ECLI:NL:RBMNE:2014:2155

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
16.702697-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor gewapende overval in Almere

Op 28 mei 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf mannen die betrokken waren bij een gewapende overval op een woning in Almere op 22 mei 2013. De hoofdverdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de woning van het slachtoffer binnenging met vuurwapens en onder bedreiging van geweld goederen heeft weggenomen, waaronder een motorfiets en een auto. Het slachtoffer werd bedreigd en fysiek mishandeld, waarbij hij werd vastgebonden met tape. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten geloofwaardig en concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten tijdens de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van afpersing, maar achtte de diefstal met geweld en het voorhanden hebben van wapens bewezen. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor wapenbezit bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.702697-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in de PI Almelo.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 13 maart 2014. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 15 mei 2014, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is telkens verschenen. Op 15 mei 2014 is verdachte bijgestaan door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Gongrijp en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2013 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een motorfiets (merk Harley Davidson, kenteken [kenteken]) en/of
- een personenauto (type/merk Renault Megane, kenteken [kenteken]) en/of
- een portemonnee (met inhoud) en/of
- een mobiele telefoon (merk BlackBerry) en/of
- de sleutels en/of de (kenteken)papieren van die auto en/of motorfiets, elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of andereen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- met (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), de woning van dei [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij op de bank moest gaan zitten, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze geld en/of de auto en/of de motor en/of de sleutels van die motor en/of auto wilde hebben en/of
- (daarbij) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op (het hoofd van die) [slachtoffer] hebben gericht en/of gericht gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze de papieren (van zijn auto en/of motor) wilde hebben en/of dat hij/zij anders zijn vinger(s) eraf zou knippen, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of (hem daarbij een tangetje heeft/hebben getoond) en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) (met een wapen) in de buik en/of op het hoofd, in elk geval op het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan de enkels en/of de polsen heeft/hebben vast getapet en/of
- die [slachtoffer] (vast getapet) in de woning heeft/hebben achtergelaten;
en/of
hij op of omstreeks 22 mei 2013 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een motorfiets (merk Harley Davidson, kenteken [kenteken]) en/of
- een personenauto (type/merk Renault Megane, kenteken [kenteken]) en/of
- een portemonnee (met inhoud) en/of
- een mobiele telefoon (merk BlackBerry)
- de sleutels en/of de (kenteken) papieren van die auto en/of motorfiets, in elk geval enig goed, geheel ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- met (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), de woning van die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij op de bank moest gaan zitten, althans woorden van dergelijke (dreigend) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze geld en/of de auto en/of de motor en/of sleutels van die motor en/of sleutels van die motor en/of auto wilden hebben en/of
- (daarbij) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op (het hoofd van die) [slachtoffer] hebben gericht en/of gericht gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze de papieren (van zijn auto en/of motor) wilde hebben en/of dat hij/zij anders zijn vinger(s) eraf zou knippen, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en/of (hem daarbij een tangetje heeft/hebben getoond) en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) (met een wapen) in de buik en/of op het hoofd, in elk geval op het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] aan de enkels en/of de polsen heeft/hebben vast getapet en/of
- die [slachtoffer] (vast getapet) in de woning heeft/hebben achtergelaten;
2.
hij op of omstreeks 2 december 2013 te Amersfoort een of meer wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Reck, model P6, kaliber 8mm) zijnde een (vuur)wapen van categorie III sub 1, en/of een start/alarmpistool (merk Bruni, model 92, kaliber 8mm) zijnde een wapen, van categorie III, sub 4 en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 23 mei 2013 komt er een melding binnen van een gewapende overval op de [slachtoffer] in [woonplaats], waar vier mannen met vuurwapens een witte Renault en een Harley Davidson hadden weggenomen. Ter plaatse treffen agenten [slachtoffer] aan die verklaart dat hij vastgebonden was met tape en dat hij meerdere keren bedreigd en geslagen was.
