Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte heeft ontkend de overval op de Lidl te hebben gepleegd. Hij was op een verkeerd moment op de verkeerde plaats.
In het dossier zijn veel omissies; de politie heeft veel zaken laten liggen waarnaar nader onderzoek had moeten worden verricht. De raadsman wijst daarbij op het volgende.
-Op pagina 5 van het dossier staat vermeld dat een kassalade met muntgeld met daarop een handpalm zou zijn veilig gesteld. Gebleken is dat dit niet nader is onderzocht.
-Getuige [getuige 3] heeft het briefje van € 50,00 moeten afgeven voor nader onderzoek. Ook dit nadere onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
-Op pagina 151 van het dossier is gerelateerd dat het DNA van verdachte vergeleken zou worden met de eventuele sporen op het witte petje, het mes, handvatten van de fiets, het zadel van de fiets en de aangetroffen schoen. Alleen het petje en het mes zijn onderzocht.
-Voorts hebben getuigen [getuige 5] en [getuige 6] gezien dat de dader een lichtblauwe boxer/ onderbroek droeg. Verdachte heeft echter geen lichte blauwe boxer en de politie heeft nagelaten het ondergoed ten tijde van de aanhouding van verdachte te controleren.
De enige verklaring in het dossier die link tussen verdachte en de overvaller legt, aldus de raadsman, is de verklaring van getuige [getuige 4]. [getuige 4] zou hebben gezien dat verdachte zich heeft omgekleed en een tas met kleding heeft weggegooid. Uit de verklaringen van de mensen in de winkel blijkt echter niet dat verdachte de overval heeft gepleegd. Ook uit de verklaring van getuige [getuige 3] blijkt niet dat verdachte de overval heeft gepleegd. Er heeft geen fotoconfrontatie van deze getuigen met verdachte plaatsgevonden. Dat getuigen iemand hebben gezien die zich aan het omkleden was, kan juist zijn, maar zegt nog niets over verdachte.
In het dossier worden verschillende signalementen gegeven. De dader zou een tenger postuur hebben. Van verdachte kan niet worden gezegd dat hij tenger is. Volgens
getuige [getuige 7] heeft zou de dader lichte schoenen hebben gedragen met een rode rand. Verdachte heeft dergelijke schoenen niet.
Verdachte heeft verklaard dat de gevonden schoen niet van hem is. In het proces-verbaal staat vermeld dat deze schoenmaat 46 heeft, terwijl verdachte maat 44 heeft. De gevonden schoen is dus niet de schoen van verdachte.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij oog in oog met de vermoedelijke dader heeft gestaan. Opvallend bij het signalement van verdachte is dat hij een moedervlek heeft aan de linkerkant van zijn gezicht. Dit is echter niet door [getuige 3] opgemerkt, noch door de winkelmeisjes. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de jonge man licht geel/ blond haar had. Verdachte heeft geen geel krullend haar maar donker haar. Caissière [aangever 1] spreekt, evenals getuige [getuige 1], over een licht getinte dader en getuige [getuige 2] over een man met een Marokkaans accent. Getuige [getuige 9] spreekt over 2 jongens op een fiets. Eén jongen was volgens deze getuige blank, de ander getint. Het bovenstaande roept volgens de verdediging veel vragen op.
Voorts heeft de verdediging opgemerkt dat getuigen niet hebben verklaard dat het petje afkomstig is van degene die zich heeft omgekleed. Er wordt niet verklaard dat het petje wordt weggegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij het petje een week ervoor kwijt is geraakt en dat het door iemand anders daar neer is gegooid.
Nu nagelaten is om veel zaken te onderzoeken, is de verdediging van oordeel dat verdachte het voordeel van de twijfel dient te krijgen en dat vrijspraak dient te volgen.