ECLI:NL:RBMNE:2014:2627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
16/992500-11 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en valsheid in geschrifte door feitelijk leidinggevenden van vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte als feitelijk leidinggevende van hun vennootschap betrokken was bij een grootschalig fraudeverband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen. De verdachte werd beschuldigd van het valselijk opmaken van een samenwerkingsovereenkomst en twee allonges, alsook van het valselijk opmaken van een bedrijfsadministratie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk essentiële informatie voor hun contractpartner hebben verzwegen en een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukte dat de fraude ernstige gevolgen had voor de betrokken partijen en het vertrouwen in zakelijke transacties ondermijnde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/992500-11 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1945],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 16 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.J. Boswijk, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer:
Feit 1 primair: dat [bedrijf 1] BV in de periode van 21 februari 2000 tot en met
30 december 2002 tezamen en in vereniging met een ander of anderen een samenwerkingsovereenkomst en twee allonges (D-01, D-02 en D-03) valselijk heeft opgemaakt, aan het plegen van welke feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 1 subsidiair: dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen in de periode van 21 februari 2000 tot en met 30 december 2002 een samenwerkingsovereenkomst en twee allonges (D-01, D-02 en D-03) valselijk heeft opgemaakt;
Feit 2 primair: dat [bedrijf 1] BV in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2011 een bedrijfsadministratie en/of projectadministratie valselijk heeft opgemaakt, aan het plegen van welke feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2 subsidiair: dat [bedrijf 1] BV in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2011 tezamen en in vereniging met een ander of anderen een valse winstdelingsovereenkomst (D-04) en 13 valse facturen voorhanden heeft gehad door deze op te nemen in de bedrijfsadministratie, aan het plegen van welke feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3 primair: dat [bedrijf 1] BV in de periode van 14 december 2001 tot en met
31 december 2004 een geldbedrag van € 34.809.649,--, althans € 8.812.639,-- en
€ 3.217.788,-- heeft witgewassen, aan het plegen van welke feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3 subsidiair: dat verdachte in de periode van 14 december 2001 tot en met 31 december 2004 tezamen en in vereniging met een ander of anderen een geldbedrag van
€ 34.809.649,--, althans € 8.812.639,-- en € 3.217.788,-- heeft witgewassen.

3.Voorvragen

Geldigheid dagvaarding en bevoegdheid rechtbank
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, in eerste instantie omdat bij verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij niet (verder) zou worden vervolgd. Dit komt door het Openbaar Ministerie gedane of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen uitlatingen, aldus de raadsman. De overschrijding van de redelijke termijn in samenhang met voornoemd opgewekt vertrouwen, dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige beslissing van het Openbaar Ministerie dat er niet tot vervolging zal worden overgegaan.
De vraag dient derhalve beantwoord te worden of er op enige andere wijze bij verdachte een aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, opgewerkt vertrouwen is gewekt dat er geen verdere vervolging zou plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat op generlei wijze is gebleken of voldoende concreet gesteld dat de uitlatingen in de pers en in het boek “De Vastgoedfraude” zijn toe te rekenen aan het Openbaar Ministerie, zodat daarin geen basis voor dat vertrouwen kan worden gevonden. De brief van 18 april 2008, verzonden door officier van justitie mr. Zweers is naar het oordeel van de rechtbank onhandig geformuleerd (misschien zelfs wel feitelijk onjuist), maar een te honoreren vertrouwen dat niet verder vervolgd zou worden kan hieruit niet worden afgeleid. Van niet-ontvankelijkheid om deze redenen kan dan ook geen sprake zijn.
De overschrijding van de redelijke termijn kan evenmin, ook niet in combinatie met het vorenstaande, tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie leiden.
Vervolgens heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit, omdat hij vraagtekens plaatst bij de authenticiteit van een document dat in het dossier is gevoegd, te weten D-171. De raadsman wijst er daarbij specifiek op dat enkele delen tekst van dit (gekopieerde) document voorzien zijn van een gestippelde achtergrond waardoor hij zich afvraagt of delen van het (originele) document zijn ‘geknipt en geplakt’.
De rechtbank ziet evenwel geen enkel aanknopingspunt om aan de juistheid van dit document te twijfelen. Zij merkt daartoe op dat ook zij heeft waargenomen dat enkele delen tekst van dit document zijn voorzien van een gestippelde achtergrond maar dat dat niet geldt voor andere delen, waaronder het registratienummer van de Kamer van Koophandel, genoemd op het document. Dat nummer komt overeen met het registratienummer van de in het document genoemde BV. Ook overigens heeft de rechtbank geen aanleiding te veronderstelling dat dit document niet authentiek zou zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer dient te worden verworpen.
Ten slotte heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit ten aanzien van feit 2 subsidiair, gelet op de vervolgingsuitsluitingsgrond ex artikel 69 lid 4 AWR. De rechtbank komt niet aan bespreking van dit verweer toe, omdat dit betrekking heeft op het subsidiair ten laste gelegde en hierna reeds het primair onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder feit 1 primair, feit 2 primair en het onder feit 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het bewijs [1]
Inleidende opmerking
Omwille van de leesbaarheid zal in dit vonnis worden gesproken over [bedrijf 1] BV, ook wanneer het de periode betreft waarin [bedrijf 1] BV was genaamd [bedrijf 2] BV.
[bedrijf 1] BV
[bedrijf 1] BV, van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
BV, staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder registratienummer [registratienummer]. Van 21 februari 2000 tot 29 december 2006 was [bedrijf 1] BV gevestigd te [vestigingsplaats] en vanaf 29 december 2006 te [vestigingsplaats]. [2]
[bedrijf 1] BV is opgericht op 6 april 1989. Verdachte (hierna omwille van de leesbaarheid ook wel te noemen: [verdachte]) is sinds 1 juni 2000 directeur van [bedrijf 1] BV en uit functie getreden op 29 december 2006. [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) is per 1 juni 2000 tevens directeur geworden van [bedrijf 1] BV. [medeverdachte] is uit functie getreden op 22 maart 2005. [3]
[verdachte] is enig aandeelhouder en directeur van Ir. [verdachte] BV. Vanaf de oprichting van [bedrijf 1] BV op 6 april 1989 is Ir. [verdachte] BV enig aandeelhouder geweest tot 19 december 1996. [4]
Via [bedrijf 3] BV wordt [verdachte] vanaf 19 december 1996 voor 57,5 % aandeelhouder van [bedrijf 1] BV. [medeverdachte] is sinds 1 januari 1997 voor 42,5 % aandeelhouder geworden van [bedrijf 1] BV. Zij zijn beiden aandeelhouder gebleven tot en met
29 december 2006. [5]
[project]
Het project [project] betreft de ontwikkeling van kantoorgebouwen met parkeergelegenheid op de percelen [perceel] en [perceel] gelegen aan de [project] en het [terrein], gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats]. De ontwikkeling was gepland te verlopen in drie fases.
