ECLI:NL:RBMNE:2014:2569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
16/661081-14 en 16/139256-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van vriendin en zus door verdachte in Loenen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn vriendin en zus. De verdachte heeft gedurende een langere periode, van 1 mei 2013 tot en met 23 januari 2014, zijn zus [slachtoffer 1] en zijn vriendin [slachtoffer 2] mishandeld in hun gezamenlijke woning in Loenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen geweld heeft gebruikt, waaronder het vastpakken bij de keel en het toebrengen van pijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling van zijn vriendin, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn zus en vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met [slachtoffer 1]. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hebben schadevergoedingen gevorderd, die gedeeltelijk zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661081-14 en 16/139256-13 (tul algemene voorwaarden)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 24 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1954] in [geboorteplaats],
Geen vaste woon- of verblijfplaats,
Thans verblijvende in het PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. Spans, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: in de periode van 1 mei 2013 tot en met 23 januari 2014 zijn zus [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Feit 2 primair: heeft geprobeerd om in de periode van 1 maart 2010 tot en met 23 januari 2014 zijn vriendin [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen.
Feit 2 subsidiair: in de periode van 1 maart 2010 tot en met 23 januari 2014 zijn vriendin [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat feit 1 en feit 2 subsidiair bewezen dienen te worden verklaard en verwijst daarbij naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigen bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Het dossier geeft geen enkele aanleiding voor de vaststelling dat de handelingen die verdachte heeft verricht ten aanzien van het slachtoffer kunnen worden gekwalificeerd als zware mishandeling. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 subsidiair
De feiten worden door de verdediging niet betwist en voor geen van de feiten is vrijspraak bepleit, waardoor de rechtbank hieronder kan volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van feit 1
- De aangifte van [slachtoffer 1]; [2]
- De verklaring van verdachte. [3]
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
- De aangifte van [slachtoffer 2]; [4]
- De verklaring van verdachte. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2013 tot en met 23 januari 2014 te Loenen aan de Vecht, meermalen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] zijnde zijn zus met kracht
- bij de kaak heeft vastgepakt en
- bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens de keel heeft dichtgeknepen en
- bij de haren heeft vastgepakt en aan de haren heeft meegetrokken en op de grond getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] telkens pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 23 januari 2014 te Winschoten en Loenen aan de Vecht, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 2], met kracht
- met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens op de keel heeft gedrukt en de keel heeft dichtgedrukt gehouden
- aan de enkels uit bed heeft getrokken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond is terechtgekomen en vervolgens bovenop haar is gaan zitten en haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en
- haar aan de haren heeft getrokken en op de grond heeft gegooid en met zijn onderbenen en bovenbenen op haar gezicht is gaan zitten en met zijn handen haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en
- de sjaal om haar nek heeft beetgepakt en haar aan die sjaal van een stoel heeft afgetrokken en vervolgens die sjaal heeft gedraaid en haar aan die sjaal omhoog heeft gehouden, ten gevolge waarvan zij geen adem kon halen, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
mishandeling, meermalen gepleegd

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten op te leggen een gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij vordert de officier van justitie om aan verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht en een behandelverplichting bij de Waag of soortgelijke instelling zoals de reclassering deze wenst in te vullen en daarnaast een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de [straat] in [woonplaats].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om rekening te houden met de psychische gesteldheid van de aangeefsters. Daarnaast verzoekt de verdediging om bij een strafoplegging rekening te houden met de traumatische gebeurtenissen die verdachte heeft meegemaakt tijdens de oorlog in Libanon en die grote impact op hem hebben gehad.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 mei 2014 van verdachte blijkt dat hij al vaker voor huiselijk geweld en bedreiging is veroordeeld.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een pro justitia rapportage d.d. 6 juni 2014 opgesteld door psychiater C.J.F. Kemperman. Uit deze rapportage blijkt dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, frustratiegevoeligheid en problemen met de impulscontrole waarbij hij geweld gebruikt als de dingen niet gaan zoals hij wil. Verdachte kan worden gezien als licht verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van een pro justitia rapportage d.d. 6 juni 2014 opgesteld door GZ-psycholoog R.M.C. Hoogstraten. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van wisselende stemmingen en een verstoorde emotie- en agressieregulatie. Verdachte heeft moeite met inzicht in zijn eigen gedrag en is erg bepalend.
De verdachte heeft gedurende een langere periode zijn vriendin en zijn zus mishandeld in de woning waar zij gezamenlijk verbleven. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide vrouwen. Bovendien heeft verdachte ervoor gezorgd dat het gevoel van veiligheid in de eigen woning is verminderd, terwijl dit juist de plek is waar de vrouwen zich veilig moeten kunnen voelen. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen daarvan nog lange tijd gevolgen, zoals gevoelens van onveiligheid en angst, ondervinden. Dit laatste blijkt ook uit de slachtofferverklaring die de vriendin van verdachte heeft opgesteld.