Op 23 mei 2013 doet [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld. Op 25 november 2013 wordt medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Verdachte wordt op 2 december 2013 aangehouden. Hij ontkent iedere betrokkenheid bij het ten laste gelegde. Op 10 december 2013 wordt medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Op 3 februari 2014 worden medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde bewezen te verklaren. Blijkens het op schrift gestelde requisitoir heeft zij daartoe onder meer verwezen naar de aangifte en nadere verklaringen van aangever [slachtoffer], het letsel van aangever, de processen-verbaal van bevindingen plaats delict, het staande houden van verdachte en de medeverdachten op een tijdstip kort na de overval, de DNA sporen van medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op de plaats delict en in de gestolen auto van aangever en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Tevens heeft de officier van justitie verwezen naar de observatiebeelden, de tapgesprekken, een OVC-gesprek en de diverse getuigenverklaringen in het dossier.
Voor de nauwe en bewuste samenwerking heeft de officier van justitie gesteld dat er gezamenlijk is opgetreden en dat er niet is gedistantieerd door verdachte. Verdachte was de opdrachtgever van de overval.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat er geen sprake is van een strafbaar feit, nu er geen wederrechtelijke toe-eigening of afgifte onder dwang heeft plaatsgevonden. Er was sprake van uitvoering van een afspraak. De raadsman heeft voor het bewijs van de afspraak gewezen op de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 3]. Tevens heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 4] onbetrouwbaar zijn. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet als medepleger aangemerkt kan worden. Verdachte is niet in de woning van [slachtoffer] geweest en evenmin zijn er vooraf afspraken gemaakt. Verdachte had aldus geen opzet op het toegepaste geweld.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Afpersing
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat [slachtoffer] onder dwang op 22 mei 2013 voorwerpen heeft afgegeven en spreekt verdachte derhalve vrij van het ten laste gelegde medeplegen van afpersing.
Diefstal met geweld
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen op 22 mei 2013 in Almere [slachtoffer] met geweld beroofd heeft. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Op 23 mei 2013 komt er rond 02:52 uur een melding van een overval gepleegd door vier mannen met vuurwapens bij de politie binnen. Eenmaal ter plaatse op de [slachtoffer] in [woonplaats] treffen verbalisanten [slachtoffer] aan, die verklaarde dat hij meerdere malen geslagen was door de daders. Op de buik van [slachtoffer] constateerden de verbalisanten drie schrammen. Rond de schrammen zat een rode plek. [2] In de woning wordt in de keuken op een tafel een stuk tape aangetroffen. Dit stuk tape is door de Forensische Opsporing veilig gesteld omdat [slachtoffer] verklaarde daarmee te zijn vastgebonden. [3]
[slachtoffer] doet op 23 mei 2013 aangifte. Hij verklaarde dat hij in bed lag toen er aangebeld werd. Aangever deed de deur open en er stapte direct een lange man (dader 1) naar binnen. Na hem kwam nog drie mannen binnen. Dader 1 pakte aangever van achteren vast en zei dat hij op de bank moest gaan zitten. Aangever zag vervolgens drie vuurwapens. De daders hielden de vuurwapens voor hun lichaam naar beneden gericht. Dader 1 zei tegen aangever dat hij geld, de auto en de motor, van het merk Harley Davidson, kenteken [kenteken] wilde hebben. De drie daders met een vuurwapen richtten hun vuurwapens op het hoofd van aangever. [4] Dader 1 bedreigde aangever. De daders wilden de sleutels van de motor en de auto hebben. Aangever vertelde hen dat de sleutels op de keukentafel lagen. Daar lag ook de portemonnee van aangever, die de daders hebben meegenomen. Onder bedreiging van een vuurwapen door dader 1 is aangever naar de kast gelopen om de papieren van de motor en de auto te zoeken. Nadat aangever