Na onderhandelingen vanaf 1998, waarbij [bedrijf 1] BV daartoe een optie verkrijgt, koopt zij op 17 november 1999 van [maatschappij 2] BV de erfpachtrechten van het [terrein] voor 5,2 miljoen gulden. De levering van de erfpachtrechten aan [bedrijf 1] BV vindt plaats op 3 mei 2000. [6]
[A] was als bemiddelaar namens [maatschappij 2] betrokken bij de verkoop van het [terrein]. [medeverdachte] was directeur van [A]. [7]
Op 21 februari 2000 sluit [bedrijf 1] BV een samenwerkingsovereenkomst met [maatschappij 1] CV (hierna te noemen: [maatschappij 1]). Deze samenwerkingsovereenkomst houdt onder meer in dat [maatschappij 1] en [bedrijf 1] BV voor gezamenlijke rekening en risico en op basis van gelijkwaardigheid de percelen [perceel], [perceel], en het [terrein] gaan ontwikkelen (artikel 1 samenwerkingsovereenkomst) en het ontwikkelings- c.q. projectresultaat - zowel positief als negatief - tussen partijen gelijkelijk (50%-50%) wordt verdeeld.
De samenwerkingsovereenkomst is namens [bedrijf 1] BV ondertekend door [verdachte]. [8]
Via een allonge d.d. 4 mei 2000 doet [bedrijf 1] BV afstand van de ontwikkelings- en winstrechten van de fasen 1 en 2. Deze allonge wordt namens [bedrijf 1] BV ondertekend door [verdachte]. [9]
In deze allonge is opgenomen dat [bedrijf 1] BV aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b) grondposities en (c) de benodigde gronden m.b.t. fase I en II (in totaal groot circa 66.600 m2) en dat [maatschappij 1] aan [bedrijf 1] BV 28.475.000,- gulden en 200 gulden ex btw per m2 B.V.O. en 3.000.000,- gulden voor algemene kosten betaalt. [10]
Op basis van deze allonge heeft [bedrijf 1] BV recht op 49,1 miljoen. Op 6 juni 2000 wordt een bedrag van 49,1 miljoen bijgeschreven op de rekening van [bedrijf 1] BV. [11]
Op 30 december 2002 wordt ook de participatie van [bedrijf 1] BV bij fase 3 beëindigd door middel van een allonge. Deze allonge wordt namens [bedrijf 1] BV ondertekend door [medeverdachte]. [12]
In deze allonge is opgenomen dat [bedrijf 1] BV aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten en (b) grondpositie met betrekking tot fase III (groot circa 33.300m2) en dat [maatschappij 1] aan [bedrijf 1] BV EUR 4.300.000,- en/of EUR 1.500.000,- en EUR 680.000,- en preferente grondcomponenten (zijnde EUR 90.76 per m2 b.v.o) betaalt. [13]
Op basis van deze allonge betaalt [maatschappij 1] aan [bedrijf 1] BV EUR 7,7 miljoen . [14]
Winstdelingsovereenkomsten
In 2004 vindt een boekenonderzoek plaats bij [medeverdachte] door de Belastingdienst. Tijdens een daarop volgend derdenonderzoek bij [bedrijf 1] BV overlegt [verdachte] een winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 1] BV en [onderneming] BV van 21 maart 2000. Op grond daarvan heeft [onderneming] BV recht op een derde van de winst van het project [project]. [15]
[verdachte] heeft verklaard dat de overeenkomst van 21 maart 2000 een schriftelijke neerslag is van een mondelinge overeenkomst, gesloten in 1999. [16]
[onderneming] BV is een onderneming van [B]. [17] Tijdens een derdenonderzoek bij[onderneming] BV wordt in de administratie een winstdelingsovereenkomst aangetroffen tussen[onderneming] BV en [bedrijf 4] BV. Op grond daarvan komt van de winst die [onderneming] haalt uit de overeenkomst met [bedrijf 1] BV inzake het project [project], 75% toe aan [bedrijf 4] BV en 25% aan[onderneming] BV. [18]
Voorafgaand aan het sluiten van de winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 1] BV en [onderneming] BV van 21 maart 2000, heeft [bedrijf 1] BV op 21 februari 2000 een volmacht verleend aan [notaris] om een winstdelingsovereenkomst met [bedrijf 4] BV aan te gaan. [19] Bij deze notaris is ook aangetroffen een conceptwinstdelingsovereenkomst opgemaakt tussen [bedrijf 1] BV en [bedrijf 4] BV, een onderneming van [C]. [20]
[C] heeft verklaard dat hij zelf de routing heeft bedacht voor wat betreft de facturering van [bedrijf 4] en [onderneming] met inachtneming van de toestemming van de heer [D]. De uitwerking heeft [C] bedacht in samenwerking met [B] en deels de heer [E]. Het initiatief tot het opzetten van de potjes en de winstdelingsovereenkomsten ligt, volgens [C], bij hemzelf. [21]
Facturen
In de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] BV zijn onder meer de volgende facturen opgenomen:
- [bedrijf 5] BV [22] ;
- [bedrijf 6] BV [23] ;
-[bedrijf 9] BV [24] ;
- [bedrijf 7] BV [25] ;
- [bedrijf 8] BV [26] .
