ECLI:NL:RBMNE:2014:2548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
24 juni 2014
Zaaknummer
C-16-357659 - HA ZA 13-904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overname van aandelen in besloten vennootschap en geschillenregeling

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, hoofdelijke veroordeling van Procap c.s. en de Stichting Administratiekantoor Procap Projectmanagement (STAK) tot overname van haar aandelen in Procap tegen een koopprijs van € 605.000,00. De eiseres stelde dat zij door gedragingen van Procap c.s. en STAK in haar rechten en belangen was geschaad, waardoor het voortduren van haar aandeelhouderschap in Procap in redelijkheid niet meer van haar kon worden gevergd, zoals bepaald in artikel 2:343 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Procap c.s. voerde verweer en betwistte dat aan de voorwaarden van artikel 2:343 lid 1 BW was voldaan.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij zodanig in haar rechten of belangen was geschaad dat haar aandeelhouderschap in Procap niet meer van haar kon worden gevergd. De rechtbank weigerde de vorderingen van de eiseres en oordeelde dat de gedragingen van de medeaandeelhouders en Procap niet zodanig schadelijk waren dat dit tot gedwongen overname van de aandelen moest leiden. De rechtbank wees ook de vorderingen van de eiseres tegen STAK af, omdat deze samenhingen met de vorderingen tegen Procap c.s.

In het incident vorderde Denken & Doen toestemming tot vervreemding van aandelen aan een derde partij, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank hefte ook de door eiseres gelegde beslagen op. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde eiseres, die ook aansprakelijk werd gesteld voor de kosten van de gedaagden. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. J.W. Frieling op 23 juli 2014.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/357659 / HA ZA 13-904
Vonnis in incident en hoofdzaak van 23 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. F.Th.P. van Voorst te Zoetermeer,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROCAP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Stek te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DENKEN & DOEN B.V.,
gevestigd te Nieuwerbrug,
gedaagde,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SISU ADVIES B.V.,
gevestigd te Berkenwoude,
gedaagde,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Velsen-Noord,
4. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PROCAP PROJECTMANAGEMENT
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres], Procap, Denken & Doen, Sisu Advies en STAK worden genoemd. Procap, Denken & Doen en Sisu Advies worden gezamenlijk ook Procap c.s. genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 maart 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2014 en de daarin vermelde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres], Denken & Doen, Sisu Advies en STAK zijn aandeelhouders in Procap voor respectievelijk 27,5%, 37,5%, 20% en 15%. De heer [A] (hierna: [A]) is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [eiseres]. De heer [B] (hierna: [B]) is enig bestuurder en enig aandeelhouder van Denken & Doen. Mevrouw [C] (hierna: [C]) is enig bestuurder en enig aandeelhouder van Sisu Advies. Van de door STAK gehouden aandelen in Procap zijn certificaten uitgegeven, die worden gehouden door personeelsleden van Procap. Procap is 60% aandeelhouder van Procap OostNoord B.V. (hierna: Procap OostNoord). De overige 40% aandelen Procap OostNoord worden gehouden door de heer [D] (hierna: [D]). Procap en [D] zijn beide bestuurder van Procap OostNoord. Sisu Advies is enig bestuurder van Procap. [C] en [D] zijn op dagelijkse basis werkzaam voor Procap respectievelijk Procap OostNoord, en zij ontvangen daarvoor ook managementvergoedingen. [B] is in het verleden – via Denken & Doen – bestuurder van Procap geweest, en uit dien hoofde ook feitelijk werkzaam geweest voor de onderneming. Sinds 1 januari 2011 vervult hij deze functie niet meer.
2.2.
Tot 15 april 2013 was [eiseres], naast Sisu Advies, bestuurder van Procap. Op een algemene vergadering van aandeelhouders van Procap van die datum is aan [eiseres] ontslag verleend als bestuurder van Procap, ondanks tegenstem van [eiseres]. Op 21 juni 2013 hebben [eiseres] en Procap een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is overeengekomen dat de tussen partijen gesloten managementovereenkomst per 15 juni 2013 is geëindigd. Bij die gelegenheid zijn [eiseres] en [A] ontslagen uit hun verplichtingen uit hoofde van het concurrentiebeding, dat in de tussen partijen geldende aandeelhoudersovereenkomst is opgenomen. Tevens is overeengekomen dat [A] twee opdrachten, de enige twee waaraan hij op dat moment werkte, mocht meenemen om deze voor eigen rekening en risico voort te zetten (op voorwaarde van medewerking van de respectievelijke opdrachtgevers).