de papieren niet kon vinden, gaf dader 1 hem een klap met het vuurwapen in zijn buik. Daardoor ging het T-shirt van aangever kapot en liep hij een verwonding op. Dader 1 bedreigde aangever opnieuw. Hij zei dat hij de papieren moest hebben en dat hij anders de pink van aangever er af zou knippen. Dader 1 pakte aangevers hand en had een rood tangetje vast. Een van de andere daders zei dat dader 1 normaal moest doen. Op dat moment werd aangever met tape vastgebonden. Aangevers polsen werden vast getapet. Aangever moest in de wc gaan liggen en daar werden zijn enkels ook vast getapet door een van de daders. De andere daders waren bezig in de achtertuin met de motor. Aangever kreeg nog een klap op de achterkant van zijn hoofd en tegen hem werd gezegd dat als hij de politie zou bellen hij afgemaakt zou worden. Een van de daders zei ook dat ze morgen terug zouden komen voor de papieren. Daarna waren ze weg en hoorde aangever de motor starten en de auto wegrijden. [5] Aangever kon de politie niet bellen omdat de daders zijn BlackBerry Curve meegenomen hadden. [6] In aanvullende verklaringen geeft aangever aan dat hij zijn Renault met kenteken [kenteken] nooit uitleent, [7] hij lid is van de motorclub [motorclub] [8] en dat de overval gerelateerd is aan een conflict met een [motorclub]-lid. [9]
Op 18 februari 2014 verklaart medeverdachte [medeverdachte 4] dat hij op 22 mei 2013 de woning van [slachtoffer] binnenging. [medeverdachte 4] verklaarde dat ze er heen gegaan zijn omdat ze spullen op zouden halen bij aangever. Dit betekende dat [medeverdachte 4] ook het aan verdachte geleende geld zou krijgen als de motor en de auto van aangever zouden worden verkocht. Dit was zo afgesproken met verdachte. [10] Eenmaal bij de woning zat verdachte nog in de auto. [11] Verdachte had [medeverdachte 4] verteld dat als hij zijn geld wilde dit zo moest gebeuren. [12] Verdachte zei dat hij vanuit de motorclub [motorclub] toestemming had om de motor en de auto op te halen en dat [slachtoffer] geen keus had. In de woonkamer zei [medeverdachte 4] dat [slachtoffer] wist waarvoor ze kwamen. [slachtoffer] begon toen een beetje tegen te stribbelen. [13] Een van de jongens trok een pistool en sloeg [slachtoffer]. [medeverdachte 4] duwde deze jongen weg. Toen [medeverdachte 4] zich omdraaide kwam er een andere jongen op [medeverdachte 4] af met een mes. Deze jongen heeft [medeverdachte 4] ook aan de kant geduwd. [14] Nadat [medeverdachte 4] de woning verlaten heeft, is hij in de Volvo van verdachte gaan zitten. Verdachte zei tegen hem dat hij moest wachten. Op een gegeven moment kwam de witte Renault er aanrijden en reed verdachte op de motor weg naar Blaricum. [15]
De rechtbank overweegt dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig bewezen is dat [slachtoffer] op 22 mei 2013 overvallen is. Uit de aangifte blijkt immers dat er geen sprake is geweest van het meenemen van de motor, de auto, de portemonnee en de Blackberry van [slachtoffer] in verband met een afspraak. De verklaring van [slachtoffer] wordt op dit punt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] die verklaart dat [slachtoffer] begon tegen te stribbelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de voorwerpen genoemd in de tenlastelegging wederrechtelijk zijn weggenomen. Dat dit wederrechtelijke wegnemen voorafgegaan en vergezeld is van geweld en bedreiging met geweld blijkt eveneens uit de aangifte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4]. Deze bewijsmiddelen worden bovendien ondersteund door de waarnemingen van verbalisanten die ter plaatse zijn na de melding.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 4] niet betrouwbaar zijn. De verklaringen van [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte 4], ondersteunen elkaar op essentiële onderdelen en bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 4] al tijdens de inbewaringstelling op 18 februari 2014 een bekennende verklaring afgelegd en heeft hij zich daar zelf ook mee belast. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om deze verklaring niet geloofwaardig te achten.