[bedrijf 1] BV heeft een factuur van [bedrijf 5] BV van 3 juli 2000 van 1,25 miljoen gulden betaald. Op de factuur staat vermeld “courtage conform afspraak”. [27]
[F] heeft verklaard dat [bedrijf 5] geen werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] (de rechtbank leest: c.q. [bedrijf 1] BV). De facturen zijn letterlijk door [C] en [B] op tafel gelegd. [bedrijf 5] was een doorgeefluik. [bedrijf 5] BV is opgericht op verzoek van [C] en [B]. [F] stuurde facturen en er bleef een courtage voor hem over. [28]
[bedrijf 1] BV heeft op 25 november 2002 38.080,-- euro betaald aan [bedrijf 6] BV. Op de factuur staat vermeld “Terzake verricht marktonderzoek [vestigingsplaats] ten behoeve van de huuraanbieding [bank] NV”. [29]
[G] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] (de rechtbank leest: c.q. [bedrijf 1] BV). Met de heren van het [maatschappij 1] bedoelt [G] de heren [C], [B] en [E]. Het gebeurde vaak dat dergelijke bedragen op voorafspraak met de heren van het [maatschappij 1] verder gedistribueerd moesten worden. [30]
[bedrijf 1] BV heeft in totaal 331.793,48 euro betaald aan[bedrijf 9] BV. Op de facturen staat vermeld dat de bedragen voor verrichte wervingsactiviteiten zijn. [31]
[bedrijf 1] BV heeft in totaal 664.701,00 euro betaald aan [bedrijf 7] BV. Op de facturen staat vermeld dat er adviezen zijn verstrekt en opdrachten zijn verricht met betrekking tot kantorenproject [adres]/[project] te [vestigingsplaats]. [32]
[I], directeur van [bedrijf 7], heeft verklaard dat hij niet meer weet op grond waarvan er betaald is. [33]
[bedrijf 1] BV heeft in totaal 1.516.725,-- euro betaald aan [bedrijf 8] BV. Op de factuur staat “courtage inzake de verkoop van het project [project] Fase I”. [34]
[bedrijf 1] BV heeft 16.151.691,- gulden en 983.333,- gulden en 500.000,- gulden (zijnde in totaal 8.812.639,- euro) betaald aan [notaris]. [35]
[verdachte] heeft verklaard dat [maatschappij 1] hem heeft gevraagd de facturen te betalen. [36] [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij uit de stempels op de facturen opmaakt dat de facturen betaald zijn. Hij weet niet waar de betalingen voor zijn geweest. Ten aanzien van de factuur aan [bedrijf 5] BV heeft [verdachte] verklaard dat deze factuur mogelijk voor [maatschappij 1] is betaald als nog lopende verplichting. Dit was een uitvloeisel van de onderhandelingen met [maatschappij 1]. [37]
[medeverdachte] heeft verklaard dat er een discussie heeft gespeeld met [maatschappij 1] over het betalen van facturen voor [maatschappij 1]. De binnenkomende facturen werden beoordeeld door zowel [verdachte] als [medeverdachte]. [38]
Facturen betaald na 14 december 2001
Op 15 februari 2002 is door [bedrijf 1] BV 151.200,-- euro betaald aan [bedrijf 8] BV. [39]
In de periode van 15 februari 2002 tot en met 22 juli 2003 heeft [bedrijf 1] BV 664.701,-- euro betaald aan [bedrijf 7] BV. [40]
Op 25 november 2002 heeft [bedrijf 1] BV 38.080,-- euro betaald aan [bedrijf 6] BV. [41]
In de periode van 6 maart 2002 tot en met 27 oktober 2003 heeft [bedrijf 1] BV 331.793,-- euro betaald aan[bedrijf 9] BV. [42]
Op 21 januari 2003 heeft [bedrijf 1] BV 983.333,-- euro betaald aan [notaris]. [43] Op 21 oktober 2004 heeft [bedrijf 1] BV 500.000,-- euro betaald aan [notaris]. [44]
Op 22 juli 2003 heeft [bedrijf 1] BV 1.365.525,-- euro betaald aan [bedrijf 8] BV. [45]
In totaal betreffen de hier opgesomde bedragen van facturen betaald na 14 december 2001 een bedrag van 4.034.632,-- euro. [46]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Feitelijk leidinggeven
[verdachte] was directeur van [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2] BV gedurende de in de bewezenverklaring genoemde periodes. [verdachte] heeft namens [bedrijf 1] BV ook diverse overeenkomsten, waaronder de samenwerkingsovereenkomst met [maatschappij 1], de winstdelingsovereenkomst met [onderneming] en de eerste allonge ondertekend. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] feitelijk leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] BV gedurende de periode dat hij directeur was.
[medeverdachte] is per 1 juni 2000 directeur geworden van [bedrijf 1] BV, maar werkte daarvoor, in ieder geval vanaf het moment van zijn grootaandeelhouderschap al nauw en bewust samen met [verdachte] in het feitelijk leidinggeven aan [bedrijf 1] BV. Zowel [verdachte] als [medeverdachte] heeft verklaard dat zij elkaar op de hoogte hielden van wat er gebeurde en [medeverdachte] is ook bij besprekingen waarbij [bedrijf 1] was betrokken aanwezig geweest. Daarnaast was [medeverdachte] aandeelhouder van [bedrijf 1] BV en had hij in die hoedanigheid invloed op de beslissingen die werden genomen. Ook was reeds voor aanvang van de ten laste gelegde periodes bekend dat [medeverdachte] de beoogd opvolger was van [verdachte]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte] en [verdachte] als medeplegers van feitelijk leidinggeven kunnen worden aangemerkt voor de ten laste gelegde periodes tot aan het moment dat zij hun functie als directeur hebben neergelegd, te weten 29 december 2006.
Valsheid in geschrifte
[bedrijf 1] BV heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [maatschappij 1] voor de gezamenlijke ontwikkeling in drie fasen van een drietal percelen, waaronder het [terrein]. In deze samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat [bedrijf 1] BV 50% van het ontwikkelingsresultaat zou genieten.
Daarnaast sloot [bedrijf 1] BV een winstdelingsovereenkomst met [onderneming] BV, een BV van [B]. [bedrijf 1] BV deelde op basis daarvan de door haar gemaakte winsten voor 1/3 met [onderneming] BV.
BV had met betrekking tot deze betalingen van [bedrijf 1] BV op haar beurt een winstdelingsovereenkomst met [bedrijf 4] BV, een BV van [C]. [onderneming] zond 75% van het door haar ontvangen bedrag door aan [bedrijf 4] BV, terwijl ook daartegenover geen aantoonbare of gebleken tegenprestatie of schuld bestond.
