ECLI:NL:RBMNE:2014:2535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
2617369 UC EXPL 13-20314
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een flitskrediet met verrekening van eerder betaalde garantiekosten

In deze civielrechtelijke zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, vorderde de besloten vennootschap Inpetto Service B.V., handelend onder de naam HeeLeen, een bedrag van € 500,00 van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een lening van € 600,00 die de gedaagde op 5 april 2013 had ontvangen, maar niet binnen de afgesproken termijn van 30 dagen had terugbetaald. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar was, aangezien deze lager was dan het uitgeleende bedrag en er geen rentekosten werden gevorderd. De gedaagde had echter verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat de rechtbank niet bevoegd was en dat HeeLeen eerst de garantsteller moest aanspreken voordat hij als schuldenaar werd aangesproken.

De kantonrechter verwierp de exceptie van onbevoegdheid, omdat de gedaagde niet de relevante algemene voorwaarden had overgelegd. De rechter oordeelde dat de lening als een flitskrediet moest worden beschouwd, wat betekent dat de Wet op het consumentenkrediet van toepassing was. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde recht had op verrekening van eerder betaalde garantiekosten, die als kredietkosten werden aangemerkt. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 150,00, te vermeerderen met wettelijke rente, en werden de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in kredietovereenkomsten en de noodzaak voor kredietverstrekkers om zich aan de wettelijke eisen te houden. De kantonrechter wees erop dat HeeLeen niet voldoende bewijs had geleverd voor de rechtmatigheid van de in rekening gebrachte kosten, wat leidde tot de beslissing om de proceskosten te compenseren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2617369 UC EXPL 13-20314 RW/4211
Vonnis van 11 juni 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Inpetto Service B.V., handelend onder de naam HeeLeen,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder ook te noemen HeeLeen,
eisende partij,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van HeeLeen,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde], tevens houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van repliek van HeeLeen.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
HeeLeen vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan HeeLeen te voldoen € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2013 tot de algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt HeeLeen het volgende. Tussen HeeLeen en [gedaagde] is een overeenkomst tot stand gekomen waarbij [gedaagde] op of omstreeks
5 april 2013 € 600,00 als geldlening (hierna: de lening) van HeeLeen heeft ontvangen. [gedaagde] heeft verzaakt de lening binnen de gestelde termijn van 30 dagen terug te betalen. Daardoor verkeert [gedaagde] in verzuim en is hij tevens de buitengerechtelijke incassokosten op grond van de artikelen 6:74 jo. 6:96 BW, ter grootte van € 90,00, verschuldigd. Om haar moverende redenen wenst HeeLeen haar vordering te beperken tot € 500,00, onder uitdrukkelijke reservering van het overige. HeeLeen maakt aanspraak op de wettelijke rente, nu [gedaagde] in verzuim is geraakt.
2.3.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord ten eerste gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is, nu de algemene voorwaarden in de artikelen 6.1 en 6.2 bepalen dat geschillen moeten worden voorgelegd aan de rechtbank te Nicosia, Cyprus.
2.4.
De kantonrechter zal eerst beslissen naar aanleiding van de opgeworpen exceptie van onbevoegdheid.

3.De beoordeling van de bevoegdheid

3.1.
HeeLeen voert verweer. Zij stelt dat de voorwaarden waar [gedaagde] zich op beroept niet door hem zijn overgelegd. Binnen de overeenkomst tussen [gedaagde] en HeeLeen heeft HeeLeen een garantsteller voor [gedaagde] verplicht gesteld om de lening te kunnen verkrijgen. [gedaagde] heeft daartoe een overeenkomst gesloten met Comfort Guarantee Ltd. (hierna: CG) waarbij CG tegen betaling van € 150,00 tegenover HeeLeen garant staat voor de terugbetaling van het geleende bedrag (hierna: de garantstellingsovereenkomst). HeeLeen vermoedt dat [gedaagde] zich beroept op de algemene voorwaarden van CG, nu deze onderneming gevestigd is te Nicosia, Cyprus.