Medeplegen van de diefstal
Voorts ziet de rechtbank zich voor de vraag geplaatst of verdachte als medepleger van voornoemde overval aangemerkt kan worden.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door vier Antilliaanse mannen is overvallen. [16] Op 3 januari 2014 worden aan aangever een aantal foto’s getoond van vuurwapens die in beslag genomen zijn bij verdachte op 2 december 2013. Aangever verklaart over het tweede vuurwapen dat dit wapen lijkt op het vuurwapen waarmee dader 1 hem heeft bereikt. [17] Op 7 maart 2014 verklaarde aangever dat hij tijdens de overval de stem van [medeverdachte 4]) herkende. [medeverdachte 4]) stapte als eerste de woning binnen. [medeverdachte 4]) was volgens aangever de persoon die zei dat ze zijn spullen kwamen halen. [medeverdachte 4]) was ook degene die zei tegen de andere overvallers dat ze normaal moesten doen toen er vuurwapens getrokken werden. [medeverdachte 4]) was er ook bij toen aangever vastgebonden werd met tape. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft op 19 februari 2014 in raadkamer verklaard dat hij op 22 mei 2013 met verdachte en drie andere mannen naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. [medeverdachte 4] verklaart op dat moment dat hij geen namen kan noemen van de drie daders onder hij hen nooit eerder heeft gezien. [19] Op 27 februari 2014 wordt [medeverdachte 4] verhoord en worden tijdens dit verhoor een aantal foto’s van verdachte en de in het onderzoek als medeverdachten aangemerkte mannen getoond. [medeverdachte 4] wijst medeverdachte [medeverdachte 2] aan als de man die bij verdachte bij de auto stond en de man die hij van [slachtoffer] aftrekt omdat hij een vuurwapen trok. [20] De foto van medeverdachte [medeverdachte 1] wijst [medeverdachte 4] aan als de man die de arm van [slachtoffer] vastpakt en die een mes of een tang vast heeft waarmee hij de vingers van [slachtoffer] af wil knippen of snijden. [medeverdachte 1] haalde onderweg in de auto een donkerkleurige Blackberry, een fles drank en een horloge te voorschijn waarvan wel duidelijk was dat het van [slachtoffer] was. Verdachte zei later dat [medeverdachte 1] de telefoon weg moest gooien. [21] [medeverdachte 4] wijst vervolgens de foto van medeverdachte [medeverdachte 3] aan als de man van wie hij later in de auto hoorde dat hij ook een vuurwapen had en dat hij iets van kogels verloren had. [22] Over de rol van verdachte verklaarde [medeverdachte 4] dat verdachte het probleem binnen de [motorclub] had besproken en dat de club achter hem stond. Verdachte zei dat ze de motor bij [slachtoffer] op mochten halen. [23] Verdachte had [medeverdachte 4] verteld dat de afspraak met [slachtoffer] het enige was dat tussen [medeverdachte 4] en het verschuldigde bedrag van verdachte stond. [24]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 9 mei 2014 verklaard dat verdachte en [medeverdachte 4]) ’s avonds op 22 mei 2013 in de woning van verdachte vroegen of zij mee wilden gaan naar Almere omdat iemand een geldbedrag schuldig was. [medeverdachte 4]) belde bij de woning aan en vervolgens gingen[medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] en ik naar binnen in de woning. [25] [medeverdachte 2]) heeft de auto van [slachtoffer] gestart en daar is [medeverdachte 3] bij ingestapt. [medeverdachte 4]) en [medeverdachte 1] reden in de Volvo van verdachte. Verdachte reed op de motor van [slachtoffer]. [26]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor op 11 april 2014 verklaard dat er een conflict was tussen [medeverdachte 4]), verdachte en [slachtoffer]. Op 22 mei 2013 is hij met [medeverdachte 4]) en twee anderen de woning van [slachtoffer] binnen gegaan. [slachtoffer] wilde volgens [medeverdachte 2] in strijd met de afspraak zijn voertuigen niet afstaan. [27]
Medeverdachte [medeverdachte 1] ontkent iedere betrokkenheid bij de overval. Op de tape van de keukentafel in de woning van [slachtoffer] is een stukje zwarte handschoen aangetroffen welke is onderzocht op DNA. Op de binnenzijde van het stukje latex handschoen is een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen waarbij de matchkans dat het DNA van een ander dan medeverdachte [medeverdachte 1] is kleiner is dan één op één miljard. [28]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 mei 2014 verklaard dat hij en [medeverdachte 4]) een financieel conflict met [slachtoffer] hadden. Voorts heeft verdachte verklaard dat nadat hijzelf en [medeverdachte 4] gevraagd hadden om mee te gaan in ieder geval [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en hijzelf met zijn Volvo naar de woning van [slachtoffer] zijn gereden. Eenmaal daar is verdachte de woning niet in geweest. Wel verklaarde verdachte de motor van [slachtoffer] te hebben meegenomen en naar Blaricum te hebben gereden. De auto van [slachtoffer] is ook naar Blaricum gereden. [29]