[C] was namens [maatschappij 1] de contractpartner met [bedrijf 1] BV en vertegenwoordigde [maatschappij 1] als directeur. Hij onderhandelde met [bedrijf 1] BV over de samenwerkingsovereenkomst en de daarop volgende allonges.
De rechtbank stelt verder vast dat de hiervoor genoemde machtiging van [bedrijf 1] BV aan de notaris (D-171) op dezelfde dag is opgesteld als de samenwerkingsovereenkomst met [maatschappij 1] (D-01), te weten 21 februari 2000.
De rechtbank is van oordeel dat de samenwerkingsovereenkomst en de twee bijbehorende allonges vals zijn. Hetgeen in de samenwerkingsovereenkomst staat is onjuist, omdat -gelet op de hierboven omschreven constructie tussen genoemde BV’s c.q. personen- [bedrijf 1] BV niet 50% van de winst toekwam. Daarnaast werd een wezenlijk onderdeel van de totale overeenkomst voor [maatschappij 1] verzwegen; namelijk het onderdeel dat een groot deel van de door [maatschappij 1] aan [bedrijf 1] BV te betalen gelden terecht zouden komen bij [C], een werknemer van [maatschappij 1]. Ook de twee allonges zijn om deze reden vals.
De verklaring van [verdachte] dat hij tot het aangaan van deze winstdelingsovereenkomst met [B] is overgegaan omdat hij een enorme dreiging van [B] voelde bij de ontwikkeling van het project [project], acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Waarom [B] voor [bedrijf 1] BV een dreiging vormde is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden.
De stelling van [verdachte] dat het hem niet bekend was dat de door [bedrijf 1] BV aan [onderneming] BV betaalde gelden, werden doorbetaald aan [bedrijf 4] BV acht de rechtbank eveneens volstrekt onaannemelijk. In het dossier bevindt zich een getekende machtiging van [bedrijf 1] BV aan [notaris] (D-171) alsmede een concept winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 4] BV (D197). Daaruit volgt dat (in eerste instantie) een intentie bestond de door [bedrijf 1] BV te behalen winst in het project [project] te verdelen tussen [bedrijf 1] BV en [bedrijf 4] BV (van [C]) maar dat later is besloten dat deze betalingen via [onderneming] BV zouden gaan lopen. Aan de stelling van verdachte dat hij van deze (uiteindelijke) doorbetaling aan [bedrijf 4] BV niet op de hoogte was, kan de rechtbank dan ook geen geloof hechten.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachten bewust essentiële informatie voor [maatschappij 1] hebben achtergehouden en in de overeenkomsten bewust een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Zij komt dan ook tot het oordeel dat verdachten het oogmerk hebben gehad deze valse overeenkomsten als echt en onvervalst te gebruiken.
Witwassen
Het delict witwassen is bij wet strafbaar gesteld per 14 december 2001. De rechtbank zal in de bewezenverklaring daarom alleen de facturen betrekken die na 14 december 2001 zijn betaald door [bedrijf 1] BV.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de geldbedragen die [maatschappij 1] heeft betaald aan [bedrijf 1] BV (deels) van misdrijf afkomstig zijn door de gepleegde valsheid in geschrifte. [bedrijf 1] BV heeft verschillende bedragen door middel van valse facturen doorbetaald aan BV’s op basis van afspraken die met [maatschappij 1] zijn gemaakt. De rechtbank begrijpt dat de afspraken ten grondslag liggend aan deze betalingen met [C] zijn gemaakt.
Door valse facturen te betalen, wordt de herkomst van het geld verhuld en wordt beoogd dit geld in het financieel verkeer te brengen als zijnde eerlijk verkregen geld. De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf 1] BV het volgende geldbedrag heeft witgewassen, te weten het totaal van de geldbedragen betaald na 14 december 2001 aan [bedrijf 6] BV,[bedrijf 9] BV, [bedrijf 7] BV, [bedrijf 8] BV en notariskantoor [notaris]. Dit betreft een bedrag van € 4.034.632,--. De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook tot dat bedrag wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Overige overwegingen
Feit 2 primair
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de zinsnede betrekking hebbend op de winstdelingsovereenkomst, omdat het de rechtbank niet duidelijk is geworden waar de (materiële en/of intellectuele) valsheid van deze overeenkomst uit bestaat.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer]
op meer tijdstippen in de periode van 21 februari 2000 tot en met 30 december 2002 te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
-(1) een overeenkomst met de naam samenwerkingsovereenkomst tussen [maatschappij 1]
C.V., (een onderneming met [bank]) en [bedrijf 2] B.V. (d.d. 21 februari 2000) (vindplaats dossier D-01)
en
- (2) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1] C.V. (een onderneming met [bank]) en [bedrijf 2] B.V. (d.d. 4 mei 2000) (vindplaats dossier D-02)
en
- (3) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1] B.V. en verdachte [bedrijf 2] B.V. (d.d. 30 december 2002) (vindplaats dossier D-03)
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
(1) in die samenwerkingsovereenkomst (d.d. 21 februari 2000, D-01) opgenomen dat
-[maatschappij 1] en [bedrijf 2] voor gezamenlijke rekening en risico en op basis van gelijkwaardigheid de percelen [perceel], [perceel], en het [terrein] gaan ontwikkelen (artikel 1 samenwerkingsovereenkomst) en
-het ontwikkelings- c.q. projectresultaat - zowel positief als negatief -tussen partijen gelijkelijk (50%-50%) wordt verdeeld
en
(2) in die allonge (d.d. 4 mei 2000, D-02) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b) grondposities (c) de benodigde gronden m.b.t. fase I en II (in totaal groot circa 66.600 m2) en
- [maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaalt: 28.475.000,- gulden en 200 gulden ex btw per m2 B.V.O. en 3.000.000- gulden voor algemene kosten
en
(3) in die allonge (d.d. 30 december 2002, D-03) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b) grondpositie met betrekking tot fase III (groot circa 33.300m2) en
- [maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaalt euro 4.300.000,- en/of euro 1.500.000,- en EUR 680.000,- en preferente grondcomponenten (zijnde EUR 90.76 per m2 b.v.o)
terwijl in werkelijkheid de koopsom voor de overname van de rechten tussen [bedrijf 2] B.V. en [maatschappij 1] C.V. niet (geheel) ten goede is gekomen aan [bedrijf 2] B.V., maar voor een bedrag van circa, EUR 12.030.427 (inclusief BTW), ten goede is gekomen en/of doorbetaald is aan [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] B.V. en[bedrijf 9] B.V en [bedrijf 7] B.V en [bedrijf 8] B.V en [onderneming] BV en de [bedrijf 4] B.V.
