ECLI:NL:RBMNE:2014:2656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
16/661858-13 en 16/600212-11 tul (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd tegen slachtoffer in Utrecht

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijk geweld tegen een slachtoffer op 19 mei 2012 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn vader het slachtoffer klemgereden heeft, hem uit zijn auto heeft getrokken en vervolgens heeft geslagen. Dit geweld vond plaats tijdens een vechtpartij waarbij het slachtoffer door mededaders met een breekijzer werd geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 90 dagen en een werkstraf van 180 uren. Daarnaast werd een voorwaardelijke straf uit een eerdere veroordeling ten uitvoer gelegd, wat leidde tot een extra gevangenisstraf van 35 dagen, omgezet in een werkstraf van 70 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 1.148,20, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot vrijspraak voor de zwaarste tenlasteleggingen gehonoreerd, maar het openlijk geweld is bewezen verklaard. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in het geweld als relatief beperkt beoordeeld, maar de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661858-13 en 16/600212-11 tul (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 27 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013 en 13 juni 2014. De verdachte is beide keren in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 13 juni 2014 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 mei 2012 te Utrecht:
1. (primair) samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, (subsidiair) samen met anderen die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, (meer subsidiair) samen met anderen heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meest subsidiair) zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen die [slachtoffer].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor hetgeen onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd.
De officier van justitie acht het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat voor de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde gedragingen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is en heeft verzocht om verdachte daarvan vrij te spreken.
Met betrekking tot het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat verdachte wel een bijdrage heeft geleverd, maar dat het de vraag is of sprake was van het leveren van een voldoende significante bijdrage in het ten aanzien van het slachtoffer uitgeoefende geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 19 mei 2012 heeft omstreeks 20:30 uur op de Schermerhornstraat te Utrecht een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard [2] dat hij op zaterdag 19 mei 2012 over de Schermerhornstraat te Utrecht reed, dat er een Mercedes en een Opel voor en achter hem kwamen rijden, dat deze auto’s hem klemreden en hem dwongen om te stoppen. Voordat aangever wist wat er gebeurde stonden er vier personen rondom zijn auto. Eén daarvan, degene die aan de passagierszijde stond, trok aangever uit zijn auto. Aangever is vervolgens geslagen met (onder meer) een honkbalknuppel en een breekijzer.
Aangever heeft voorts verklaard [3] dat verdachte, [verdachte], degene was die het portier open heeft gedaan en op aangever begon in te slaan, dat [A] hem diverse keren met ‘iets’ geslagen heeft en dat [B] een blauwe koevoet in zijn handen had en aangever daarmee diverse keren sloeg op hoofd, schouders, armen en schenen.
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris een situatieschets getekend [4] op welke wijze de 3 auto’s stonden. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op zijn balkon zat, dat hij het geluid van een zeer snel rijdende auto hoorde, dat een auto was klemgereden, dat er 3 of 4 personen uit de andere auto’s stapten, dat de bestuurder van de klemgereden auto uit zijn auto werd getrokken, dat de bestuurder door zijn belagers tegen de grond werd gewerkt en dat de bestuurder met een houten stok, een honkbalknuppel, tegen zijn hoofd werd geslagen en dat één van de belagers een metalen voorwerp in zijn handen had.
Verdachte heeft verklaard [5] dat hij aan de passagierskant van de auto van aangever stond en dat zijn vader, [A], aan de bestuurderskant van de auto van aangever stond. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aangever twee klappen heeft gegeven.
Over de aanleiding tot de confrontatie, heeft verdachte verklaard dat zijn vader met aangever wilde gaan praten om ‘de boel te sussen’ en dat hij, verdachte, achter zijn vader aanreed.
In het ziekenhuis is op 19 mei 2012 bij aangever [slachtoffer] het volgende letsel geconstateerd:
- verwonding rechterzijde voorhoofd;
- fractuur schedel (os frontale doorlopend tot mediale orbitabegrenzing);
- commotio cerebri (hersenschudding).
