ECLI:NL:RBMNE:2014:2278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
16-701067-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij in de periode van 22 februari 2013 tot en met 21 mei 2013 de slachtoffer, een jonge vrouw uit Roemenië, heeft uitgebuit. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat. De tenlastelegging werd op 12 november 2013 gewijzigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffer, die verslaafd was aan drugs en geestelijk niet in goede gezondheid verkeerde. De verdachte heeft de slachtoffer gedwongen om als prostituee te werken, waarbij hij haar controleerde en haar inkomsten afnam. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de slachtoffer geanalyseerd, evenals tapgesprekken die zijn afgeluisterd. Hieruit bleek dat de verdachte zich niet bekommerde om het welzijn van de slachtoffer en enkel gericht was op financieel gewin.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 3.090. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen dwangmiddelen in de vorm van fysiek geweld gebruikt, maar zijn gedrag werd als zeer kwalijk beoordeeld, gezien de impact op de slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701067-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 mei 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [1989],
volgens de gemeentelijke basisadministratie zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, naar eigen zeggen woonachtig op de [adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013, 12 november 2013, 4 februari 2014 en 15 mei 2014. De zaak is inhoudelijk behandeld op 15 mei 2014. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 12 november 2013 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van ongeveer 1 oktober 2009 tot en met 24 mei 2013 samen met (een) ander(en) ten aanzien van [slachtoffer] (hierna te noemen: “[slachtoffer]”) te Utrecht en Alkmaar zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de periode vanaf 1 oktober 2009 waarin [slachtoffer] te Alkmaar als prostituee werkte, alsmede met uitzondering van het bestanddeel medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft er daarbij onder meer en onderbouwd op gewezen dat niet bewezen kan worden dat verdachte door aanwending van een van de genoemde middelen in artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht het oogmerk had om [slachtoffer] uit te buiten dan wel [slachtoffer] heeft uitgebuit, met het doel zichzelf te bevoordelen.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] Al hetgeen de rechtbank overweegt heeft betrekking op de ten laste gelegde periode van 1 februari 2013 tot en met 24 mei 2013. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de tenlastelegging niet kan worden bewezen voor zover deze betrekking heeft op de periode vanaf 1 oktober 2009 waarin [slachtoffer] te Alkmaar werkzaam was als prostituee. Eveneens is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet kan worden bewezen.
Verklaringen en processen-verbaal van bevindingen
Verdachte en [slachtoffer] zijn medio februari 2013 naar Nederland gekomen [2] en hebben vanaf die tijd gewoond op de [adres] te [plaats]. [3] Verdachte en [slachtoffer] hadden op dat moment ongeveer zes jaar een relatie. Zij hebben een relatie gekregen toen verdachte 16 jaar was en [slachtoffer] 14 jaar. [4]
[slachtoffer] was sinds een aantal jaar als prostituee werkzaam. Verdachte was daarvan op de hoogte. [5] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de periode van 22 februari 2013 tot en met 21 mei 2013 op het Zandpad te Utrecht als prostituee heeft gewerkt. Zij werkte daar zeven dagen per week van 9-21u. [6]
Evenals verdachte heeft [slachtoffer] de Roemeense nationaliteit. [slachtoffer] spreekt niet of nauwelijks Nederlands of Engels. [7] [slachtoffer] was aan drugs verslaafd [8] en verdachte wist dat. [9] Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] niet kon nadenken en zelf geen beslissing kon nemen. [10] Verdachte vond [slachtoffer] erg naïef. [11] Verdachte was ervan op de hoogte dat [slachtoffer] eerder opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis in Boekarest, Roemenië. [12]