en
terwijl in werkelijkheid doorbetalingsverplichtingen van voornoemde bedragen aan [bedrijf 2] waren opgelegd, terwijl deze niet in voornoemde overeenkomsten staan genoemd bestaande die doorbetalingsverplichtingen uit:
-het aangaan van een winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 2]
B.V. en [onderneming] B.V. en het betalen van in totaal 8.812.639,- euro aan [onderneming] B.V. (vindplaats dossier D-04)
-het betalen van facturen (vindplaats dossier: D-056 en D-057 en D-058 t/m D-062 en D-063 t/m D-065 en D-066 t/m D-126) voor een totaal bedrag van 3.217.788,- euro
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en door anderen te doen gebruiken;
aan welke verboden gedragingen verdachte, tezamen met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer]
op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 29 december 2006, te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
telkens een (digitale) bedrijfsadministratie en/of projectadministratie elk zijnde een samenstel van geschriften dat in onderlinge samenhang bestemd was om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken telkens hierin bestaan, dat in die bedrijfsadministratie en/of projectadministratie van [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V
- telkens 13, valse facturen gericht aan [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. werden en bleven opgenomen in die administratie waaronder:
- een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 3 juli 2000
gericht aan [bedrijf 2] B.V. (D-56) en
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. d.d. 18 november 2002 gericht aan [bedrijf 1] B.V. (D-57) en
- een factuur van[bedrijf 9] d.d. 17 april 2003 gericht aan [bedrijf 1] B.V. (D-60) en
- een factuur van [bedrijf 7] B.V. d.d. 7 februari 2002 gericht aan [bedrijf 1] B.V. (D-63) en
- een factuur van [bedrijf 8] d.d. 27 juni 2003 gericht aan [bedrijf 1] B.V. (D-66)
(vindplaats dossier: D-056 en D-057 en D-058 t/m D-062 en D-063 t/m D-065 en D-066 en D-126),
bestaande die valsheden telkens hierin – zakelijk weergegeven - dat telkens valselijk in strijd met de waarheid - op die facturen was vermeld dat een dienst(en) en/of een goed(eren) was/waren geleverd door de facturerende (rechts)perso(o)n(en) en/of ter hoogte van het
aldaar opgenomen factuurbedrag aan [bedrijf 2] B.V. en/of
[bedrijf 1] B.V., terwijl in werkelijkheid de op de facturen genoemde dienst(en) en/of
goed(eren) niet, althans niet ter hoogte van het opgenomen factuurbedrag aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. was geleverd en/of verricht
aan welke verboden gedragingen verdachte, tezamen met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer],
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001
tot en met 31 december 2004, te Maarssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van EUR 4.034.632,--
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld en verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren en wie het voorhanden had/hadden (te weten [C] en [bedrijf 4] BV en [B] en [onderneming] BV)
door voor te wenden dat dit voorwerp was verkregen op basis van een samenwerkingsovereenkomst (D-01) en allonge afkoop fase I en II (D-02) en allonge afkoop fase III (D-03)
en
facturen afkomstig van [bedrijf 6] B.V. (D-057) en[bedrijf 9] B.V (D-058 t/m
D-062 en [bedrijf 7] B.V (D-063 t/m D-065) en [bedrijf 8] B.V (D-066 en D-126)
en
door EUR 983.333,- (zie D-112) en EUR 500.000,- (zie D-113) te storten op een derdengeldrekening van notaris [notaris]
terwijl die rechtspersoon en haar mededader(s) wisten, dat dat voorwerp geheel
of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf,
aan welke verboden gedragingen verdachte, tezamen met een ander, telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair en feit 2 primair: telkens:
valsheid in geschrift, terwijl de schuldige daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3:
witwassen, terwijl de schuldige daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een geheel voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, tezamen met zijn medeverdachte [medeverdachte], als feitelijk leidinggevende van hun vennootschap bijgedragen aan een grootschalig fraudeverband.
Op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen [maatschappij 1] en deze vennootschap van verdachte en zijn medeverdachte werden door [maatschappij 1] grote bedragen betaald aan deze vennootschap. Op basis van een bewust voor [maatschappij 1] verzwegen winstdelingsovereenkomst kwam een deel van dit geld uiteindelijk terecht bij [onderneming] en [bedrijf 4]. Daarnaast is door verdachte en zijn medeverdachte op basis van valse facturen geld overgemaakt aan ondernemingen die zijn te herleiden tot de directeur, en andere werknemers van [maatschappij 1]. Ook dit is voor [maatschappij 1] verzwegen. Al deze personen hebben zich wederrechtelijk en ten nadele van [maatschappij 1] met gelden van [maatschappij 1] verrijkt. [maatschappij 1] is door voornoemde constructie dan ook ernstig benadeeld.
Een fraude van een deze omvang moet als zeer ernstig worden beschouwd. Het tast in ernstige mate het vertrouwen aan dat in het maatschappelijk en zakelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in zakelijke geldstromen, grootschalige bouwprojecten en de daaraan ten grondslag liggende documenten.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zijn handelen enkel lijkt te zijn ingegeven door geldelijk gewin voor zichzelf en voor enkele van zijn zakenpartners. Dat [maatschappij 1] door dit frauduleus handelen in zeer ernstige mate, zelfs door haar eigen werknemers, financieel werd benadeeld, heeft verdachte op geen enkele wijze weerhouden. Hoewel bij de rechtbank niet de indruk is ontstaan dat verdachte degene is geweest die voornoemde strafbare feiten heeft geïnitieerd, rekent zij het verdachte wel zwaar aan dat hij heeft besloten hieraan deel te nemen en deel te blijven nemen.
Ook in het nadeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat verdachte, ook tijdens de onderhavige procedure, op geen enkel moment inzicht heeft getoond in de ernstige verwijtbaarheid van zijn handelen.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 mei 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Ook houdt de rechtbank rekening met de mate waarin en de wijze waarop de persoon van de verdachte publieke aandacht heeft gekregen.