2.3.
In de aandeelhoudersovereenkomst is voor de aandeelhouders een verplichting tot aanbieding van de aandelen Procap opgenomen, voor het geval en op het moment dat de betreffende aandeelhouder ophoudt bestuurder van Procap te zijn (artikel 6 lid 1 sub i,
Good Leaver). De aanbiedprijs moet in dat geval worden bepaald aan de hand van de tussen partijen geldende waarderingsformule (artikel 6 lid 3). In geval een aandeelhouder, behoudens dringende reden of overmacht, zijn werkzaamheden als bestuurder van Procap actief beëindigt, geldt de betreffende aandeelhouder als
Bad Leaveren moet ook worden aangeboden (artikel 7 lid 1 sub a.). De aanbiedprijs is in dat geval de nominale waarde van de aandelen (artikel 7 lid 3). In geen van deze gevallen geldt, volgens de aandeelhoudersovereenkomst, een afnameplicht voor de overige aandeelhouders of Procap zelf.
2.4.
Ter verzekering van de door haar in de onderhavige procedure ingestelde vorderingen, heeft [eiseres] conservatoire verhaalsbeslagen doen leggen ten laste van Denken & Doen en Sisu Advies op de door dezen gehouden aandelen in Procap.

3.Het geschil

3.1.
In de hoofdzaak vordert [eiseres] hoofdelijke veroordeling van Procap c.s. en STAK tot overname van de door [eiseres] gehouden aandelen in Procap tegen een koopprijs van in totaal € 605.000,00 of anders een door de rechtbank vast te stellen prijs, met hoofdelijke veroordeling van Procap c.s. en STAK in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vorderingen de stelling ten grondslag dat zij door gedragingen van Procap c.s. en STAK zodanig in haar rechten en belangen is en wordt geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in Procap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd (artikel 2:343 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)).
3.3.
Procap c.s. voert verweer. Zij betwist dat aan de voorwaarden van artikel 2:343 lid 1 BW is voldaan.
3.4.
In het incident vordert Denken & Doen vordert toestemming tot vervreemding van de door haar gehouden aandelen 1 tot en met 445 in Procap, aan de heer [E] (hierna: [E]) (artikel 2:343 lid 1 BW in verbinding met artikel 2:338 lid 1 BW). Denken & Doen legt aan deze vordering de stelling ten grondslag dat [E], een ervaren seniorconslutant van Procap, deze aandelen van Denken & Doen wil kopen, en dat het in het belang van zowel Procap, [E] als Denken & Doen is dat deze transactie doorgang vindt.
3.5.
Denken & Doen en Sisu Advies vorderen in het incident verder opheffing van de door [eiseres] gelegde beslagen (hiervoor, 2.4).
3.6.
[eiseres] voert verweer tegen de vordering van Denken & Doen die strekt tot vervreemding van de aandelen 1-445 aan [E]. Dit verweer vloeit voort uit (de grondslagen van) haar eigen vorderingen in de hoofdzaak, en is verder gestoeld op de stelling, kort gezegd, dat [eiseres] belang heeft bij verhaal van haar vorderingen op de aandelen van Denken & Doen, terwijl Denken & Doen, volgens [eiseres], bij haar vordering geen belang heeft.
3.7.
Tegen de vorderingen in het incident tot opheffing van de beslagen voerde [eiseres] aanvankelijk verweer, maar thans niet meer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

procedure

4.1.