Bij een controle op 27 maart 2013 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij naar het werk wordt gebracht en gehaald. Op diezelfde dag rond 21.00u is [slachtoffer] met de auto opgehaald door [A]. [13] [A] is geboren in Bulgarije en woonde bij verdachte en [slachtoffer] op de [adres] te [plaats]. [14] [slachtoffer] heeft in een latere verklaring herhaald dat zij door een Bulgaarse man [de rechtbank begrijpt: [A]], met de auto naar haar werk werd gebracht en van haar werk werd opgehaald. [15] Dat [A] [slachtoffer] met de auto wegbracht en ophaalde wordt bevestigd door[B], die tevens heeft verklaard dat verdachte zich wel eens met het werk van [slachtoffer] bemoeide door haar te vertellen wat langer te blijven. [16]
Verdachte werkte niet in Nederland en verdiende niks in Nederland. [17] Verdachte had ook geen enkele inkomsten uit Roemenië. [18] Verdachte leefde van het geld dat [slachtoffer] verdiende. [19] De huur van de woning op de [adres] te [plaats] betaalde verdachte met het geld dat [slachtoffer] verdiende. [20]
Op 24 mei 2013 is verdachte aangehouden ter zake van verdenking van mensenhandel. [21] Op diezelfde dag is [slachtoffer] onderzocht door psychiater P. Raap. Raap verklaarde dat [slachtoffer] een zeer kwetsbare indruk maakte en dat zij geschikt en gebaat was bij een vrijwillige opname binnen de GGZ. [22] Op 22 juni 2013 is [slachtoffer] gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Amsterdam in verband met haar geestelijke toestand. [23]
Tapgesprekken
Vanaf 4 april 2013 zijn onder andere de volgende telefoongesprekken van verdachte afgetapt. [24]
Tapgesprek tussen verdachte (Nnm) en [slachtoffer] (Nnv) op 10 april 2013, 17:18:41: [25]
Nnm: zet een glimlach op, sta niet zo recht daar.
Nnv (lach)
Nnm: ik heb je toch gezegd, mijn lul..en waarom heb je de pads van de BH eruit gehaald, want daardoor zie je de borsten beter.
Nnv: Ah.
Nnm: (onverstaanbaar)..wat mijn lul, ik zag dat de meeste (vrouwen)(onverstaanbaar) die borsten hebben, jij heb ze en stopt ze helemaal in de BH.
Nnm: Hoor eens, [B] zei dat er een vrouw was in blote borsten, ze had slechts een net erover.
Nnm: En vraag aan die, of ze je een kamer vanaf morgen geven mijn lul, anders moeten we kijken wat we doen.
Nnv: ik zal kijken.
Nnm (onverstaanbaar) en anders in de avond als ze geen hebben.. als ze (het) net hebben dan kom je naar huis en we zien wel.
Nnv: Goed (onverstaanbaar).
Nnm: goed (onverstaanbaar) kijk maar wat je tot vanavond kunt “doen” ja?
Tapgesprek tussen verdachte (NNman) en [slachtoffer] ([slachtoffer]) van 16 april 2013, 16:18:08: [26]
[slachtoffer] zegt dat ze wél gaat.
NNman: jouw zaak, je bent stom..wie haalt je op?
[slachtoffer]: ik zie wel.
Nnman: Goed als je mij op de zenuwen wil werken, ga maar hup..hebben we geld ervoor om weg te gooien?..de huur komt er aan, ben je stom? denk na met je hoofd…als we geld hadden, had je met de taxi op en neer kunnen gaan…kom we praten als ik er ben.
[slachtoffer] zegt, goed.
Tapgesprek tussen verdachte (M) en [slachtoffer] (C) van 1 mei 2013, 0:07:38: [27]
M: loopt het een beetje, of?
C: Ja.
M: Uhm..heel goed lief, heel goed..kom, blijf vandaag zolang je kunt ja?
C: Ja.
M: goed mijn poppetje, ik hou veel van je.
Tapgesprek tussen verdachte ([verdachte]) en [slachtoffer] ([slachtoffer]) van 4 mei 2013, 0:01:01: [28]
[verdachte] is op de parkeerplaats.
[slachtoffer] vraagt of hij naar haar toekomt.
[verdachte]: Ja ik kom, 2 minuten..nu ….neem niets meer aan. [geen klanten aannemen]. [slachtoffer] wacht op hem.
Tapgesprek tussen verdachte en [slachtoffer] van 4 mei 2013, 2:25:55: [29]
[slachtoffer]: Kom, stuur je[A] om mij op te halen?
[verdachte]: Waarom?