De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de omvang van de fraude, de duur van de periode waarin de strafbare feiten plaatsvonden en het gebrek aan inzicht bij verdachte in de ernst van zijn handelen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Een andere strafmodaliteit doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank ziet in tegenstelling tot de officier van justitie, rekening houdend met de ouderdom van de strafbare feiten geen ruimte voor, en meerwaarde in een voorwaardelijk strafdeel.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Zij zal hierom een strafkorting toepassen van zes maanden. Waar de rechtbank zonder overschrijding van de redelijke termijn tot een gevangenisstraf van 16 maanden zou komen, zal zij nu tien maanden gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank acht deze straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 51, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair en feit 2 primair: telkens:
valsheid in geschrift, terwijl de schuldige daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3:
witwassen, terwijl de schuldige daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. I.P.H.M. Severeijns en N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer]
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 februari 2000
tot en met 30 december 2002 te Maarssen en/of Hoevelaken, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één ander of anderen, althans alleen,
-(1) een overeenkomst met de naam samenwerkingsovereenkomst tussen [maatschappij 1]
C.V., (een onderneming met [bank]) en (verdachte)
[bedrijf 2] B.V. (d.d. 21 februari 2000) (vindplaats dossier
D-01)
en/of
- (2) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1]
C.V. (een onderneming met [bank]) en
(verdachte) [bedrijf 2] B.V. (d.d. 4 mei 2000) (vindplaats
dossier D-02)
en/of
- (3) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1]
B.V. en (verdachte [bedrijf 2] B.V. (d.d.
30 december 2002) (vindplaats dossier D-03)
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- (1) in die samenwerkingsovereenkomst (d.d. 21 februari 2000, D-01) opgenomen
dat
-[maatschappij 1] en [bedrijf 2] voor gezamenlijke rekening en risico en op basis van
gelijkwaardigheid de percelen [perceel], [perceel], en het [terrein] gaan ontwikkelen
(artikel 1 samenwerkingsovereenkomst) en/of
-het ontwikkelings- c.q. projectresultaat - zowel positief als negatief -
tussen partijen gelijkelijk (50%-50%) wordt verdeeld
en/of
- (2) in die allonge (d.d. 4 mei 2000, D-02) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b)
grondposities (c) de benodigde gronden m.b.t. fase I en II (in totaal groot
circa 66.600 m2)en/of
-[maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaald: 28.475.000,- gulden en/of 200 gulden ex btw
per m2 B.V.O. en/of 3.000.000- voor algemene kosten
en/of
- (3) in die allonge (d.d. 30 december 2002, D-03) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b)
grondpositie met betrekking tot fase III (groot circa 33.300m2) en/of
- [maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaalt euro 4.300.000,- en/of euro 1.500.000,- en/of
EUR 680.000,- en/of preferente grondcomponenten (zijnde EUR 90.76 per m2
b.v.o)
althans woorden van die aard en/of strekking
terwijl in werkelijkheid de koopsom voor de overname van de rechten tussen
[bedrijf 2] B.V. en [maatschappij 1]
C.V. en/of B.V. niet (geheel) ten goede is gekomen aan [bedrijf 2]
B.V., maar voor een bedrag van circa, EUR 12.030.427 (inclusief BTW),
althans een (substantieel) geldbedrag, ten goede is gekomen en/of doorbetaald
is aan [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 6] B.V.
en/of[bedrijf 9] B.V en/of [bedrijf 7] B.V en/of [bedrijf 8]
B.V en/of [onderneming] BV en/of de [bedrijf 4] B.V.
en/of
terwijl in werkelijkheid (een) (door)betalingsverplichting(en) van voornoemde
bedragen aan [bedrijf 2] was/waren opgelegd, terwijl dit/deze
niet in voornoemde overeenkomst(en) staat/staan genoemd
bestaande die (door)betalingsverplichtingen uit:
-het aangaan van een winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 2]
B.V. en [onderneming] B.V. en/of het betalen van (in totaal)
8.812.639,- euro aan [onderneming] B.V. (vindplaats dossier -04)
-het betalen van facturen (vindplaats dossier: D-056 en/of D-057 en/of D-058
t/m D-062 en/of D-063 t/m D-065 en/of D-066 t/m D-126) voor een totaal bedrag
van 3.217.788,- euro
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken;
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan
niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan
wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een
ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 februari
2000 tot en met 30 december 2002 te Maarssen en/of Hoevelaken, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één ander of anderen, althans alleen,
-(1) een overeenkomst met de naam samenwerkingsovereenkomst tussen [maatschappij 1]
C.V., (een onderneming met [bank]) en (verdachte)
[bedrijf 2] B.V. (d.d. 21 februari 2000) (vindplaats dossier
D-01)
en/of
- (2) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1]
C.V. (een onderneming met [bank]) en
(verdachte) [bedrijf 2] B.V. (d.d. 4 mei 2000) (vindplaats
dossier D-02)
en/of
- (3) een overeenkomst met de naam allonge tussen [maatschappij 1]
B.V. en (verdachte [bedrijf 2] B.V. (d.d.
30 december 2002) (vindplaats dossier D-03)
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijk weergegeven -
- (1) in die samenwerkingsovereenkomst (d.d. 21 februari 2000, D-01) opgenomen
dat
-[maatschappij 1] en [bedrijf 2] voor gezamenlijke rekening en risico en op basis van
gelijkwaardigheid de percelen [perceel], [perceel], en het [terrein] gaan ontwikkelen
(artikel 1 samenwerkingsovereenkomst) en/of
-het ontwikkelings- c.q. projectresultaat - zowel positief als negatief -
tussen partijen gelijkelijk (50%-50%) wordt verdeeld
en/of
- (2) in die allonge (d.d. 4 mei 2000, D-02) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b)
grondposities (c) de benodigde gronden m.b.t. fase I en II (in totaal groot
circa 66.600 m2)en/of
-[maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaald: 28.475.000,- gulden en/of 200 gulden ex btw
per m2 B.V.O. en/of 3.000.000- voor algemene kosten
en/of
- (3) in die allonge (d.d. 30 december 2002, D-03) opgenomen dat
- [bedrijf 2] aan [maatschappij 1] verkoopt en levert (a) de ontwikkelingsrechten (b)
grondpositie met betrekking tot fase III (groot circa 33.300m2) en/of
- [maatschappij 1] aan [bedrijf 2] betaald euro 4.300.000,- en/of euro 1.500.000,- en/of
EUR 680.000,- en/of preferente grondcomponenten (zijnde EUR 90.76 per m2
b.v.o)
althans woorden van die aard en/of strekking
terwijl in werkelijkheid de koopsom voor de overname van de rechten tussen
[bedrijf 2] B.V. en [maatschappij 1]
C.V. en/of B.V. niet (geheel) ten goede is gekomen aan [bedrijf 2]
B.V., maar voor een bedrag van circa EUR 12.030.427 (inclusief BTW),
althans een (substantieel) geldbedrag, ten goede is gekomen en/of doorbetaald
is aan [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 6] B.V.