3.2.
[gedaagde] heeft de stellingen van HeeLeen verder niet weersproken. Bij zijn antwoord heeft hij de door hem bedoelde voorwaarden niet overgelegd. Hieruit volgt dat het door [gedaagde] bedoelde beding als niet van toepassing moet worden beschouwd bij de overeenkomst tussen HeeLeen en [gedaagde]. De exceptie van onbevoegdheid zal dan ook worden afgewezen, waardoor de kantonrechter van deze rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[gedaagde] voert het volgende verweer. Ten eerste stelt hij dat HeeLeen op grond van haar algemene voorwaarden bij het uitblijven van de terugbetaling van de lening als eerste CG als garantsteller dient aan te spreken. Nu HeeLeen niet als eerste CG maar [gedaagde] aanspreekt is de vordering tegenover hem onterecht ingesteld. Verder heeft [gedaagde] in de periode tussen 11 december 2012 en 3 april 2013 eerder bij HeeLeen leningen afgesloten en heeft voor die leningen eveneens bij CG garantstellingsovereenkomsten afgesloten. Daarvoor heeft hij als vergoeding in totaal € 350,00 betaald (hierna: garantievergoeding). [gedaagde] vermoedt dat CG en HeeLeen als een en hetzelfde bedrijf zijn te beschouwen. Dit houdt in dat de door hem betaalde garantievergoedingen als kredietkosten voor die leningen dienen te worden beschouwd. De hoogte daarvan ten opzichte van de geleende bedragen maakt dat deze kredietkosten niet zijn toegestaan. [gedaagde] doet een beroep op opschorting van zijn betalingsverplichting ten aanzien van de lening. [gedaagde] verwijst hierbij naar zijn (overigens ongedateerde en ongeadresseerde) brief aan HeeLeen en CG zoals opgenomen als bijlage 2 bij zijn antwoord. Nu HeeLeen de gevraagde duidelijkheid niet heeft gegeven beroept [gedaagde] zich op verrekening van de in het verleden betaalde garantievergoeding, door hem bestempeld als woekerrente, met de huidige lening.
4.2.
HeeLeen stelt ten eerste dat zij vrij is in de keuze om ofwel [gedaagde] als schuldenaar ofwel CG als garantsteller aan te spreken. Verder betwist zij dat HeeLeen en CG te beschouwen zijn als een en dezelfde onderneming. De door [gedaagde] bedoelde brief is door HeeLeen niet ontvangen. Verder heeft [gedaagde] niet aangetoond dat en aan wie hij de garantievergoedingen heeft betaald, aldus HeeLeen.
4.3.
Aan het verweer van [gedaagde] dat HeeLeen bij het uitblijven van de terugbetaling van de lening als eerste CG dient aan te spreken wordt voorbijgegaan. De algemene voorwaarden waaruit dit zou blijken zijn niet overgelegd en evenmin blijkt dit uit de correspondentie waar [gedaagde] naar verwijst. Het verweer van [gedaagde] op dit punt is dan ook van onvoldoende onderbouwing voorzien.
4.4.
De lening is, gezien de relatief beperkte hoogte en de korte terugbetaaltermijn van 30 dagen, aan te merken als een zogenaamd ‘flitskrediet’. Sinds 11 juni 2011 vallen deze kredieten onder de bepalingen van de Wet op het consumentenkrediet (Wck), de Wet op het financieel toezicht (Wft) en titel 2A van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Op de lening is derhalve artikel 4 van het Besluit kredietvergoeding (Bkv) van toepassing, welk artikel de hoogst toegelaten kredietvergoeding bepaalt.
4.5.
[gedaagde] voert als zodanig tegen de hoogte van de vordering in hoofdsom geen verweer en weerspreekt niet dat hij de lening heeft ontvangen. De gevorderde hoofdsom is lager dan het uitgeleende bedrag en HeeLeen vordert geen vervallen rente. Ook vordert HeeLeen geen betaling van de € 150,00 aan garantievergoeding die zij in rekening heeft gebracht voor de lening. De kantonrechter zal er daarom voorlopig van uitgaan dat de vordering niet in strijd is met de genoemde, dwingendrechtelijke, bepalingen en de daarin bepaalde consumentenbescherming. De vordering in hoofdsom is dan ook in beginsel toewijsbaar.