[slachtoffer]: Daarom.
[verdachte]: Op dit tijdstip?..blijf minstens tot 4 uur.
[slachtoffer]: goed..ik kijk wel.
[verdachte]: Heb je ’t gehoord?
[slachtoffer]: Heb het gehoord.
[verdachte]: En bel hem daarna op dat hij je komt ophalen.
Tapgesprek tussen verdachte en zijn moeder van 9 mei 2013, 17:48:50: [30]
Moeder zegt dat [verdachte] het geld moet sparen.
[verdachte]: ik weet het, wij willen ook naar huis komen..maar hoor je niet, voordat we 20.000 hebben kom ik niet naar huis.
Moeder: Uhm..maar [verdachte]..je moet elke cent vasthouden, alleen voor het eten uitgeven..
Tapgesprek tussen verdachte en moeder van 16 mei 2013, 16:07:06: [31]
[verdachte]: Stel niet zoveel vragen over hoezo, ze is gek ik kan haar niet helpen, over een week komt er een andere (vrouw) en klaar.
Moeder: (…) je moet voor het meisje zorgen schat, want het is zonde kleintje…
[verdachte]: we moeten sterk zijn, als je niet sterk bent in het leven dan wordt het je ondergang, begrijp je..zij is te gronde gegaan omdat ze zwak is, dat is het, wat kan ik eraan doen..wat moet ik mijn leven verspillen voor haar.
Moeder: Schatje toch…zo is zij, gevoelig.
[verdachte]: Ze was…ze was dom omdat ze drugs heeft genomen tot het haar neus ging bloeden en daarom heeft ze zo gedaan, wat moet ik doen..ze wist dat ik niet tegen drugs kan en wat wil je nu dat ik eraan doe, als ze dom is moet ze zo haar leven lang blijven, ik kan niet mijn leven opgeven voor haar begrijp je. […]
Moeder: En werken? …werkt ze tenminste?
[verdachte]: Zwakjes…ze werkt 3 a 4 uur en dat is niet…liefst wil ze zoveel mogelijk uitgeven…steeds maar “kom naar het centrum, kom naar de lul, kom naar de kut…alleen om geld uit te geven en zo, maar ze ‘maakt’ [lees verdient] niet, begrijp je.
Moeder: breng haar naar huis [Ro] zodat ze weer wordt opgenomen want anders doe je niets met haar daar.
[verdachte]: waarom zal ik ze naar huis brengen?..laat ze hier blijven, hoor je niet dat er over een week iemand anders naar mij komt en klaar..ze wil niet naar huis.
Tapgesprek tussen verdachte en zijn moeder van 22 mei 2013, 16:23:22: [32]
[verdachte] maakt het niet goed, [slachtoffer] maakt problemen. Moeder vraagt of [verdachte] haar niet ergens kan op laten nemen. [verdachte] zegt dat hij met iemand heeft gesproken die hiernaartoe zou komen maar [slachtoffer] zei dat als ze hem met iemand anders aantreft “dan gaat mij in de problemen brengen”. Moeder vraagt of [verdachte] “haar” vader niet kan bellen om haar op te komen halen.
Moeder zegt dat ze van vader heeft gehoord dat er een meisje vandaag zou komen en moeder vraagt zich af of ze er al gekomen is of niet, want gisteravond ging hij een ticket kopen.
[verdachte]: Eh…ja, ze wilde komen…ze wacht…maar ik kan haar niet laten komen omdat er hier een probleem is met [slachtoffer].
Moeder: Uhm…dus het gaat heel slechts met haar, nietwaar?
[verdachte]: Ze zei dat als er iemand komt, zorgt ze dat ik een probleem krijg, ze gaat ‘schrijven’ [verklaring afleggen]. ..
[…] [verdachte] wil ‘daar’ gaan werken en zijn eigen geld verdienen, hij wil niet afhankelijk zijn van iemand, hij heeft gehoord dat hij ‘daar’ ook 5000 per maand kan verdienen...