en/of[bedrijf 9] B.V en/of [bedrijf 7] B.V en/of [bedrijf 8]
B.V en/of [onderneming] BV en/of de [bedrijf 4] B.V.
en/of
terwijl in werkelijkheid (een) (door)betalingsverplichting(en) van voornoemde
bedragen aan [bedrijf 2] was/waren opgelegd, terwijl dit/deze
niet in voornoemde overeenkomst(en) staat/staan genoemd
bestaande die (door)betalingsverplichtingen uit:
-het aangaan van een winstdelingsovereenkomst tussen [bedrijf 2]
B.V. en [onderneming] B.V. en/of het betalen van (in totaal)
8.812.639,- euro aan [onderneming] B.V. (vindplaats dossier -04)
-het betalen van facturen (vindplaats dossier: D-056 en/of D-057 en/of D-058
t/m D-062 en/of D-063 t/m D-065 en/of D-066 t/m D-126) voor een totaal bedrag
van 3.217.788,- euro
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer]
op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2000 tot en met 31
december 2011, te Maarssen en/of Rijssen, althans Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een (digitale) bedrijfsadministratie en/of projectadministratie
(elk) zijnde een samenstel van geschriften dat in onderlinge samenhang
bestemd was om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans (elk)
zijnde een geschrift/geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hierin bestaan, dat in die
bedrijfsadministratie en/of projectadministratie van [bedrijf 2]
B.V. en/of [bedrijf 1] B.V
- een fictieve en/of valse winstdelingsovereenkomst (met [onderneming]
B.V d.d. 21 mei 2000) werd en/of bleef opgenomen in die administratie
(vindplaats dossier D-04),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin - zakelijk
weergegeven - dat in strijd met de waarheid - op die overeenkomst was vermeld
dat er op 21 mei 2000 sprake was van een winstdelingsovereenkomst met [onderneming]
B.V. en [bedrijf 2] B.V., terwijl in werkelijkheid
die winstdelingsovereenkomst op 21 mei 2000 niet schriftelijk bestond en/of
en/of
- ( telkens) 13 , althans één of meer (valse of vervalste) factu(u)r(en)
gericht aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. werd(en)
en/of bleef/bleven opgenomen in die administratie
waaronder:
- een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 3 juli 2000
gericht aan [bedrijf 2] B.V. (D-56) en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. d.d. 18 november 2002 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-57) en/of
- een factuur van[bedrijf 9] d.d. 17 april 2003 gericht aan [bedrijf 1] B.V.
(D-60) en/of
- een factuur van [bedrijf 7] B.V. d.d. 7 februari 2002 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-63) en/of
- een factuur van [bedrijf 8] d.d. 27 juni 2003 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-66)
(vindplaats dossier: D-056 en/of D-057 en/of D-058 t/m D-062 en/of D-063 t/m
D-065 en/of D-066 en/of D-126),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) telkens hierin - zakelijk
weergegeven - dat (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - op die
factu(u)r(en) was vermeld dat een dienst(en) en/of een goed(eren) was/waren
geleverd door de factu(u)rende (rechts)perso(o)n(en) en/of ter hoogte van het
aldaar opgenomen factuurbedrag aan [bedrijf 2] B.V. en/of
[bedrijf 1] B.V.
, terwijl in werkelijkheid de op de factu(u)r(en) genoemde dienst(en) en/of
goed(eren) niet, althans niet ter hoogte van het opgenomen factuurbedrag aan
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. was geleverd en/of
verricht
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan
niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan
wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een
ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[bedrijf 1] B.V., 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, in ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer]
op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks 1 januari 2000 tot en met 31
december 2011, te Maarssen en/of Rijssen, althans Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft afgeleverd
(1) een fictieve en/of valse winstdelingsovereenkomst (met [onderneming]
B.V d.d. 21 mei 2000) (vindplaats dossier D-04),
(2) 13 , althans één of meer (valse of vervalste) factu(u)r(en) gericht aan
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V.
waaronder:
- een factuur van [bedrijf 5] B.V. d.d. 3 juli 2000
gericht aan [bedrijf 2] B.V. (D-56) en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. d.d. 18 november 2002 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-57) en/of
- een factuur van[bedrijf 9] d.d. 17 april 2003 gericht aan [bedrijf 1] B.V.
(D-60) en/of
- een factuur van [bedrijf 7] B.V. d.d. 7 februari 2002 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-63) en/of
- een factuur van [bedrijf 8] d.d. 27 juni 2003 gericht aan
[bedrijf 1] B.V. (D-66)
(vindplaats dossier: D-056 en/of D-057 en/of D-058 t/m D-062 en/of D-063 t/m
D-065 en/of D-066 en/of D-126),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enige feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat voorhanden hebben en/of afleveren hierin dat de
winstdelingsovereenkomst en/of factu(u)ren) zijn opgenomen en/of bleef/bleven
opgenomen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 2] B.V.
en/of [bedrijf 1] B.V., althans dat de winstdelingsovereenkomst en/of de
factu(u)r(en) binnen [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1] B.V.
