan het omkleden was, kan juist zijn, maar zegt nog niets over verdachte.
In het dossier worden verschillende signalementen gegeven. De dader zou een tenger postuur hebben. Van verdachte kan niet worden gezegd dat hij tenger is. Volgens
getuige [getuige 7] heeft zou de dader lichte schoenen hebben gedragen met een rode rand. Verdachte heeft dergelijke schoenen niet.
Verdachte heeft verklaard dat de gevonden schoen niet van hem is. In het proces-verbaal staat vermeld dat deze schoenmaat 46 heeft, terwijl verdachte maat 44 heeft. De gevonden schoen is dus niet de schoen van verdachte.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij oog in oog met de vermoedelijke dader heeft gestaan. Opvallend bij het signalement van verdachte is dat hij een moedervlek heeft aan de linkerkant van zijn gezicht. Dit is echter niet door [getuige 3] opgemerkt, noch door de winkelmeisjes. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de jonge man licht geel/ blond haar had. Verdachte heeft geen geel krullend haar maar donker haar. Caissière [aangever 1] spreekt, evenals getuige [getuige 1], over een licht getinte dader en getuige [getuige 2] over een man met een Marokkaans accent. Getuige [getuige 9] spreekt over 2 jongens op een fiets. Eén jongen was volgens deze getuige blank, de ander getint. Het bovenstaande roept volgens de verdediging veel vragen op.
Voorts heeft de verdediging opgemerkt dat getuigen niet hebben verklaard dat het petje afkomstig is van degene die zich heeft omgekleed. Er wordt niet verklaard dat het petje wordt weggegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij het petje een week ervoor kwijt is geraakt en dat het door iemand anders daar neer is gegooid.
Nu nagelaten is om veel zaken te onderzoeken, is de verdediging van oordeel dat verdachte het voordeel van de twijfel dient te krijgen en dat vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hierna onder 5 is weergegeven. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat zij caissière is bij supermarkt Lidl aan de [adres] te [woonplaats]. Op 7 april 2014 had zij net een klant geholpen en afgerekend toen er ineens een man naast haar stond. (…) Hij schreeuwde. Zij hoorde dat hij tegen haar zei: ”Doe je kassa open, ik wil geld, dit is een overval, doe open, ik heb een mes”. Van schrik deed zij de kassa-lade juist dicht. Hij riep nog een keer dat het een overval was en zij heeft toen de alarmknop ingedrukt en deze vastgehouden. [2]
Zij zag dat hij vervolgens zelf met zijn vingers op de toetsen drukte. Ook zag zij tot haar schrik een groot mes en dat hij dit mes onder zijn linker arm en jack droeg. (…) Zij zag dat hij dat grote mes richting haar hals hield en duwde. Het kwam niet tegen haar hals maar er niet ver vandaan. Opnieuw riep hij tegen haar: ”Doe open, doe open”. (…) Zij vermoedde dat hij zag dat zij in paniek was want hij liep vervolgens van haar vandaan en door naar de volgende kassa en caissière. Ineens zag zij dat hij haar kant weer kwam oplopen. De filiaalmanager die inmiddels naast haar stond, heeft haar kassa-lade bovenop aan de zijkant neergezet. De filiaalmanager zei nog tegen haar: “niets doen en gewoon geven”. Toen de man haar kassa voorbij liep greep hij naar de kassa-lade en gooide hem op de grond. (…)” [3]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat zij winkelmedewerkster is bij de winkel Lidl in [woonplaats]. Op 7 april 2014 zat zij om ongeveer 14:45 uur achter de tweede kassa.. (…)