Moeder zegt dat hij goed op het geld moet letten, hij had het beter een deel met Bogdan mee naar Roemenië kunnen sturen, want ze hij weet dat ze het thuis nodig hebben.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f Sr. Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met seksuele uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van prostitutie aan te nemen. Er hoeft geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Tot slot mag de rechter (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Daarbij geldt als criterium de "gemiddelde mondige prostituee in Nederland", die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit.
Een bewezenverklaring van mensenhandel ingevolge artikel 273f lid 1 Sr kan volgen indien (i) verdachte een persoon met
het oogmerk van uitbuitingdoor gebruik van
dwangmiddelenheeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten:
handelingen) (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr), (ii) verdachte door het hanteren van dergelijke middelen een persoon gedwongen heeft of bewogen heeft zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr), (iii) verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander persoon (artikel 273f lid 1 sub 6 jo. lid 2 Sr) of (iv) verdachte door het hanteren van voornoemde middelen een persoon heeft gedwongen dan wel heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen (artikel 273f lid 1 sub 9 Sr).
In de hierna te volgen bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Bewijsoverweging
Dwangmiddelen (artikel 273f lid 1 sub 1,4 en 9 Sr)
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor bewezen verklaarde omstandigheden, in onderling verband en in nauwe samenhang bezien, verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer].
[slachtoffer] was in de periode van 22 februari tot en met 21 mei 2013 een eenentwintig jaar jonge vrouw afkomstig uit Roemenië en sprak niet of nauwelijks Nederlands of Engels. [slachtoffer] was verslaafd aan cocaïne en was geestelijk niet in goede gezondheid. Deze omstandigheden maakten dat [slachtoffer] niet goed functioneerde en zij verkeerde daardoor in een afhankelijke, onzelfstandige positie. Verdachte wist dat. Verdachte heeft daarvan misbruik gemaakt door [slachtoffer] tijdens haar werkzaamheden als prostituee te controleren en de gang van zaken daaromtrent te bepalen. Zo bemoeide verdachte zich met de wijze waarop [slachtoffer] zich kleedde terwijl zij haar prostitutiewerkzaamheden uitoefende, oefende verdachte invloed uit hoeveel uren [slachtoffer] werkte, bepaalde verdachte wánneer [slachtoffer] van haar werk werd opgehaald, en was verdachte nauw betrokken bij de uitgaven van de door [slachtoffer] gegenereerde inkomsten zoals bijvoorbeeld de huuruitgave en de kosten voor taxivervoer.
Handelingen (artikel 273 f lid 1 sub 1 Sr)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte regelde dát [slachtoffer] vervoerd werd van en naar haar werk. Verdachte bepaalde ook wánneer zij werd opgehaald van haar werk. Hoewel verdachte zelf geen auto’s bestuurde, concludeert de rechtbank op die gronden dat verdachte [slachtoffer] vervoerde van en naar haar werk in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr. Voorts staat vast dat verdachte en [slachtoffer] op hetzelfde adres waren gehuisvest en blijkt uit het dossier dat [slachtoffer] daarvan geen huissleutel had en dat verdachte zorg droeg voor de feitelijke betaling van de huur.
Oogmerk van uitbuiting / uitbuiting (artikel 273 f lid 1 sub 1, 6 Sr jo. artikel 273 f lid 2 Sr)
De rechtbank stelt hierbij voorop dat het hebben van een oogmerk tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg veronderstelt. Het oogmerk van uitbuiting is in het onderhavige geval gelegen in het verkrijgen van eigen financieel gewin.
Uit de tapgesprekken die verdachte heeft gevoerd maakt de rechtbank op dat verdachte voor ogen had om zoveel mogelijk geld te verkrijgen en te verzamelen uit de door [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden. De overtuiging van de rechtbank dat verdachte het oogmerk had om zichzelf financieel te verrijken, wordt gesterkt doordat verdachte bij een andere vrouw, niet zijnde [slachtoffer], in een gesprek heeft gecontroleerd of zij de prijzen die behoorden bij bepaalde seksuele handelingen niet is vergeten. [33] Ook heeft verdachte met weer een andere vrouw gesprekken gevoerd teneinde haar naar Nederland te laten komen om in de prostitutie te gaan werken. [34] Verdachte had dit laatstgenoemde plan gedurende de periode dat [slachtoffer] als gevolg van haar geestestoestand kennelijk niet meer en naar het leek steeds minder in staat was om dagelijks veel uren te maken als prostituee. Uit de hiervoor weergegeven gesprekken volgt dat verdachte zich daarbij niet bekommerde om het welzijn van [slachtoffer], maar veeleer bezig was met hoe hij geld kon blijven verdienen.