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de woning van [slachtoffer] zijn geweest. In de woning is er gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte 4] gedreigd met geweld en geslagen op het hoofd en in de buik van [slachtoffer] door in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Over de rol van [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij ook een vuurwapen had. Dit wordt ondersteund door de aangifte van [slachtoffer] die verklaard heeft dat hij drie vuurwapens heeft gezien. [medeverdachte 4] heeft naar eigen zeggen zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van [slachtoffer] afgetrokken toen zij [slachtoffer] met geweld bedreigden en daarna zich gedistantieerd heeft van het gebeuren. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte juist het tegendeel blijkt. [slachtoffer] verklaart dat [medeverdachte 4] overal bij was ook toen hij vastgebonden werd met tape. De rechtbank is van oordeel dat er tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] een dusdanig nauwe samenwerking bestond op de overval dat er gesproken kan worden van een gezamenlijke uitvoering. [medeverdachte 4] heeft zich ook na het gewelddadige wegnemen van onder meer de motor en auto van aangever gevoegd bij de overige overvallers door de Volvo van verdachte te besturen naar Blaricum en in Blaricum met verdachte en de overige overvallers verder te rijden totdat zij ter hoogte van Eemnes rond 23:30 uur allen staande worden gehouden. [30]
Met betrekking tot de rol van verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte niet in de woning van [slachtoffer] is geweest maar dat uit de verklaring van [medeverdachte 4] blijkt dat verdachte een leidinggevende rol heeft gehad bij het beramen en het uitvoeren van het plan om de motor en de auto van [slachtoffer] op te halen. Verdachte heeft zelf ter terechtzitting ook verklaard dat hij het meeste geld van [slachtoffer] kreeg. Tevens heeft verdachte verklaard dat het conflict met [slachtoffer] al een jaar duurde en dat verdachte niet de woning in wilde omdat hij niet meer aan een tafel met [slachtoffer] kan zitten. [31] Verdachte heeft de motor weggenomen nadat hij van medeverdachte [medeverdachte 4] had gehoord dat er geweld werd gebruikt in de woning. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van de overval maar heeft actief de motor weggenomen en is daarmee naar Blaricum gereden.
Medeplegen van het toegepaste geweld en bedreigen met geweld
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het bedreigen met geweld en het toegepaste geweld. Uit de wijze van voorbereiden van de gang naar de woning van [slachtoffer] vloeit voort dat de aanmerkelijk kans bestond dat bij het wegnemen van de goederen van [slachtoffer] dusdanige druk op laatstgenoemde uitgeoefend zou worden dat daarbij geweld of bedreiging met geweld aan de orde zou komen. Verdachte heeft, door mee te gaan en geen nader overleg te plegen over hetgeen in de woning van [slachtoffer] gedaan moest worden, die aanmerkelijke kans bewust aanvaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 2 december 2013 wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Nu verdachte ter terechtzitting op 15 mei 2014 heeft verklaard dat het start/alarmpistool van het merk Reck van hem is en hij het vuurwapen van het merk Bruni met daarin munitie in ontvangst heeft genomen van een ander, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van doorzoeking [32] , het proces-verbaal van sporenonderzoek [33] , het proces-verbaal bevindingen [34] waarin de omschrijving van de voorwerpen is gerelateerd en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 15 mei 2014 [35] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 22 mei 2013 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een motorfiets (merk Harley Davidson, kenteken [kenteken]) en
- een personenauto (type/merk Renault Megane, kenteken [kenteken]) en
- een portemonnee (met inhoud) en
- een mobiele telefoon (merk BlackBerry) en
- de sleutels van die auto en motorfiets, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte zijn mededaders
- met vuurwapens de woning van dei [slachtoffer] zijn binnen gegaan en
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij op de bank moest gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze geld en de auto en de motor en de sleutels van die motor en auto wilde hebben en
- daarbij een vuurwapen op (het hoofd van die) [slachtoffer] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en aan die [slachtoffer] getoond en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze de papieren (van zijn auto en motor) wilde hebben en dat hij/zij anders zijn vingers eraf zou knippen en (hem daarbij een tangetje heeft/hebben getoond) en
- die [slachtoffer] (met een wapen) in de buik en op het hoofd, heeft/hebben geslagen en
- die [slachtoffer] aan de enkels en de polsen heeft/hebben vast getapet en
- die [slachtoffer] (vast getapet) in de woning heeft/hebben achtergelaten.