Op een gegeven moment hoorde zij één lange bel. [4] (…) Zij hoorde dat de man heel hard schreeuwde naar [naam]. Zij hoorde: ”Dit is een overval. Doe je la open. Er wordt niet meer gebeld.” Zij zag dat [naam] haar la niet open kreeg. Toen zag zij dat de man een mes pakte. (…) Zij zag duidelijk dat de punt van het mes naar [naam] wees. De man stond op dat moment op de hoek van de kassa bij [naam] en zij wist zeker dat hij op minder dan één meter van haar afstond met dat mes in zijn hand. Zij zag dat [naam] nog steeds haar la niet open kreeg. Dat duurde de man blijkbaar te lang. Zij zag dat de man, met het mes in zijn hand, naar haar toe liep. Hij kwam dus achter haar langs lopen. Hij kwam aan haar linkerzijde staan en zij zag hem goed. Het was een blanke man. Zij zag dat hij het mes enkele centimeters van zich afhield aan haar linkerzijde. Zij hoorde hem roepen: ”Doe je la open” Dit zei hij meerdere malen. (…) Toen haar la open was zag zij dat hij het mes naast zich neerlegde naast de la. (…) Zij zag dat hij over haar heen boog en vervolgens het geld uit haar la pakte. Zij zag dat hij met zijn handen de briefjes van 20 euro, toen 10 euro en toen 5 euro pakte. Daarna pakte hij de briefjes van 50 euro weg onder de la met muntgeld. Toen zag zij dat hij het geld in zijn handen had en zij zag dat hij wegliep in de richting weer van [naam]. (…) Zij keek achter haar en zij zag dat haar chef, [getuige 8], naast [naam] stond. Zij zag dat de la van [naam] open stond. Zij zag dat de man de bak met geld uit de la pakte en dit heel agressief door de winkel gooide. Al het muntgeld zag zij op de grond vallen. Zij zag dat hij daarna de winkel uitliep. (…)” [5]
Getuige [getuige 2] stond op 7 april 2014 omstreeks iets voor 15:00 uur buiten de Lidl te Woerden. (…) Er kwam op dat moment iemand uit de winkel rennen. Hij zag deze man rennen in de richting van een fiets. (…) Hij zag hem echt heel hard wegfietsen. Hij zag hem schuin over de Boerendijk oversteken in de richting van de verkeerslichten. Na de verkeerslichten sloeg hij rechtsaf het bruggetje over en reed hij in de richting van het centrum van Woerden. Toen de man het bruggetje van de Chrysantstraat over was kwam [getuige 8], de filiaalmanager van de Lidl, naar buiten en die riep iets van overval en dat iedereen naar buiten moest. [6]
Getuige [getuige 3] bevond zich op 7 april 2014 omstreeks 15:00 uur buiten aan de zijkant van haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Hier loopt tevens een fiets/voetpad tussen de [adres] en de [adres]. Toen zag zij tussen de struiken tegen de aanbouw van haar woning een donkerblauwe sporttas staan. Zij vond dat vreemd en wilde de tas pakken. Precies op dat moment kwam er een jongen aan fietsen. (…) Zij zag dat hij zijn fiets op het fiets/voetpad op de grond gooide. Vervolgens zag zij dat de jongen de tas pakte en zijn schoenen begon om te wisselen. Hij pakte andere schoenen uit de tas en stopte de schoenen die hij aanhad in de tas terug. Zij zag vervolgens dat hij briefjes geld van vijftig euro in zijn broekzakken stopte. Zij zag dat één briefje op de grond viel waarop de jongen zei dat zij die mocht houden. Zij zag vervolgens dat de jongen de sporttas over de bootjes in het water gooide. Zij zag dat de jongen over de brug richting het centrum fietste. [7]
Getuige [getuige 9] bevond zich op maandag 7 april 2014, omstreeks 15.05 uur, in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Vanuit haar woning had zij vrij zicht over de Singel te Woerden naar het voetpad aan de overzijde van de singel. Haar aandacht werd getrokken door twee jongens op een fiets die op dat voetpad stonden, ongeveer een meter of tien vanaf de brug over de Singel van de Chrysantenstraat. Een van die jongens pakte een zwarte tas uit de struiken die tegen de flats aldaar staan. Zij zag dat een van de jongens in de tas aan het graaien was en het leek er op dat die jongen vervolgens andere schoenen aantrok. Zij zag dat de jongen de spullen bij elkaar graaide en in de tas stopte. De getuige zag dat de jongen die tas over een afgemeerd wit bootje heen in het water gooide. Zij zag dat er spullen uit die tas vlogen op het moment dat die tas weggegooid werd het water in. Zij zag dat de beide jongens ieder een fiets pakten en dat zij beiden heel hard over de brug van de Chrysantenstraat fietsten, in de richting van het centrum van Woerden. [8]