[eiseres] stelt dat Procap c.s. in haar pleidooien nieuwe feiten heeft aangevoerd, hetgeen volgens haar in strijd is met hetgeen waarvoor de rechtbank in het tussenvonnis van 26 maart 2014 gelegenheid heeft geboden, te weten juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie. De rechtbank verbindt aan deze stellingname van [eiseres] geen gevolgen ten nadele van Procap c.s. Het enkele feit dat de rechtbank partijen heeft toegestaan om de zaak aldus te bepleiten impliceerde geen verbod om in dat kader – of overigens in het kader van de comparitie van partijen – eventueel nadere feiten aan te voeren. Het aanvoeren van bepaalde nieuwe feiten kan zich onder omstandigheden, in een concreet geval, niet verdragen met de eisen van een goede procesorde, maar dat hiervan in het onderhavige geval concreet sprake was heeft [eiseres] niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken. [eiseres] heeft überhaupt niet gesteld welke door Procap c.s. bij pleidooi aangehaalde feiten niet reeds waren gesteld en ook niet anderszins uit het procesdossier kenbaar waren, laat staan waarom zij ter comparitie van partijen niet in staat was daarop aanstonds te reageren.
4.2.
De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de stelling van [eiseres] bij pleidooi dat zij in deze procedure onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om haar standpunt uiteen te zetten, in het bijzonder om te reageren op de conclusies van antwoord in de hoofdzaak. Ook dit standpunt had zij moeten concretiseren door aan te duiden op specifiek welke onderdelen er voor haar een noodzaak was om verder uit te wijden. Dit heeft zij niet gedaan, ook niet door bij wijze van voorbeeld slechts een enkel onderwerp te noemen.
de incidentele vordering van Denken & Doen: vervreemding aandelen 1-445 aan [E]
4.3.
Denken & Doen legt aan deze vordering de stelling ten grondslag dat [E] als talentvolle seniorconsultant van Procap geschikt is voor het aandeelhouderschap en dat deze daarvoor ook interesse heeft, mits daarover op korte termijn duidelijkheid komt. Volgens Denken & Doen zou het voor Procap een ernstig verlies betekenen indien [E] vanwege voortdurende onduidelijkheid/onmogelijkheid om aandeelhouder te worden, bijvoorbeeld Procap zou verlaten. [eiseres] weerspreekt dit belang om [E] te kunnen behouden en hem partner te kunnen maken niet, maar stelt dat voor [E] best een contractuele positie kan worden gecreëerd die voldoende lijkt op een positie als aandeelhouder.
4.4.
De rechtbank verwerpt dit verweer van [eiseres]. Denken & Doen heeft er belang bij om de betreffende aandelen te kunnen vervreemde zonder aanvullende financiële (contractuele) verplichtingen te moeten aangaan. De rechtbank weegt het belang van Denken & Doen zwaarder dan dat van [eiseres], en zal haar vordering toewijzen. De rechtbank weegt hierbij mee dat de gevraagde en te geven toestemming niet alle aandelen van Denken & Doen betreft, maar slechts een deel ervan, zodat door de vervreemding [eiseres] Denken & Doen niet als debiteur voor haar in de onderhavige procedure ingestelde vorderingen verliest.
de incidentele vorderingen tot opheffing van de beslagen
4.5.
Ofschoon [eiseres] ter comparitie heeft toegezegd de beslagen te zullen opheffen, hebben Denken & Doen en Sisu Advies hun vorderingen tot opheffing niet met zoveel woorden ingetrokken. Bij die stand van zaken – waarbij de rechtbank op het moment van wijze van dit vonnis niet kan constateren of [eiseres] haar toezegging is nagekomen – zal de rechtbank de beslagen, zekerheidshalve, zelf (ook) opheffen.
4.6.
Voor de beslissing over de kosten in het incident is van belang dat indien [eiseres] niet (alsnog) vrijwillig zou hebben ingestemd met opheffing van de beslagen, de vorderingen tot opheffing ook zouden zijn toegewezen omdat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak. De rechtbank verwijst hiervoor naar het hiernavolgende, 4.7-15.
de vorderingen van [eiseres] in de hoofdzaak: aandelenovername
4.7.
Op grond van artikel 2:343 lid 1 BW geldt dat een aandeelhouder in een besloten vennootschap overname van de door hem gehouden aandelen kan vorderen van zijn medeaandeelhouders en/of de vennootschap indien hij door gedragingen van één of meer van zijn medeaandeelhouders en/of de vennootschap zodanig in zijn rechten of belangen wordt geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd.
4.8.