4.6.
Tegenover de vordering stelt [gedaagde] dat hij deze kan verrekenen met de eerder door hem betaalde garantievergoedingen. Hij verwijst daarbij naar de facturen van HeeLeen van 2 januari, 4 februari en 6 maart 2013. Daaruit blijkt dat [gedaagde] eerder leningen bij HeeLeen heeft afgesloten voor een totaalbedrag van € 1.200,00 en dat daarvoor door HeeLeen aan garantievergoedingen € 300,00 in rekening is gebracht. Wat er ook zij van de stelling van HeeLeen dat zij en CG niet te beschouwen zijn als één bedrijf, uit de facturen blijkt dat HeeLeen, dus niet CG, de vergoeding voor de garantstelling in rekening brengt. Derhalve moet er, nu HeeLeen daaromtrent geen verklaring of toelichting heeft gegeven, van worden uitgegaan dat deze garantievergoedingen aan te merken zijn als kredietkosten. Deze eerdere kredietkosten bedragen 25 procent van het geleende bedrag op een betalingstermijn van 30 dagen. Dit houdt in dat de kredietkosten op jaarbasis 300 procent bedragen. De hoogst toegelaten kredietvergoeding bedraagt volgens artikel 4 Bkv de wettelijke rente, verhoogd met 12 procentpunten. In de periode van de facturen bedroeg de wettelijke rente 3 procent en de hoogst toegelaten kredietvergoeding derhalve 15 procent. Daaruit volgt dat HeeLeen voor de eerdere leningen van [gedaagde] ontoelaatbare kredietkosten in rekening heeft gebracht, hetgeen op grond van artikel 36 Wck verboden is.
4.7.
De stelling van [gedaagde] dat hij deze kredietkosten daadwerkelijk heeft voldaan wordt door HeeLeen niet anders weersproken dan dat zij dit in algemene zin ter discussie stelt. In aanmerking genomen dat HeeLeen deze kredietkosten zelf heeft geïnd, schiet deze weerspreking tekort. Ook de hoogte van de door [gedaagde] betaalde kredietkosten van € 350,00 wordt door HeeLeen niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit brengt mee dat deze in het verleden in rekening gebrachte kredietkosten zonder rechtsgrond door [gedaagde] zijn betaald tot een bedrag van € 350,00 en dat hij dit bedrag op die grond kan verrekenen met de vordering.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 500,00 en dat [gedaagde] dit bedrag voor € 350,00 kan verrekenen met de eerder betaalde kredietkosten. [gedaagde] zal voor wat betreft de hoofdsom worden veroordeeld tot betaling van € 150,00.
4.9.
De wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen, in die zin dat deze berekend dient te worden over het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom van € 150,00 vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 4 december 2013.
4.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking gelet op het bepaalde in afdeling 3, hoofdstuk IV, Wet op het Consumentenkrediet.
4.11.
Uit de bepalingen van de Wck, de Wft en titel 2A van boek 7 BW vloeien (onder andere) strenge eisen voort aan de wijze van totstandkoming en de formele vereisten van de overeenkomst, alsook aan de maximale kredietvergoeding en wat daaronder dient te worden verstaan. De kantonrechter stelt vast dat HeeLeen hierover niets heeft gesteld en evenmin de aan de overeenkomst ten grondslag liggende bescheiden heeft overgelegd waarop zij zich beroept. Daarmee heeft zij het [gedaagde] bemoeilijkt om gericht en inhoudelijk verweer te voeren. Gelet op deze wijze van procederen en gelet op het feit dat partijen over en weer zowel in het gelijk als in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan HeeLeen tegen bewijs van kwijting te betalen € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 december 2013 tot de algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.