De rechtbank stelt bovendien vast dat verdachte niet alleen het oogmerk van uitbuiting heeft gehad, maar ook dat verdachte [slachtoffer] daadwerkelijk heeft uitgebuit. Verdachte verdiende zelf niks en leefde van het geld dat [slachtoffer] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden. [slachtoffer] werkte over het algemeen van 9 – 21 uur. Verdachte heeft [slachtoffer] bovendien meermaals verzocht méér uren te werken dan zij wilde of zoveel uren als zij kon volhouden. Dit maakt dat verdachte [slachtoffer] feitelijk uitbuitte. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft bepleit, kan deze situatie gelet op de bewezen verklaarde omstandigheden, dwangmiddelen en handelingen, niet worden aangemerkt als een normale partnerrelatie waarin partijen hebben afgesproken dat de vrouw de belangrijkste kostwinner is.
Dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen (artikel 273 f lid 1 sub 4 Sr)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het hiervoor beschreven door hem gemaakte misbruik, [slachtoffer] heeft bewogen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Verdachte bewoog [slachtoffer] hiertoe door ervoor te zorgen dat zij werd vervoerd van en naar haar werk, door haar te controleren op haar werk, door haar te pushen méér uren of zoveel uren als mogelijk te blijven werken en door haar ervan te doordringen dat zij beiden financieel afhankelijk waren van het geld dat zij als prostituee verdiende.
Voordeel trekken en dwingen of bewegen hem te bevoordelen (artikel 273 f lid 1 sub 6, 9 Sr)
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] alsmede dat verdachte als gevolg van het door hem gemaakte misbruik, [slachtoffer] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van [slachtoffer]’s seksuele handelingen.
Aanvullende overweging
Verklaringen [slachtoffer] en medebewoners van de [adres]Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet in de weg staat aan een bewezenverklaring, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. Uit het voorgaande blijkt ondubbelzinnig dat sprake is van de in de wet omschreven dwangmiddelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van de overige tenlastegelegde delictsomschrijvingen ondubbelzinnig bewijs voorhanden is. Om die reden gaat de rechtbank voorbij aan de voor verdachte ontlastende verklaringen van [slachtoffer]. De rechtbank zal daarom het voorwaardelijke verzoek van de raadsman afwijzen om in geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt [slachtoffer] op zitting nader te horen.
De rechtbank zal ook voorbij gaan aan de voor verdachte ontlastende verklaringen van de medebewoners op de [adres] te [plaats], nu deze verklaringen overtuigend worden weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, en dan in het bijzonder door de door verdachte gevoerde (tap)gesprekken.