2.
hij op 2 december 2013 te Amersfoort wapens van categorie III, te weten een gaspistool (merk Reck, model P6, kaliber 8mm) zijnde een (vuur)wapen van categorie III sub 1, en een start/alarmpistool (merk Bruni, model 92, kaliber 8mm) zijnde een wapen, van categorie III, sub 4 en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Onder 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Bij deze eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de zeer grote impact voor het slachtoffer en de maatschappelijke verontwaardiging naar aanleiding van het strafbare feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf geen opmerkingen gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een brutale overval in een woning en verboden wapenbezit. In de woning is het slachtoffer vervolgens door de mededaders bedreigd met vuurwapens en met het afknippen van vingers. Verdachte is geslagen in zijn buik en op zijn hoofd en is daarna vastgebonden met tape. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een leidinggevende rol heeft vervuld bij het bewezenverklaarde.
Bij de strafoplegging gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). Voor een overval in een woning met licht geweld/bedreiging wordt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar. Voor het voorhanden hebben van een alarm/startpistool, categorie III, sub 4 is een geldboete van € 550, - als oriëntatiepunt vastgesteld en voor het voorhanden hebben van een pistool, categorie III, sub 1 is als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden genoemd.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 april 2014 waaruit blijkt dat verdachte in 2009 eerder veroordeeld is voor wapenbezit.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 5 februari 2014. Hieruit blijkt dat er geen toezicht vanuit de reclassering is geïndiceerd. Ook zijn er geen interventies dan wel behandelingen nodig.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal, gelet op de rol van het slachtoffer in het voorslepende conflict, een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Een voorwaardelijk strafdeel acht de rechtbank niet noodzakelijk.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het wapen van het merk Bruni, het alarmpistool van het merk Reck en de bivakmuts te onttrekken aan het verkeer en het telefoonoverzicht te retourneren aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen aangaande het beslag gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde (vuur)wapens en de bivakmuts moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen met behulp waarvan het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan als vaststaand aan te nemen feit is begaan, op grond waarvan gezegd kan worden dat die gezamenlijkheid van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde telefoonoverzicht, aangezien dit niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 27, 36b, 36c, 91, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als onder 6 is beschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 15 mei 2014 vermelde voorwerpen, te weten een bivakmuts, een wapen van het merk Bruni en een alarmpistool van het merk Reck;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 15 mei 2014 vermelde voorwerp, te weten een telefoonoverzicht;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. A. van Holten en mr. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 mei 2014.
Mr. Ferschtman en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier 25RFO1338 met het nummer 2013036603, doorgenummerd 1 tot en met 1580.
2.Pagina 176.
3.Pagina 178 alinea 9.
4.Pagina 45, regels 1 en 2 en alinea 10.
5.Pagina 46.
6.Pagina 47, eerste alinea.
7.Pagina 70, derde alinea.
8.Pagina 51.
9.Pagina 192.
10.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 38, laatste alinea.
11.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 40, vijfde alinea.
12.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 41, eerste regel.
13.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 48, laatste 3 regels.
14.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 49, laatste alinea.
15.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 46, alinea’s 5, 6 en 8.
16.Pagina 45, laatste alinea en pagina 47.
17.Pagina 80, laatste alinea.
18.Pagina 87, zesde en zevende alinea.
19.Zie blad 2 van het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling d.d. 19 februari 2014.
20.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 62, laatste 2 alinea’s, pagina 63, eerste alinea.
21.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 64, laatste alinea, pagina 65, eerste alinea.
22.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 63, alinea 1 en 2.
23.Persoonsdossier [medeverdachte 4], pagina 63, vijfde alinea.
24.Zie blad 2 van het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling d.d. 19 februari 2014.
25.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2500-2013036603-182, inhoudende de aanvullende verklaring van [medeverdachte 3], blad 1.
26.Zie voetnoot 20, blad 2.
27.Persoonsdossier [medeverdachte 2], pagina 46, eerste alinea.
28.Pagina’s 767 tm 769.
29.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 mei 2014.
30.Pagina 237.
31.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 15 mei 2014.
32.Pagina 878.
33.Pagina’s 806 en 807.
34.Pagina’s 808 en 809.
35.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 februari 2014.