beschikbaar (zijn gebleven)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat - zakelijk weergegeven
(1)dat in strijd met de waarheid - op die winstdelingsovereenkomst was
vermeld dat er op 21 mei 2000 sprake was van een winstdelingsovereenkomst met
[onderneming] B.V. en [bedrijf 2] B.V., terwijl in
werkelijkheid die winstdelingsovereenkomst op 21 mei 2000 niet schriftelijk
bestond en/of
(2)op die factu(u)r(en) was vermeld dat een dienst(en) en/of een goed(eren)
was geleverd door de factu(u)rende (rechts)perso(o)n(en) en/of ter hoogte
van het aldaar opgenomen factuurbedrag aan [bedrijf 2] B.V.
en/of [bedrijf 1] B.V., terwijl in werkelijkheid de op de factu(u)r(en)
genoemde dienst(en) en/of goed(eren) niet, althans niet ter hoogte van het
opgenomen factuurbedrag aan [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 1]
B.V. was geleverd en/of verricht
terwijl hij weet, althans redelijkerwijs moet vermoeden, dat dit geschrift
bestemd is voor zodanig gebruik
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
[bedrijf 1] B.V., van 21 februari 2000 tot en met 26 juli 2001 genaamd [bedrijf 2]
B.V, In ieder geval de rechtspersoon ingeschreven in het
handelsregister onder dossiernummer [registratienummer],
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001
tot en met 31 december 2004, te Maarssen en/of Hoevelaken en/of Rijssen,in elk
gevel in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van (circa) (tegenwaarde van
gulden is euro's) EUR 34.809.649,-, althans EUR 8.812.639 (D-4) en/of EUR
3.217.788 (D-56 t//m D-166 en/of D-126) (in totaal EUR 12.030.427)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren
en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [C] en/of
[bedrijf 4] BV en/of [B] en/of [onderneming] BV)
door voor te wenden dat dit voorwerp/ die voorwerpen was/waren verkregen op
basis van een (valse of vervalste) samenwerkingsovereenkomst (D-01) en/of
allonge (afkoop fase I en II (D-02) en/of allonge (afkoop fase III) (D-03)
en/of
door voor te wenden dat dit voorwerp/die voorwerpen was/waren (door)betaald op
basis van een of meer, (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst(en)
gesloten tussen [onderneming] BV en [bedrijf 2] B.V.
en/of
factu(u)r(en) (afkomstig van [bedrijf 5] B.V.
(D-056) en/of [bedrijf 6] B.V. (D-057) en/of[bedrijf 9] B.V (D-058 t/m
D-062 en/of [bedrijf 7] B.V (D-063 t/m D-065) en/of [bedrijf 8]
B.V (D-066 en D-126)
en/of
door (een gedeelte van) dit voorwerp ((EUR 983.333,- (zie D-112) en/of EUR
500.000,- (zie D-113) te storten op een derdengeldrekening van notaris [notaris]
althans dit voorwerp / die voorwerpen voorhanden heeft gehad en/of heeft
verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl die rechtspersoon en/of haar mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp / die voorwerpen (geheel
of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan
niet tezamen met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan
wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen met een
ander of anderen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december
2001 tot en met 31 december 2004, te Maarssen en/of Hoevelaken en/of
Rijssen,in elk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van (circa) (tegenwaarde van
gulden is euro's) EUR 34.809.649,-, althans EUR 8.812.639 (D-4) en/of EUR
3.217.788 (D-56 t//m D-166 en/of D-126) (in totaal EUR 12.030.427)
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op het voorwerp was/waren
en/of wie het voorhanden had/hadden (te weten [C] en/of
[bedrijf 4] BV en/of [B] en/of [onderneming] BV)
door voor te wenden dat dit voorwerp/ die voorwerpen was/waren verkregen op
basis van een (valse of vervalste) samenwerkingsovereenkomst (D-01) en/of
allonge (afkoop fase I en II (D-02) en/of allonge (afkoop fase III) (D-03)
en/of
door voor te wenden dat dit voorwerp/die voorwerpen was/waren (door)betaald op
basis van een of meer, (valse of vervalste) (winstdelings)overeenkomst(en)
gesloten tussen [onderneming] BV en [bedrijf 2] B.V.
en/of
factu(u)r(en) (afkomstig van [bedrijf 5] B.V.
(D-056) en/of [bedrijf 6] B.V. (D-057) en/of[bedrijf 9] B.V (D-058 t/m
D-062 en/of [bedrijf 7] B.V (D-063 t/m D-065) en/of [bedrijf 8]
B.V (D-066 en D-126)
en/of
door (een gedeelte van) dit voorwerp ((EUR 983.333,- (zie D-112) en/of EUR
500.000,- (zie D-113) te storten op een derdengeldrekening van notaris [notaris]
althans dit voorwerp / die voorwerpen voorhanden heeft gehad en/of heeft
verworven en/of heeft overgedragen,
terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp / die voorwerpen (geheel of
gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (met opschrift FIOD-ECD Kantoor Zwolle gefisnummer 46410) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Handelsregisterhistorie, D-070.
3.Handelsregisterhistorie, D-070.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, AH-05 en het schema, D-128.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, AH-05 en het schema, D-128.
6.D-131, D-310, bijlage 20 en D-224, bijlagen 2 en 3.
7.D-150 en D-152
8.D-001.
9.D-002.
10.D-002.
11.D-073.
12.D-003.
13.D-003.
14.D-053, D-105, D-106, D-110.
15.D-004.
16.D-005, p. 3 en 4.
17.D-198, p. 2.
18.D-072.
19.D-171.
20.D-197 en AH-026, p. 42.
21.D-199, p. 7.
22.D-056.
23.D-057.
24.D-058 tot en met D-062.
25.D-063 tot en met D-065.
26.D-066 en D-126.
27.D-056.
28.D-193, p. 6 en D-067, p. 5.
29.D-057 en D-116.
30.D-102, p. 2 en 3.
31.D-058 tot en met D-062 en D-118 tot en met D-121.
32.D-063 tot en met D-065 en D-122 tot en met D-124.
33.D-103, p. 3.
34.D-066, D-122, D-123 en D-126.
35.D-111 tot en met D-113 en D-332 tot en met D-340.
36.De verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2014.
37.D-006, p. 2 tot en met 4.
38.D-007, p. 6 en p. 9.
39.D-122.
40.D-122 tot en met D-124.
41.D-116.
42.D-118 tot en met D-121.
43.D-004 en D-112.
44.D-004 en D-113.
45.D-123.
46.AH-027, p. 31.