Conclusie
Op grond van de hiervoor genoemde feiten, omstandigheden en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
verdachte:
op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
ongeveer 22 februari 2013tot en met 21 mei 2013 te Utrecht (en/of
elders in Nederland)
(telkens)
een persoon, genaamd [slachtoffer]
(sub 1 en/of sub 6 en/of sub 9)
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwichten/of door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1) heeft vervoerd en/of gehuisvest , (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en
(sub 4) die [slachtoffer] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van arbeid of dienst
en
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer],
en
(sub 9) die [slachtoffer] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met een
derde,
bestaande
dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of dat misbruik van een kwetsbare positie
hieruit dat verdachte
-een (liefdes-)relatie langdurig heeft onderhouden met die [slachtoffer] en (sub 1, 4, 6 en 9) hebben die handeling(en) hieruit bestaan dat verdachte (telkens) (meermalen)
-die [slachtoffer] op zijn, verdachte's, woon- en/of verblijfadres(sen) heeft ondergebracht en
-die [slachtoffer] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden (werk-)instructies heeft gegeven, en
-die [slachtoffer] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en/of die [slachtoffer] van haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en
-die [slachtoffer] heeft gecontroleerd op het moment dat zij, die [slachtoffer], als prostituee aan het werk was, en
-die [slachtoffer] ertoe heeft aangezet en/of gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken en
-die [slachtoffer] alle, althans een zeer groot deel van haar (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan heeft laten afgeven aan hem, verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
mensenhandel.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • een geldboete van € 3.090, welk bedrag overeenkomt met het geldbedrag waarop ten laste van verdachte conservatoir beslag is gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich zoals hiervoor is weergegeven op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte een blanco strafblad heeft en verzocht een straf op te leggen die maximaal gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, zijnde een periode van 257 dagen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. Mensenhandel is een zeer vergaande manier van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van vrouwen geheel ondergeschikt wordt gemaakt aan geldelijk gewin. Naar het oordeel van de rechtbank verdient mensenhandel een forse bestraffing, gelet op de inbreuk die daarbij wordt gemaakt op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid en de persoonlijke vrijheid.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij [slachtoffer], die zich in een zeer kwetsbare positie bevond, gedurende een periode van ongeveer drie maanden 12 uren per dag, zeven dagen in de week, prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten. Ook betrekt de rechtbank in haar strafoplegging dat verdachte [slachtoffer] in haar doen en laten controleerde. Dit ging zelfs zo ver dat verdachte [slachtoffer] heeft gepusht méér uren of zo veel mogelijk uren te blijven werken. Verdachte bekommerde zich daarbij niet om het welzijn van [slachtoffer]. Verdachte werkte zelf niet en had geen inkomsten, maar leefde van het geld dat [slachtoffer] verdiende. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte op geen enkele wijze inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn gedrag. Verdachte heeft daarentegen een beeld van de gebeurtenissen gepresenteerd dat in schril contrast staat met hetgeen de rechtbank bewezen acht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld en ook niet eerder met de Nederlandse justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is ook niet eerder strafrechtelijk veroordeeld in Roemenië.
De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Rekening houdend met het feit dat verdachte geen dwangmiddelen heeft gebruikt in de vorm van fysiek geweld of bedreiging, dat de uitbuiting een drie maanden beslaat - drie weken minder dan waar de officier van justitie van uit is gegaan - en dat verdachte een blanco strafblad heeft, acht de rechtbank ruimte aanwezig om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen.
De rechtbank acht alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur dat hij in voorarrest heeft gezeten (zijnde 257 dagen) passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, zal worden afgetrokken van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Om verdachte ervan te weerhouden nogmaals dergelijke feiten te plegen, zal de rechtbank voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Tot slot zal de rechtbank uit het oogpunt van vergelding een geldboete van € 3.090,- opleggen, nu de verdachte met zijn handelwijze enkel persoonlijk gewin heeft nagestreefd en geld heeft verdiend uit de opbrengst van [slachtoffer]’s prostitutiewerkzaamheden. Deze geldboete komt overeen met het bedrag waarop ten laste van verdachte conservatoir beslag is gelegd.
Gelet op voornoemde gevangenisstraf zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 273f van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: mensenhandel,
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
437 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, zijnde een periode van 257 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
180 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 3.090,- (zegge: drieduizend en negentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 40 dagen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van J.J Veldhuizen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2014.