De rechtbank zal, gezien al het bovenstaande, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte bijzondere voorwaarden opleggen, te weten een meldplicht, een contactverbod met [slachtoffer 1] en de verplichting om mee te werken aan ambulante behandeling als de reclassering dat nodig vindt. Voor het door de officier van justitie gevraagde locatieverbod ziet de rechtbank, naast het contactverbod met [slachtoffer 1], geen meerwaarde.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een vordering ingediend.
9.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 884,35 gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder feit 1 ten laste gelegde, waarvan € 134,35 ter zake van materiële schade en € 750,- ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 375,- bestaande uit immateriële schade en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige deel worden afgewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
9.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een bedrag van € 1760,- gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde, waarvan € 360,- ter zake van materiële schade en € 1400,- ter zake van immateriële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij, levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1060,- waarvan € 360,- aan materiële schade en € 700,- aan immateriële schade en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 maart 2010 over het bedrag van € 1060,- en vanaf 3 maart 2014 over een bedrag van € 360,- tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering zal voor het overige deel worden afgewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

10.Vordering na voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte opgelegd is bij vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 30 september 2013 ten uitvoer dient te worden gelegd.
10.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ter zitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen, omdat verdachte behandeling nodig heeft en een vrijheidsbenemende straf dit doorkruist.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal daartoe besluiten en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 1 week gevangenisstraf.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 24c, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Spreekt verdachte vrij van feit 2 primair
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Legt op een gevangenisstraf van
7 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk;
- Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaarvast;
- Stelt daarbij als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- Stelt daarbij als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
o zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Leger des Heils op het adres Molenstraat 36 (7514 DK) in Enschede en zich zal blijven melden zo vaak en zo lang deze instelling dat nodig acht;
o zal meewerken aan ambulante forensische behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling, indien de reclassering dat nodig acht;op geen enkele wijze contact zal hebben met [slachtoffer 1].
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (ten aanzien van feit 1)
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot € 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro) terzake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1], aan de staat
  • Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (ten aanzien van feit 2 subsidiair)
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot € 1060,- (zegge: duizendenzestig euro), bestaande voor € 360,- uit materiele schade en voor € 700,- euro uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2], aan de staat
  • Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging 16/139256-13
- Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Voorlopige hechtenis
- Heft op de voorlopige hechtenis bij het onherroepelijk worden van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. L.M.G. de Weerd en G.V.M. Veldhoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 23 januari 2014 te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (zijnde zijn zus) (met kracht)
- bij de kaak heeft vastgepakt en/of
- bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- bij de haren heeft vastgepakt en/of aan de haren heeft meegetrokken en/of op de grond getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 23 januari 2014 te Winschoten en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Loenen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (zijnde zijn levensgezel) (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] (met kracht)
- met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op de keel heeft gedrukt en/of de keel heeft dichtgedrukt gehouden
- aan de enkels uit bed heeft getrokken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond is terechtgekomen en/of (vervolgens) bovenop haar is gaan zitten en/of haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en/of
- haar aan de haren heeft getrokken en/of op de grond heeft gegooid en/of met zijn onderbenen en/of bovenbenen op haar gezicht is gaan zitten en/of met zijn handen haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en/of
- de sjaal om haar nek heeft beetgepakt en/of haar aan die sjaal van een stoel heeft afgetrokken en/of (vervolgens) die sjaal heeft gedraaid en/of haar aan die sjaal omhoog heeft gehouden, ten gevolge waarvan zij (telkens) geen adem kon halen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 23 januari 2014 te Winschoten en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Loenen, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2],
(met kracht)
- met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op de keel heeft gedrukt en/of de keel heeft dichtgedrukt gehouden
- aan de enkels uit bed heeft getrokken ten gevolge waarvan zij met haar hoofd op de grond is terechtgekomen en/of (vervolgens) bovenop haar is gaan zitten en/of haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en/of
- haar aan de haren heeft getrokken en/of op de grond heeft gegooid en/of met zijn onderbenen en/of bovenbenen op haar gezicht is gaan zitten en/of met zijn handen haar keel heeft dichtgeknepen gehouden en/of
- de sjaal om haar nek heeft beetgepakt en/of haar aan die sjaal van een stoel heeft afgetrokken en/of (vervolgens) die sjaal heeft gedraaid en/of haar aan die sjaal omhoog heeft gehouden, ten gevolge waarvan zij (telkens) geen adem kon halen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0971-201401771, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 88 en verder van het proces-verbaal genoemd onder 1.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 82 en 83 van het proces-verbaal genoemd onder 1.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 108 en verder van het proces-verbaal genoemd onder 1.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 75 tot en met 78 van het proces-verbaal genoemd onder 1.