Verbalisanten kregen aanvullende informatie dat een getuige had gezien dat de dader van de overval zich zeer waarschijnlijk had omgekleed naast de [adres] te [woonplaats]. (…) Ter plaatse op 7 april 2014 omstreeks 15.02 uur, wees verbalisant [verbalisant 1] op een donker voorwerp dat in het water van de Singel, nabij de Oranjebrug van de Chrysantstraat, dreef en een schoen zou zijn van de verdachte. (…) Verbalisant zag dat er op een groen dekzeil van een kleine platte boot een wit petje lag. Verder hoorde verbalisant van een omstander nogmaals dat het donkere voorwerp dat in het water, op ongeveer 10 meter van de walkant, dobberde een schoen was die uit die tas was gekomen die de verdachte in het water gegooid had. [9] Het petje en de schoen zijn door verbalisant voor nader sporenonderzoek inbeslaggenomen. [10]
De binnenrand van de pet is bemonsterd en deze bemonstering is onderworpen aan een DNA-onderzoek. [11] Uit het NFI-rapport betreffende dit onderzoek is gebleken dat er een match is gevonden met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [12]
Getuige [getuige 4] fietste op 7 april, omstreeks 14:55 uur op de Vosbrug te Woerden toen hij een harde klap achter zich hoorde. (…) Toen hij omkeek zag hij dat er een fiets op de grond lag. Bij de fiets stond een jonge man die bezig was om gehaast een blauwe overall uit te trekken. Onder de overall droeg de jongen bovenkleding en een spijkerbroek. Hij zag dat de jonge man iets wits in zijn rechter broekzak propte. (…) De afstand tussen hem en de jonge man was ongeveer vijf à zes meter. Hij vond de jongeman erg paniekerig waardoor hij het niet vertrouwde. Hij zag dat er een oude vrouw met een klein wit hondje in de richting van de jonge man liep. (…) [13] Hij is in de richting van de jonge man en het oude vrouwtje gefietst. Hier zag hij dat de jonge man de door hem uitgetrokken overall in een blauwe sporttas stopte en dat de jonge man de blauwe sporttas in het water gooide. De getuige was inmiddels op minder dan één meter van de jonge man en de oude vrouw gekomen en hier zag hij dat de jonge man de oude vrouw een bankbiljet van 50 euro gaf. Hij hoorde dat de jonge man tegen de oude vrouw zei ”Die is voor u mevrouw”. Op dat moment realiseerde hij zich dat hetgeen de jongen man in zijn broekzak aan het stoppen was geld was. Op het moment dat hij dichter bij de jonge man aankwam zag hij dat de jonge man zijn fiets op pakte en op zijn fiets stapte. (…) De jongeman stapte op zijn fiets en reed snel weg in de richting van de Prins Bernhardlaan. De getuige is de jongeman achterna gefietst. Hij zag dat de jonge man een doodlopende straat in fietste en gokte erop dat de jonge man via de Wilhelminaweg verder zou fietsen. (…) Op het moment dat hij daar stond te wachten zag hij de jonge man de hoek om komen lopen. Het was dezelfde jonge man die hij op de fiets volgde. (…) Hij zag dat de jonge man heel rustig langs hem liep en zijn weg wilde vervolgen. (…) Op het moment dat de jonge man hem passeerde probeerde hij de man bij zijn arm beet te pakken. (…) Het lukte hem om met zijn vingertoppen de rechter mouw van zijn jas beet te pakken. Hij zag dat de jongen gewoon verder liep. Hij zag dat de jonge man hierna rennend zijn weg vervolgde in de richting van de parkeerplaats aan de Wagenstraat. Op dat moment zag de getuige een motoragent en hij wees in de richting van de jonge man. Hij zag dat de motoragent achter de jonge man aan ging. Hij hoorde in de verte wat commotie en is ook richting de Wagenstraat gefietst. De getuige zag dat de jonge man inmiddels door de politie was aangehouden.
