ECLI:NL:RBMNE:2014:2209

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
16/661852-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen vrachtwagen en scootmobiel met zwaar lichamelijk letsel

Op 3 december 2012 vond in Utrecht een verkeersongeval plaats tussen een vrachtwagen en een scootmobiel. Beide voertuigen hadden groen licht, maar de vrachtwagenbestuurder, verdachte, heeft de scootmobiel niet gezien toen hij rechtsaf wilde slaan. De bestuurster van de scootmobiel liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de scootmobiel vanaf de bestuurderszitplaats van de vrachtwagen niet zichtbaar was en dat het camerasysteem in de vrachtwagen, dat verdachte had uitgeschakeld, niet van meerwaarde was ten tijde van het ongeval. De officier van justitie had betoogd dat er sprake was van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, zoals de sneeuwval, de zichtbaarheid en de positie van de scootmobiel, onvoldoende bewijs boden voor schuld. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661852-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 mei 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1951],
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 januari 2014 waarbij de officier en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Bij tussenvonnis van 6 februari 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat de rechtbank zich -kort gezegd- onvoldoende geïnformeerd achtte over de vraag wat de invloed is van sneeuwval op het camerasysteem waarmee de vrachtwagen van verdachte was uitgerust en of het gebruik van de camera ook in geval van sneeuwval van meerwaarde is voor het zicht van de chauffeur en zo ja in welke mate. Naar aanleiding hiervan heeft nader onderzoek plaatsgevonden door de rechter-commissaris, die voornoemde vraag onder meer heeft voorgelegd aan het NFI. Vervolgens heeft op 15 mei 2014 een voortzetting van de behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden waarbij de officier van justitie en de verdediging opnieuw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. H.R. Kant, advocaat te Krommenie, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 3 december 2012 te Utrecht zich als bestuurder van een vrachtwagen zodanig heeft gedragen, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval is ontstaan, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Subsidiair: op 3 december 2012 te Utrecht als bestuurder van een vrachtwagen zich zodanig heeft gedragen dat hij daarmee gevaar en/of hinder heeft veroorzaakt op de weg.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Feiten
De volgende feiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt.
Op 3 december 2012 heeft in Utrecht een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Lucasbrug met de Maliesingel. Bij dit ongeval zijn een vrachtwagen, die rechtsaf de Maliesingel in wilde slaan en een scootmobiel, de rechtdoor haar weg richting de Nachtegaalstraat wilde vervolgen, betrokken. Beiden hadden groen licht. De vrachtwagen en de scootmobiel zijn op het kruispunt met elkaar in botsing gekomen. De vrachtwagen werd bestuurd door verdachte. De bestuurster van de scootmobiel, [slachtoffer], heeft als gevolg van dit ongeluk zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Vast staat verder dat verdachte aan de bestuurster van de scootmobiel, die rechtdoor reed waar verdachte rechtsaf wilde slaan, voorrang had moeten verlenen en dat verdachte ten tijde van het ongeval het camerasysteem in zijn vrachtwagen had uitgeschakeld.