Afhankelijk van de hersenschudding werd de duur van genezing geschat op een paar weken. [6]
Op 21 mei 2012 hebben verbalisanten [B] bij het water in het Griftpark een werpende beweging zien maken waarna zij een seconde later een harde plons in het water hoorden. [7] Op 22 mei 2012 is op deze plek door de politie een breekijzer uit het water gehaald. Het breekijzer was blauw van kleur met een lengte van ongeveer 60 cm. De kleur was goed zichtbaar en er was geen direct roest zichtbaar op het breekijzer. [8] De breedte van de vork van het aangetroffen breekijzer [9] was 32 mm.
Op 24 mei 2012 zijn bij [slachtoffer] de volgende tien verwondingen waargenomen:
- op het voorhoofd een streepvormige gehechte verwonding van 5 mm breed en 25 mm lang;
- een sterk verkleurd rechteroog met een bloeduitstorting;
- achter op de rechterschouder een streepvormige verwonding van 25 mm lang en 2 cm breed met een hematoom;
- een ovaalvormige verwonding van 6 bij 18 mm op de rechterelleboog;
- op de rug een verwonding van 2 bij 5 mm met hierboven een v-vormige kras;
- achter op de linkerschouder een schaafplek van 20 bij 15 mm met daaronder een dubbele streepvormige verwonding, in het verlengde van elkaar bij elkaar met een onderbreking van 38 mm lang en 2 mm breed;
- kleine verwonding van 4 bij 3 mm op de borst;
- oppervlakkige schaafwond van 3 mm bij 70 mm boven rechterheup;
- verwonding op rechterscheenbeen van 12 bij 44 mm;
- verwonding op rechterelleboog van 12 bij 3 mm. [10]
Vrijspraak feit 1, primair, subsidiair, meer subsidiair
De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood of de (poging tot) zware mishandeling.
Verdachte zal dan ook van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 1, meest subsidiair
Wel acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer]. Verdachte heeft samen met zijn vader [A] (de auto van) aangever klemgereden, heeft aangever uit zijn auto getrokken en heeft aangever geslagen. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage geleverd aan het gevecht, waarbij aangever door een van de mededaders meermalen met een breekijzer op het lichaam en het hoofd werd geslagen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks19 mei 2012 te Utrecht met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de Schermerhornstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het in zijn auto tot stilstand brengen van die [slachtoffer] en
/of
- het (vervolgens) uit de auto trekken van die [slachtoffer] en
/of
- het (vervolgens) (met kracht) met een honkbalknuppel en
/ofbreekijzer
en/of mes, althans een hard voorwerpen
/ofhanden/vuisten tegen het lichaam en/of hoofd slaan
en/of schoppen tegen het lichaam en/of hoofdvan die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewezen geachte feit beroepen op noodweer.
De rechtbank is van oordeel dat de voor een geslaagd beroep op noodweer vereiste ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf of goed, niet aannemelijk is geworden. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Er zijn dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om niet de voorlopige hechtenis te laten herleven en heeft gevraagd om verdachte een werkstraf op te leggen. Voorts heeft de verdediging verzocht om het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij uitspraak op te heffen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aangever heeft aan de confrontatie met verdachte en de twee of drie anderen onder meer een schedelfractuur overgehouden.
Het behoeft geen betoog dat zo’n gewelddadige vechtpartij midden op de openbare weg schokkend is geweest voor het slachtoffer en voor de mensen in de nabije omgeving die de vechtpartij hebben gezien. Dit soort praktijken brengt gevoelens van onveiligheid met zich mee.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de rol van verdachte relatief beperkt is geweest en dat niet is vastgesteld dat verdachte zelf met slagwapens heeft geslagen.