Tijdens het rijden richting de supermarkt is verbalisant door een getuige op een fiets gewezen in de richting van de Prinses Beatrixstraat/Prins Hendrikkade. Op de Havenstraat is door dezelfde getuige gewezen naar een hardlopende man in een donkere jas. Op de Havenstraat is deze hardlopende man aangehouden. De aangehouden man is verdachte. Verbalisant zag tijdens de fouillering dat er een grote prop papiergeld in de rechterbroekzak van de verdachte zat. Verbalisant zag onder andere een briefje van 50 euro. [14]
Op 8 april 2014 deelde de rayonmanager van supermarktketen Lidl, telefonisch mede dat het vermiste geldbedrag na de overval op de Lidl te Woerden op 7 april 2014 € 2.536,75 bedroeg. [15]
Tijdens het insluiten zag verbalisant dat de verdachte een grote hoeveelheid briefgeld uit zijn broekzakken haalde. (…) Nadat verdachte zijn zakken leeg had gemaakt en gefouilleerd was, bleek dat hij het volgende bedrag bij zich droeg: l x briefje 100 euro; 36 x briefje 50 euro; 4 x briefje 20 euro; 34 x briefje 10 euro; 11x briefje 5 euro; l x muntje 20 cent; l x muntje 5 cent. De verdachte had een totaalbedrag van € 2.375,25 bij zich. [16]
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 april 2014 de overval op de Lidl supermarkt heeft gepleegd. Tussen het moment van de melding van de overval en het moment van aanhouding van verdachte zijn slechts enkele minuten gelegen. De getuigenverklaringen sluiten ten aanzien van het verloop van de gebeurtenissen in tijd en plaats op elkaar aan en vormen aldus een keten die naar verdachte leidt. De verklaring van verdachte, inhoudende dat getuige Machielse, nadat deze de kennelijke overvaller even uit het zicht heeft gelaten, zich in de persoon die hij zag lopen heeft vergist en dat hij, verdachte voor het eerst vanuit Utrecht onaangekondigd naar het nieuwe adres van zijn moeder in Woerden is gelopen met al zijn spaargeld contant op zak, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 07 april 2014 te Woerden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 2536,75 euro, toebehorende aan Lidl supermarkt, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [aangever 1]:
- een mes heeft getoond en
- dit mes naar de hals heeft gericht en
- dit mes richting de hals heeft gebracht en gehouden en daarbij mondeling de woorden heeft toegevoegd: "Doe je kassa open, ik wil geld, dit is een overval, doe open, ik heb een mes",
en
die [aangever 2]:
- een mes heeft getoond en
- dit mes naar het bovenlichaam heeft gericht en gericht heeft gehouden en
- daarbij een of meermalen mondeling de woorden toegevoegd: "Doe je la open".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport d.d. 9 mei 2014, te weten een meldplicht, behandelverplichting, een locatieverbod en de verplichting om mee te werken aan toeleiding naar een stabiele woning. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende roofoverval. Bij de overval op een filiaal van de Lidl supermarkt heeft hij twee caissières onder bedreiging met een mes gedwongen de kassa’s te openen. Diverse in de supermarkt aanwezige klanten waren hierbij aanwezig.