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag van verdachte. Ter onderbouwing hiervan heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte aan het slachtoffer, die op haar scootmobiel rechtdoor haar weg wilde vervolgen, geen voorrang heeft verleend toen hij rechtsaf sloeg. Daarbij komt dat verdachte het camerasysteem waarmee zijn vrachtwagen was uitgerust -en waarmee hij meer zicht heeft op zich vlak voor en rechtsvoor de cabine bevindende obstakels en/of ander verkeer- had uitgeschakeld. De stelling van de verdediging dat op het beeldscherm niets te zien zou zijn geweest omdat het sneeuwde, is volgens de officier van justitie onjuist. Dit volgt volgens hem uit de zich in proces-verbaal ongeval analyse bevindende foto met nummer 15, waarop het zicht van de camera is te zien zoals dat ten tijde van het ongeluk was en waaruit blijkt dat het gebruik van de camera ten tijde van het ongeval meerwaarde had. Nu verdachte als bestuurder van een vrachtwagen heeft nagelaten er voor te zorgen dat hij te allen tijde voldoende zicht had op hetgeen zich voor en naast zijn vrachtwagen bevond en of de weg vrij was om rechtsaf te kunnen afslaan en het letsel van [slachtoffer] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, is voldaan aan de vereisten van het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit en gesteld dat verdachte al het nodige heeft gedaan om op een verantwoorde en veilige wijze met de door hem bestuurde vrachtwagen rechtsaf te slaan op een drukke kruising. Hij heeft goed in zijn spiegels gekeken en fietsers die rechtdoor wilden gaan voor laten gaan. Vervolgens heeft hij opnieuw in zijn spiegels gekeken en toen hij zag dat de weg voor hem vrij was, is hij rechtsaf geslagen. Hij heeft het slachtoffer niet gezien, ook niet toen het licht voor hem rood was en hij als derde voertuig in de rij voor dat verkeerslicht stond te wachten. Het is juist dat verdachte het in zijn vrachtwagen aangebrachte camerasysteem had uitgeschakeld. Dit systeem was echter ten tijde van het ongeluk niet van toegevoegde waarde omdat het sneeuwde en de sneeuw de lens van de camera blokkeerde, waardoor op het beeldscherm in de cabine slechts een wazig beeld zichtbaar was. Dat het systeem ten tijde van het ongeluk wel toegevoegde waarde had, is volgens de verdediging ook na heropening van het onderzoek niet gebleken. Dit betekent, aldus de verdediging, dat sprake is geweest van een ongeluk, waarbij van schuld geen sprake is. Verdachte dient dan ook van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling, derhalve dat hij zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Voornoemde omstandigheden -dat verdachte aan de bestuurster van de scootmobiel voorrang had moeten verlenen en hij het camerasysteem in zijn vrachtwagen had uitgeschakeld- zijn naar het oordeel van de rechtbank op zich onvoldoende om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen.
De rechtbank stelt voorop dat in het proces-verbaal verkeersongeval-analyse is vermeld dat de scootmobiel vanaf de bestuurderszitplaats van de vrachtwagen niet zichtbaar was.
De omstandigheid dat verdachte het camerasysteem in zijn vrachtwagen had uitgeschakeld kan alleen tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 leiden althans daaraan bijdragen, indien vaststaat dat dit systeem van meerwaarde was ten tijde van het ongeval.
Door de verdediging is gemotiveerd gesteld dat het gebruik van de camera ten tijde van het ongeval geen meerwaarde had in verband met de sneeuwval.
Deze stelling is na heropening van het onderzoek niet ontkracht. De rechtbank wijst er hierbij op dat het NFI heeft gerapporteerd dat zij een onderzoek naar de vraagstelling van de rechtbank niet haalbaar acht, omdat het naar verwachting niet mogelijk zal zijn de tijdens het ongeval geldende condities te bepalen. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet op grond van de bij het proces-verbaal verkeersongeval-analyse gevoegde foto met nummer 15 worden vastgesteld wat het zicht van de camera ten tijde van het ongeluk was. Daartoe is allereerst van belang dat deze foto niet onder gelijke weersomstandigheden is gemaakt, nu het tijdens de reconstructie blijkens de (overige) foto’s niet sneeuwde. Daarbij komt dat op grond van het proces-verbaal verkeersongeval-analyse niet kan worden vastgesteld of de bestuurster van de scootmobiel voor verdachte via de camera zichtbaar zou zijn geweest op het moment dat hij rechtsaf sloeg, nu blijkens het proces-verbaal verkeersongeval-analyse niet kon worden vastgesteld wat de exacte positie van de scootmobiel was.
Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien kan niet worden geoordeeld dat sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt als bedoel in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Hieruit volgt dat verdachte voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde;
Dit vonnis gewezen door mr J.P.W. Helmonds, voorzitter, mr. A.C. Schroten en mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 mei 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging (na wijziging)
Primair
hij op of omstreeks 3 december 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtwagen - in de
hoedanigheid van beroepschauffeur-, daarmede rijdende over de Lucasbrug en/of
(vervolgens) op de kruising van de Lucasbrug met de Maliesingel, zich
zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onopletend
en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd
[slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreide verwondingen aan
benen en bekken, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Lucasbrug, komende uit de richting van de
Nobelstraat en gaande in de richting van de Maliesingel,
-terwijl het sneeuwde en/of
-terwijl de trottoirspiegel van de door verdachte bestuurde vrachtwagen, ten
opzichte van de gestelde eisen, iets te ver naar buiten stond en/of
-terwijl het zicht door de voorruit van de door verdachte bestuurde
vrachtwagen door verschillende voorwerpen die aan de steun van het beeldscherm
in de cabine hingen enigszins werd belemmerd en/of
-terwijl het verplichte camerasysteem in de door verdachte bestuurde
vrachtwagen was uitgeschakeld,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, bij het verkrijgen van GROEN
licht opgetrokken en is (vervolgens) naar rechts afgeslagen, althans is naar
rechts af gaan slaan, teneinde de Maliesingel op te rijden,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven
vergewissen dat hij naar rechts af kon slaan zonder een (dicht) rechts naast
of (vlak) voor die vrachtwagen rijdende, althans een zich op voornoemde
kruising bevindende scootmobiel, waarop voornoemde [slachtoffer] gezeten
was - die bij GROEN licht voornoemde kruising op was gereden, komende uit de
richting van de Nobelstraat en gaande (rechtdoor) richting Nachtegaalstraat-,
voorrang te verlenen, althans voor te laten gaan,
vervolgens is verdachte met de door hem bestuurde vrachtwagen tegen voornoemde
scootmobiel aangereden en/of aangebotst en/of is verdachte (vervolgens) over
die [slachtoffer] (heen)gereden,
hierdoor werd aan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar
lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, toegebracht;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 december 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtwagen - in de
hoedanigheid van beroepschauffeur-, daarmede rijdende over de Lucasbrug en/of
(vervolgens) op de kruising van de Lucasbrug met de Maliesingel, zich zodanig
heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Lucasbrug, komende uit de richting van de
Nobelstraat en gaande in de richting van de Maliesingel,
-terwijl het sneeuwde en/of
-terwijl de trottoirspiegel van de door verdachte bestuurde vrachtwagen, ten
opzichte van de gestelde eisen, iets te ver naar buiten stond en/of
-terwijl het zicht door de voorruit van de door verdachte bestuurde
vrachtwagen door verschillende voorwerpen die aan de steun van het beeldscherm
in de cabine hingen enigszins werd belemmerd en/of
-terwijl het verplichte camerasysteem in de door verdachte bestuurde
vrachtwagen was uitgeschakeld,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, bij het verkrijgen van GROEN
licht opgetrokken en is (vervolgens) naar rechts afgeslagen, althans is naar
rechts af gaan slaan, teneinde de Maliesingel op te rijden,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven
vergewissen dat hij naar rechts af kon slaan zonder een (dicht) rechts naast
of (vlak) voor die vrachtwagen rijdende, althans een zich op voornoemde
kruising bevindende scootmobiel, waarop voornoemde [slachtoffer] gezeten
was - die bij GROEN licht voornoemde kruising op was gereden, komende uit de
richting van de Nobelstraat en gaande (rechtdoor) richting Nachtegaalstraat-,
voorrang te verlenen, althans voor te laten gaan,
vervolgens is verdachte met de door hem bestuurde vrachtwagen tegen voornoemde
scootmobiel aangereden en/of aangebotst;
in de cabine hingen enigszins werd belemmerd en/of
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994