De rechtbank heeft in het kader van de persoon van verdachte acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 november 2013, waaruit blijkt dat verdachte op 22 juni 2011 is veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling tot een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte sinds de schorsing met ingang van 4 december 2013 van zijn voorlopige hechtenis zich weer laat begeleiden en behandelen door Victas respectievelijk Kade 17.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen en een werkstraf voor de duur van 180 uren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van
€ 8.712,56, te weten € 3.712,56 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De behandeling van een gedeelte van de vordering levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank schat de immateriële schade op € 1.000,00 en waardeert de materiële schade op € 148,20 (T-shirt en reiskosten). De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 1.148,20 worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De verplichting tot schadevergoeding wordt hoofdelijk opgelegd, dat wil zeggen dat verdachte, evenals de medeverdachte(n), aansprakelijk is/zijn voor de gehele schade. Als de medeverdachte(n) de schade heeft/hebben betaald, is verdachte bevrijd aan de benadeelde partij te betalen en omgekeerd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 september 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/600212-11 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 juni 2011 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 75 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Uit de vordering blijkt dat de officier van justitie de vordering heeft ingediend omdat verdachte zich voor het einde van de hiervoor genoemde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 16/661858-13.
Ter terechtzitting van 13 juni 2014 is de vordering van de officier van justitie besproken. Daarbij is abusievelijk, gelet op de negatieve terugmelding van 18 juli 2013, met name het overtreden van de bij vonnis van 22 juni 2011 opgelegde bijzondere voorwaarden besproken, en niet expliciet het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Omdat deze handelwijze niet ten nadele van verdachte is, meent de rechtbank dat kan worden besloten als hierna overwogen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding tot de tenuitvoerlegging van een gedeelte van het voorwaardelijk strafdeel en wel de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen, welke gevangenisstraf zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 70 uren. Voor het overige gedeelte zal de rechtbank de proeftijd verlengen met 1 jaar.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 27, 36f, 14g en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1. meest subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, zoals hierboven onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen;
- beveelt dat van de 97 dagen die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, 90 dagen bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering wordt gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 180 uren;
- beveelt voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
- beveelt dat de, na bovenbedoelde aftrek, resterende tijd van 7 dagen die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.148,20, waarvan 148,20 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 19 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 1.148,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2012, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen detentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging in 16/600212-11
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 juni 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600212-11 voor een deel
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden
vervangen door een werkstraf van 70 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen;
- verlengt voor het overige de proeftijd met één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt na wijziging ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft
gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] in zijn auto tot stilstand gedwongen door hem klem te rijden
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] uit zijn auto getrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) met een honkbalknuppel en/of
breekijzer en/of mes althans een hard voorwerp tegen het hoofd en/of lichaam
heeft geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schedel(basis)fractuur), heeft
toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk (met kracht) met een
honkbalknuppel en/of breekijzer en/of mes althans een hard voorwerp tegen het
hoofd en/of lichaam
te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen
of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- die [slachtoffer] in zijn auto tot stilstand gedwongen door hem klem te rijden
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] uit zijn auto getrokken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) met een honkbalknuppel en/of
breekijzer en/of mes althans een hard voorwerp tegen het hoofd en/of lichaam
heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2012 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Schermerhornstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het in zijn auto tot stilstand brengen van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) uit de auto trekken van die [slachtoffer] en/of
- het (vervolgens) (met kracht) met een honkbalknuppel en/of breekijzer en/of mes, althans een hard voorwerp en/of handen/vuisten tegen het lichaam en/of hoofd slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer];
Art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2012, opgenomen op pagina 48-49 van proces-verbaal dossiernummer 2012 120274B, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 354, ihb pag 48.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 20 mei 2012, opgenomen op pagina 14-16 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 14.
3.Het proces-verbaal van verhoor van aangever d.d. 23 mei 2013 met bijlage, opgenomen op pagina 20-23 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] door de rechter-commissaris d.d. 1 oktober 2012 met bijlagen.
5.Het proces-verbaal van de zitting van 3 december 2013 en het proces-verbaal van de zitting van 13 juni 2014.
6.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 11 juni 2012, opgenomen op pagina 47 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van niet-stelselmatige observatie d.d. 21 mei 2012, opgenomen op pagina 92 en 93 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, opgenomen op pagina 95 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, opgenomen op pagina 44 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 25 mei 2012, opgenomen op pagina 30 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, met als bijlagen foto’s van het letsel op pagina 31 tot en met 43.