ECLI:NL:RBMNE:2014:2074

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
16-653508-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een groot contant geldbedrag aangetroffen bij verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 maart 2013 in Amersfoort een aanzienlijk contant geldbedrag van EUR 21.029,- bij zich had. De verdachte, die geen werk had en afhankelijk was van een uitkering, werd verdacht van witwassen. Tijdens de zitting op 11 april 2014 was de verdachte aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J. Zandt. De officier van justitie beschouwde het ten laste gelegde feit als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de herkomst van het geld niet kon worden bewezen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was een aannemelijke verklaring te geven voor de herkomst van het geld. De rechtbank wees de verklaring van de verdachte, dat het geld afkomstig was van familieleden, af als ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat het geldbedrag vermoedelijk afkomstig was uit criminele activiteiten, gezien de grote hoeveelheid contant geld en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten en wapenbezit.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier weken, geheel voorwaardelijk, en verklaarde het geldbedrag van EUR 21.029,- verbeurd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653508-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr P.J. Zandt, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een bedrag van EUR 21.029,- heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft kort gezegd verzocht verdachte vrij te spreken van witwassen nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het ten laste gelegde geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is van enig misdrijf. De argumenten die de raadsman hieraan ten grondslag heeft gelegd, zullen voor zover relevant worden behandeld bij de hierna te volgen beoordeling van de rechtbank.
Voor zover de rechtbank op basis van het dossier niet tot een vrijspraak mocht komen, heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden voor het nader horen van getuigen, in het bijzonder de familieleden van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 25 maart 2013 is bij verdachte een grote hoeveelheid geld in zijn kleding aangetroffen. In totaal bleek dit een bedrag van EUR 21.029,- aan contanten te zijn. [2] Dit geldbedrag was deels verpakt in huishoudfolie [3] en bestond uit de volgende coupures:
20 biljetten van EUR 500,-;
100 biljetten van EUR 100,-;
20 biljetten van EUR 50,-;
1. biljet van EUR 20,-;
1. biljet van EUR 5,-.
Daarnaast werden er twee munten van EUR 2,- bij verdachte aangetroffen. [4]
Bij verhoor van 25 maart 2013 en 26 maart 2013 heeft verdachte verklaard:
  • dat hij niet gehuwd is en geen vriendin heeft;
  • dat hij geen baan heeft en wel een uitkering;
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat het geldbedrag van EUR 21.029,- dat verdachte voorhanden heeft gehad – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is. Het in de kleding van verdachte aangetroffen geldbedrag, dat gedeeltelijk verpakt zat in huishoudfolie, betreft een relatief groot geldbedrag van EUR 21.029,-. Verdachte heeft geen baan, maar een uitkering, zodat hoogst onaannemelijk is dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag het resultaat is van door hem verkregen inkomsten uit werk en/of vermogen. Het geldbedrag bestond voor het grootste gedeelte uit coupures van EUR 500,- en EUR 100,-. Een feit van algemene bekendheid is dat criminele activiteiten veelal gepaard gaan met het vervoeren van grote contante geldbedragen, waarbij niet zelden gebruik wordt gemaakt van coupures van EUR 500,-. Daarbij komt dat uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 12 maart 2014 blijkt dat verdachte crimineel actief is (geweest). Zo is verdachte in het verleden voor vermogensdelicten veroordeeld en is verdachte bovendien veroordeeld voor het in bezit hebben van een vuurwapen en munitie die in zijn woning zijn aangetroffen op dezelfde dag als de dag dat het geldbedrag bij hem is aangetroffen, te weten 25 maart 2013.
Onder voornoemde omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een aannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Over het bij hem aangetroffen geldbedrag heeft verdachte zowel op 25 als 26 maart 2013 tegenover de politie uitsluitend willen verklaren dat het geldbedrag van familie en vrienden is. Verdachte heeft toentertijd geen verdere uitleg willen geven dan deze enkele zinsnede. Bij brief van 21 mei 2013 heeft de raadsman namens verdachte bericht dat het aangetroffen geldbedrag van EUR 21.029,- deels, voor een bedrag van EUR 4.500,- bestond uit een door hem van [A] geleend geldbedrag en voor het overgrote deel, te weten EUR 16.500,- in eigendom toebehoort aan de heer [B], mevrouw [C]en mevrouw [D]. Het geldbedrag is volgens de raadsman door laatstgenoemden bij elkaar gebracht en overhandigd aan verdachte met de bedoeling om die dag een Mercedes Vito te kopen om met de hele familie op vakantie te gaan. Uit de bijlagen bij de brief blijkt dat EUR 6.000,- afkomstig zou zijn van een op 13 september 2004 opgenomen krediet en EUR 8.000,- afkomstig zou zijn van een op 29 mei 2007 opgenomen krediet.
De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring. De rechtbank acht niet aannemelijk dat (het grootste gedeelte van) het geldbedrag dat verdachte op 25 maart 2013 bij zich had afkomstig was van familieleden van verdachte die naar eigen zeggen dit bedrag in 2004 en 2007, dus jaren eerder, hadden opgenomen. De rechtbank voegt daaraan toe dat niet valt in te zien waarom verdachte pas op 21 mei 2013 ertoe is overgegaan deze aanvullende verklaring te geven. Verdachte heeft geen enkele bevredigende reden gegeven waarom hij deze aanvullende verklaring niet heeft gegeven bij de verhoren op 25 en 26 maart 2013, maar destijds ervoor heeft gekozen slechts summier te verklaren en zich voor het overige op zijn zwijgrecht te beroepen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het geldbedrag dat verdachte voorhanden had geen legale herkomst had en dat verdachte dat wist. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Verzoek tot het horen van getuigen
Gelet op het voorgaande oordeel acht de rechtbank het horen van de door de verdediging verzochte getuigen niet noodzakelijk en wordt dit verzoek afgewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 25 maart 2013, te Amersfoort, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van 21.029 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als witwassen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte feit met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken onvoorwaardelijk.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft zich om die reden niet uitgelaten over de straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is schuldig bevonden aan het misdrijf witwassen. Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer en op de openbare orde. Verdachte heeft enkel gehandeld uit eigen financieel belang. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 12 maart 2014. In het bijzonder heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 23 juli 2013 is veroordeeld tot 5 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf in verband met overtreding van artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een misdrijf op dezelfde datum gepleegd, te weten 25 maart 2013.
De rechtbank overweegt dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat indien de beide door verdachte op 25 maart 2013 gepleegde feiten gelijktijdig door een rechtbank zouden zijn behandeld, de aan verdachte op te leggen straf niet veel hoger zou zijn uitgevallen dan de aan verdachte op 23 juli 2013 opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Om die reden acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken passend. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het ten laste gelegde geldbedrag van EUR 21.029,- verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het beslag op te heffen en het geldbedrag van EUR 21.029,- aan de verdachte en overige rechthebbenden te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte is EUR 21.029,- in beslag genomen. Aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte schuldig is aan witwassen van de desbetreffende EUR 21.029,-, zal de rechtbank dit geldbedrag verbeurd verklaren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: witwassen;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 weken;
bepaalt dat deze
4 wekengevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren niet aan de aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
verklaart verbeurd het geldbedrag van EUR 21.029,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. Haeck, voorzitter,
mrs. M.C. Oostendorp en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 25 maart 2013, te Amersfoort, althans in Nederland, een
voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van 21.029 euro, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een
voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
wist dat bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier 09POB287 met nummer 2013238273 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pag. 22.
3.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pag. 13.
4.Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pag. 24.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, van 25 maart 2013, pag. 29 en 30.