Verdachte is planmatig te werk gegaan. Ten tijde van de overval droeg hij een petje en een zonnebril met daaronder een wit doek over de onderzijde van zijn gezicht om herkenning te voorkomen. Reeds vóór de overval op de Lidl heeft hij in de buurt van de Lidl een sporttas met daarin schoenen in de struiken achtergelaten, teneinde na de gepleegde overval zijn schoenen om te wisselen voor de schoenen uit deze tas. De bij de overval gedragen kleding heeft hij in het water gegooid. Hieruit blijkt dat verdachte de overval nauwgezet heeft voorbereid. Het spreekt voor zich dat de overval voor de slachtoffers en het overige winkelpersoneel en de klanten die daarvan getuige zijn geweest een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hieraan heeft verdachte zich niets gelegen laten liggen. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van deze slachtoffers en ten nadele van de Lidl, op deze manier snel aan geld te komen. Daarnaast nemen door het plegen van zulke feiten de gevoelens van angst en gevoelens van onveiligheid in de samenleving toe. Verdachte heeft het feit ontkend en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde overval.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als richtlijn voor de straftoemeting. Voor een overval op een winkel met bedreiging geldt als richtlijn een gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving en gezien de ernst van het feit niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 7 juni 2014, opgemaakt door drs. M.E. Bredero, GZ-psycholoog, waarin (onder meer) is aangegeven dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het psychologisch onderzoek omdat hij zich niet gehoord heeft gevoeld door eerdere onderzoeken door de reclassering en een psycholoog. Daarbij vond hij het niet nuttig, omdat er niets met hem aan de hand zou zijn.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport d.d. 9 mei 2014, opgemaakt door H. Wiebe, reclasseringswerker. De reclassering heeft geadviseerd om onder meer een behandelverplichting als bijzondere voorwaarde op te nemen evenals de verplichting om mee te werken naar een toeleiding naar een stabiele woning.
De rechtbank ziet gelet op dit advies, op de jeugdige leeftijd en op het vrijwel blanco strafblad van verdachte, redenen een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, teneinde verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en het volgen van de aanbevolen behandeling te waarborgen.
Wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding dit toe te wijzen, nu het opgelegde onvoorwaardelijke strafdeel zodanig lang is dat een eventueel hoger beroep naar alle waarschijnlijkheid tijdens de detentie van verdachte zal zijn afgehandeld.
De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen volgend op de onherroepelijkheid datum van het vonnis melden bij de reclassering, Reclassering Nederland, Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd van twee jaren bij de Reclassering Nederland blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht;
2. De veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan diagnostisch onderzoek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij een forensische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
3. De veroordeelde wordt verplicht om mee te werken naar een toeleiding naar een stabiele woning, ook als dat inhoudt een begeleid of beschermd wonen, zoals een instelling als Exodus, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 07 april 2014 te Woerden, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 2536,75 euro, althans
een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Lidl Supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
met het oogmerk van wederechterlijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 2536,75 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Lidl supermarkt, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezelf en/of gevolg van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1]
en/of [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
die [aangever 1]:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of
- dit mes, althans dit scherpe en/of puntige voorwerp, naar de hals, althans
het bovenlichaam, heeft gericht en/of
- dit mes, althans dit scherpe en/of puntige voorwerp richting de hals,
althans het bovenlichaam heeft gebracht en/of gehouden en/of
daarbij mondeling de woorden heeft toegevoegd: "Doe je kassa open, ik wil
geld, dit is een overval, doe open, ik heb een mes", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking
en/of
die [aangever 2]:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of
- dit mes, althans dit scherpe en/of puntige voorwerp, naar het bovenlichaam,
heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
- daarbij een of meermalen mondeling de woorden toegevoegd: "Doe je la open",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van 1 juli 2014, in de zaak tegen de veroordeelde gestelde:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende: PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein, Nieuwegein.
Raadsman mr. C.A. Jonkers, advocaat te Utrecht.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1], pag. 47.
3.Idem, pag. 48.
4.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 2], pag. 51.
5.Idem, pag. 52.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pag. 78.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pag. 35.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9], pag. 101.
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], pag. 25.
10.Idem, pag. 26.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 168 tot en met 170.
12.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 mei 2014, opgemaakt door drs. ing. [A].
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], pag. 40.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 37.
15.Proces-verbaal van bevindingen vermist geldbedrag, pag. 46.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 115.