Voor de beoordeling van een dergelijke vordering moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de rechtbank is voor toewijzing van een dergelijke vordering onvoldoende de enkele omstandigheid dat de aandeelhouder die de vordering instelt, tegen zijn zin is ontslagen als bestuurder van de vennootschap. Een dergelijk ontslag kan weliswaar een zeer relevante factor vormen, maar bijkomende omstandigheden, van voldoende gewicht, zijn nodig om een vordering tot gedwongen overname eventueel te kunnen doen slagen.
4.9.
In het onderhavige geval komt daarbij dat in de aandeelhoudersovereenkomst tussen partijen geen afnameverplichting is opgenomen voor het geval een aandeelhouder zijn aandelen gedwongen aanbiedt vanwege (onvrijwillig) ontslag als bestuurder (zoals in het onderhavige geval is gebeurd). De omstandigheid dat partijen voor het geval van onvrijwillig ontslag van een aandeelhouder als bestuurder, bij overeenkomst uitdrukkelijk hebben gekozen voor slechts een aanbiedingsverplichting, en dus niet ook voor een afnameverplichting, maakt dat serieuze eisen moeten worden gesteld aan het gewicht van de bijzondere bijkomende omstandigheden die de betreffende tot aanbieding verplichte aandeelhouder aanspraak zouden kunnen geven op de wettelijke afnameverplichting van artikel 2:343 lid 1 BW.
4.10.
In de kern voert [eiseres] drie gedragingen van zijn medeaandeelhouders en Procap aan, die volgens haar – naast het gegeven ontslag als bestuurder – de door haar gestelde aanspraak op gedwongen overname van haar aandelen in Procap rechtvaardigt. In de eerste plaats stelt zij een notitie van [C] (Sisu Advies) en [B] (Denken & Doen) van 29 juni 2012 ter discussie. In die notitie stelden [C] en [B] de bestaande managementvergoedingen aan de orde, in het licht van de verliessituatie waarop Procap op dat moment leek af te stevenen. Samengevat stelden [C] en [B] voor om de managementvergoeding voor Sisu Advies (€ 12.990,00 per maand) te handhaven, maar die voor [eiseres] en [D] (tot dan toe € 12.834,00 respectievelijk € 11.160,00 per maand) om te zetten in lagere vaste beloningen (€ 4.000,00 respectievelijk € 3.500,00 per maand) plus individuele resultaatafhankelijke beloningen van (ieder) 70% van de omzet per declarabele dag. In de tweede plaats stelt [eiseres] dat [C]/Sisu Advies met een eenzijdige actie en zonder voorafgaand overleg, de managementovereenkomst tussen Procap en [eiseres] heeft opgezegd. In de derde plaats stelt [eiseres] dat Denken & Doen en Sisu Advies vervolgens niet hebben getracht – mét [eiseres] – om de verhoudingen weer te herstellen, maar zijn blijven afkoersen op ontslag van [eiseres] (dat daarna ook, tegen de wil van [eiseres], is verleend, vgl. hiervoor, 2.2). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.11.
Notitie 29 juni 2012. Tegenover de (blote) stelling van [eiseres] dat deze notitie een “merkwaardig” voorstel behelsde waarin in geval van tegenspoed één van de partners (Sisu Advies) geen enkel financieel risico liep, maar de andere twee – in de onderneming werkzame – partners ([eiseres] en [D]) wel, heeft Procap c.s. onweersproken uiteengezet dat de toen bestaande en door alle aandeelhouders ook aanvaarde taakverdeling binnen het bestuur inhield dat [C] hoofdzakelijk intern, dat wil zeggen niet declarabel werkzaam was, en [A] en [D] hoofdzakelijk extern (wel declarabel), zodat een beloningssystematiek die grotendeels afhankelijk zou zijn van individuele omzet, voor Sisu Advies niet voor de hand lag. Ook heeft Procap c.s. onweersproken aangevoerd dat [A] zijn (omzet)target in die tijd niet pleegde te halen en voorts dat hij weinig werk binnenhaalde, en het grootste deel van zijn eigen omzet behaalde op een niet door hemzelf geacquireerde klant. Evenmin heeft [eiseres] tegenspraak geboden op de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingname van Procap c.s. dat [A] als bestuurder een onvoldoende zichtbare, sturende, voorbeeld- en aanjaagrol vervulde binnen de onderneming. [eiseres] heeft voorts niet weersproken dat de voorgestelde beloningsstructuur het haar reëel mogelijk maakte, bij een goede eigen omzet, om méér te verdienen dan de tot dan toe voor haar geldende vaste beloning. Tegen deze achtergrond kan niet worden gezegd dat het voorstel van [C] en [B], dat klaarblijkelijk beoogde een stimulans te creëren voor [A] en [D] voor het behalen van goede omzetten, onredelijk of verwijtbaar was, of een aan Sisu Advies, Denken & Doen of Procap te verwijten oorzaak van de latere breuk tussen partijen. Hierbij weegt de rechtbank mee dat het voorstel zeker niet als niet-onderhandelbaar was geformuleerd; [A] en [D] hebben er ook op gereageerd met eigen (tegen)voorstellen, en daarover is ook gesproken.