Mr. M.C. Oostendorp is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
dat [verdachte] op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
ongeveer 01 oktober 2009 tot met 24 mei 2013 te Utrecht en/of Alkmaar (en/of
elders in Nederland)
(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon, genaamd [slachtoffer]
(sub 1 en/of sub 6 en/of sub 9)
door dwang
en/of geweld
en/of een of meer andere feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of door afpersing
en/of door fraude
en/of door misleiding
en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie
(sub 1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], en/of
(sub 4) die [slachtoffer] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot
het verrichten van arbeid of dienst
en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden
dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten, en/of
(sub 6) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(sub 9) die [slachtoffer] heeft gedwongen dan wel bewogen hem (en/of zijn
mededader(s))
te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met of voor een
derde, en/of
bestaande
die dwang
en/of dat geweld
en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die dreiging met geweld
en/of die dreiging van die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die afpersing
en/of die fraude
en/of die misleiding
en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of dat misbruik van een kwetsbare positie
(telkens) hieruit dat verdachte (en/of zijn mededader(s)) (telkens) (meermalen)
-een (liefdes-)relatie is aangegaan en/of langdurig heeft onderhouden met die
[slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] heeft gedwongen (althans overgehaald) een tatoeage op haar lichaam
te zetten met de tekst "[verdachte]" (zijnde de voornaam van verdachte) en/of
(sub 1, 4, 6 en 9) hebbende die handeling(en) hieruit bestaan dat
verdachte (en/of zijn mededader(s)) (telkens) (meermalen)
-die [slachtoffer] op zijn, verdachte's, woon- en/of verblijfadres(sen) heeft
ondergebracht (althans in een of meer woning(en)), en/of
-die [slachtoffer] voorafgaand en (vervolgens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden
(werk-)instructies heeft/hebben gegeven, en/of
-die [slachtoffer] naar haar prostitutiewerkplek heeft/hebben gebracht en/of die
[slachtoffer] van haar prostitutiewerkplek heeft/hebben opgehaald, en/of
-die [slachtoffer] heeft/hebben gecontroleerd en/of heeft/hebben laten controleren op
het moment dat zij, die [slachtoffer], als prostituee aan het werk was, en/of
-die [slachtoffer] opdracht heeft/hebben gegeven en/of onder druk heeft/hebben gezet
en/of ertoe heeft/hebben aangezet en/of gebracht een (zeer) groot aantal dagen
(per week), en/of een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te
werken en/of
-die [slachtoffer] alle, althans een zeer groot deel van haar
(prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft/hebben
afgepakt, althans heeft/hebben laten afgeven aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s), althans die [slachtoffer] slechts een (zeer) klein deel van die
verdiensten heeft/hebben laten behouden;
art 273f lid 1 aanhef en sub(s) 1 en/of 4 en/of 6 en/of 9
jo 273f lid 3 sub 1
Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende einddossier met nummer 2013069371-E bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 182.
3.Proces-verbaal van verhoor van [C] bij de rechter-commissaris, pag. 2.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 179, 180.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 209.
6.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, pag. 6.
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 28.
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, pag. 10.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 179.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 180.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 203.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 180.
13.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 30 – 32.
14.Proces-verbaal van verhoor [A] bij de rechter-commissaris, pag. 2.
15.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] bij de rechter-commissaris, pag. 7.
16.Proces-verbaal van verhoor [B] bij de rechter-commissaris, pag. 2.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 207.
18.Proces-verbaal van verhoor van [D], broer van verdachte, pag. 415; schriftelijke informatie van het Nationale Bureau van Handelsregister (pag. 422-424) en schriftelijke informatie van het Nationaal Agentschap voor Fiscale Administratie (pag. 427-431).
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 207.
20.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 31.
21.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], pag. 45.
22.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], pag. 48.
23.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], pag. 164.
24.Proces-verbaal van bevindingen interceptie 09Goya van verbalisant [verbalisant 2], pag. 54-55.
25.Proces-verbaal, pag. 60.
26.Proces-verbaal, pag. 69.
27.Proces-verbaal, pag. 74.
28.Proces-verbaal, pag. 78.
29.Proces-verbaal, pag. 79.
30.Proces-verbaal, pag. 82.
31.Proces-verbaal, pag. 86 welke vertaling van het tapgesprek later gedeeltelijk is geherformuleerd, zie proces-verbaal, pag. 763 en 764.
32.Proces-verbaal, pag. 106 welke vertaling van het tapgesprek later gedeeltelijk is geherformuleerd, zie proces-verbaal, pag. 764.
33.Tapgesprek van 1-5-2013, 3:30:29 tussen verdachte en een vrouw met een Duits telefoonnummer, proces-verbaal pag. 76.
34.Tapgesprekken met betrekking tot het meisje [E], proces-verbaal pag. 90 – 107 alsmede de op de computer van verdachte aangetroffen chatgesprekken, pag. 112 – 128..