4.12.
Opzegging managementovereenkomst.[eiseres] stelt wel dat [C] eenzijdig de managementovereenkomst heeft opgezegd, maar weerspreekt niet, althans niet gemotiveerd, het betoog van Procap c.s. dat voor zover geoordeeld zou moeten worden dat [eiseres] niet zelf heeft opgezegd – Procap c.s. stelt dat [A] dat mondeling heeft gedaan op 13 augustus 2012 –, Procap c.s. in elk geval in de veronderstelling verkeerde dat [A] had opgezegd, dat zij hem zo had begrepen, en dat [C] dus in elk geval niet te kwader trouw aan [eiseres] heeft bevestigd (dat was ook de door [C] gebezigde woordkeuze in haar brief van 15 augustus 2014, die [eiseres] kwalificeert als opzegging) dat deze de managementovereenkomst had opgezegd. Procap heeft [eiseres] direct op haar bezwaar tegen de door haar veronderstelde opzegging door Procap, laten weten haar niet te zullen houden aan de door haarzelf, Procap, veronderstelde opzegging door [eiseres]. Ook als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiseres] niet zelf had opgezegd, is deze kwestie – tegen deze achtergrond – van onvoldoende gewicht om de vorderingen van [eiseres] mede te kunnen dragen.
4.13.
Niet bevorderen van herstel van de verhoudingen/aansturen op ontslag + ontslag.Bij brief van 8 augustus 2012 had [C] te kennen gegeven niet samen met [A] als bestuurders van Procap verder te willen. Haar standpunt kwam neer op: hij of zijzelf eruit (als bestuurder). De overige aandeelhouders, behoudens [A], hebben daarop haar zijde gekozen, en dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het ontslag van [eiseres] op 15 april 2013. Dat Procap c.s. of STAK zich in dit traject op een zodanig voor de rechten of belangen van [eiseres] schadelijke wijze heeft gedragen dat het voortduren van het aandeelhouderschap van [eiseres] in Procap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd, heeft [eiseres] niet, en daarmee onvoldoende onderbouwd.
4.14.
Overige omstandigheden.De navolgende omstandigheden wegen voor de rechtbank verder nog mee ten gunste Procap c.s.:
  • [eiseres] heeft ontegenzeggelijk financieel belang bij verkoop van haar aandelen, maar Procap c.s. heeft er evenzeer (financieel) belang bij om daartoe niet te worden gedwongen, voor zover zij al tot overname – dat wil zeggen: betaling van de koopprijs – in staat zou zijn. [eiseres] heeft geen omstandigheden aangevoerd die onderbouwen dat haar belangen in deze zin zwaarder wegen;
  • Procap c.s. heeft de financiële belangen van [eiseres] in zoverre ontzien door [eiseres] ter gelegenheid van beëindiging van de managementovereenkomst te ontslaan uit haar verplichtingen uit het concurrentiebeding, en actief mee te werken aan overdracht van bestaande opdrachten waaraan [A] werkte, aan [eiseres];
  • voordat [eiseres] werd ontslagen als bestuurder, werd de meerderheid van de aandelen in Procap al gehouden door niet-bestuurders. In deze zin was Procap – anders dan [eiseres] stelt – niet meer typisch een quasi-partnerschap, waarin (bestuurs)zeggenschap en financieel belang steeds in dezelfde handen zijn. Dat dit vóór 2011 anders was geweest moge zo zijn, toen Denken & Doen per 1 januari van dat jaar terugtrad als bestuurder zijn de aandelen van Denken & Doen niet overgenomen door de andere aandeelhouders omdat daarvoor bij die andere aandeelhouders – ook [eiseres] – eenvoudig geen mogelijkheden waren. Gesteld noch gebleken is dat dit nadien anders is geworden. Nog steeds is Denken & Doen in die zin onvrijwillig aandeelhouder van Procap;
  • [eiseres] heeft niet concreet gemaakt dat zij reeds concreet bekneld is in haar nieuwe positie als aandeelhouder/niet-bestuurder (een positie die zij deelt met STAK en Denken & Doen, met wie zij nu samen 80% van de aandelen in Procap houdt), noch, zelfs, dat zij daarvoor concrete vrees moet hebben. Zij heeft, bijvoorbeeld, niet weersproken dat zij bij besluitvorming over nieuwe huisvesting voor Procap samen is opgetrokken met Denken & Doen, wier ideeën zij deelde, en met wie samen zij op dat moment een meerderheidsbelang in Procap hield (en nog steeds houdt). Ook heeft Denken & Doen haar bijvoorbeeld gelegenheid geboden om, in plaats van Denken & Doen zelf, aandelen te verkopen aan [E];
  • afwijzing van de vorderingen van [eiseres] in de onderhavige procedure staat er niet aan in de weg dat [eiseres], indien nieuwe gedragingen van haar medeaandeelhouders in Procap of Procap zelf zouden maken dat zij zodanig in haar rechten en belangen wordt geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in Procap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd, een nieuwe vordering op voet van artikel 2:343 lid 1 BW kan instellen. Tegen deze achtergrond kan enkele vrees voor een beklemde positie – in algemene zin heeft [eiseres] die vrees uitgesproken – niet al voldoende zijn voor toewijzing van een vordering op voet van artikel 2:343 lid 1 BW.
4.15.
Slotsom.[eiseres] is door de door haar gestelde gedragingen van haar medeaandeelhouders en Procap niet zodanig in haar rechten of belangen geschaad, dat haar aandeelhouderschap in Procap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. Haar vorderingen tegen Procap c.s. zullen daarom worden afgewezen. Gelet op de afwijzing van de vorderingen van [eiseres] tegen Procap c.s. en de daarvoor beslissende gronden, zullen ook de vorderingen van [eiseres] tegen STAK worden afgewezen.
kosten
4.16.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in de hoofdzaak worden veroordeeld. Aan de zijde van Procap wordt daarbij rekening gehouden met de door deze gemaakte kosten in verband met het door [eiseres] geëntameerde voorlopig getuigenverhoor, waarbij Procap, als verweerster, aanwezig is geweest.
4.17.
De kosten aan de zijde van Procap, tot op heden, worden begroot op:
- griffierecht € 3.715,00
- salaris advocaat
7.740,00(3,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 11.455,00
4.18.
De kosten aan de zijde van Denken & Doen, tot op heden, worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.989,00
4.19.
De kosten aan de zijde van Sisu Advies, tot op heden, worden begroot op:
- griffierecht € 3.829,00
- salaris advocaat
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 8.989,00
4.20.
De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde STAK worden begroot op
nihil.
4.21.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Denken & Doen en Sisu Advies, tot op heden, worden begroot op € 452,00 voor elk van hen (elk 2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verleent toestemming aan Denken & Doen om de door haar gehouden aandelen 1-445 in Procap, over te dragen aan [E] (artikel 2:343 lid 1 BW in verbinding met artikel 2:338 lid 1 BW),
5.2.
heft de door [eiseres] gelegde beslagen op,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Denken & Doen tot op heden begroot op € 452,00, en aan de zijde van Sisu Advies tot op heden eveneens begroot op € 452,00,
5.4.
verklaart dit vonnis in het incident uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak
5.5.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.6.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Procap tot op heden begroot op € 11.755,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2014 tot de dag van volledige betaling, aan de zijde van Denken & Doen tot op heden begroot op € 8.989,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2014 tot de dag van volledige betaling, aan de zijde van Sisu Advies tot op heden eveneens begroot op € 8.989,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2014 tot de dag van volledige betaling, en aan de zijde van STAK begroot op nihil,
5.7.
verklaart dit vonnis in de hoofdzaak in onderdeel 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: JWF 4231