ECLI:NL:RBMNE:2014:2027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
16-997026-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en handel in illegaal vuurwerk en valse merkkleding met bijkomende strafbare feiten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2014 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en het verkopen van valse merkkleding. De verdachte werd op 19 december 2012 in Woudenberg betrapt met 1664 kilogram professioneel vuurwerk, dat hij zonder vergunning in zijn woning had opgeslagen. Daarnaast had hij een hennepkwekerij met 562 planten en elektriciteit gestolen van Stedin Netbeheer B.V. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de veiligheid van omwonenden in gevaar bracht door het vuurwerk op te slaan in combinatie met de hennepkwekerij, maar ook dat hij gedurende bijna twee jaar beroepsmatig valse merkgoederen had verkocht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte met zijn handelen niet alleen de wet overtrad, maar ook de gezondheid en veiligheid van anderen in gevaar bracht. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar de ernst van de feiten en de impact op de samenleving rechtvaardigden een stevige straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-997026-12 (P)
vonnis van de economische meervoudige strafkamer van 21 mei 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [geboorteplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 juni 2013 en 7 mei 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaten, mrs. D.M. Rupert en R.G. Meester, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden in vereniging opzettelijk 1664 kilogram professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
Feit 2:
op 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden in vereniging opzettelijk 2000 kilogram vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorhanden heeft gehad in woningen en/of een bestelbus, althans buiten een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning betrekking hebbende op de opslag van vuurwerk vereist is;
Feit 3:
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg in vereniging opzettelijk 562 hennepplanten heeft gekweekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 4:
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg in vereniging elektriciteit heeft gestolen van Stedin Netbeheer B.V. door de verzegeling van een hoofdaansluitkast te verbreken.
Feit 5:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden en/of Utrecht opzettelijk beroepsmatig en/of bedrijfsmatig in valse merkkleding heeft gehandeld;
Feit 6:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van geldbedragen en/of andere waardevolle goederen en/of mobiele telefoons en/of een bestelauto en/of een snorfiets en/of vervalste merkkleding.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten alleen betrekking hebben op het vuurwerk dat in Woudenberg is aangetroffen.

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
3.1.1
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Volgens de verdediging is verdachte op 18 en 19 december 2012 stelselmatig geobserveerd. Deze observatie is onrechtmatig aangezien een bevel tot observatie van de officier van justitie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ontbreekt.
Voorts heeft de verdediging gesteld dat verdachte onrechtmatig is staande gehouden. Uit de stukken blijkt niet op grond waarvan verdachte een stopteken is gegeven. Staande houden is een bevoegdheid waarvan uitsluitend gebruik mag worden gemaakt om een opsporingsambtenaar in de gelegenheid te stellen de verdachte naar diens identiteit te vragen. Dit hebben de betreffende opsporingsambtenaren niet gedaan.
De auto van verdachte is onrechtmatig doorzocht, aldus de verdediging. Verdachte heeft geen toestemming tot doorzoeking van zijn auto gegeven. Daarnaast ontbreekt een bevel tot doorzoeking ex artikel 96c Sv.
Tot slot heeft de verdediging betoogd dat de politie verdachte onrechtmatig transportboeien heeft omgedaan. Op het moment van de aanhouding van verdachte was geen sprake van gevaar voor ontvluchting of gevaar voor de veiligheid.
3.1.2
Het oordeel van de rechtbank
Op 18 december 2012 heeft de politie een observatie actie gestart met het observatieteam Midden Nederland, welke actie bedoeld was om een mogelijke handelaar in vuurwerk in beeld te brengen. Deze dealer zou in een voertuig (Mercedes Vito met [kenteken]) rondrijden. Op 18 december 2012 heeft verbalisant[A] dit voertuig te Leusden waargenomen en gevolgd. Op een gegeven moment heeft[A] het voertuig uit het oog verloren.
De volgende dag heeft verbalisant [B] verdachte in hetzelfde voertuig zien rondrijden en hem achtervolgd naar de oprit van het perceel[adres]. Verbalisant [C] nam een tactische positie in aan de [adres] met zicht op de woning en schuur van voormeld perceel. [C] heeft gezien dat verdachte de bus met dozen aan het inladen was vanuit de schuur en de woning. Daarna heeft [C] verdachte weg zien rijden.
Verbalisanten[A] en [B] hebben verdachte op de weg een stopteken gegeven. Verdachte heeft de laadruimte van het voertuig geopend waarna verbalisant [B] een grote hoeveelheid vierkante dozen in de laadruimte zag liggen.
Verbalisant [C] heeft verdachte verteld dat hij was staande gehouden omdat [C] hem verdacht van het vervoeren dan wel voorhanden hebben van grote hoeveelheden (illegaal) vuurwerk. Daarop heeft verdachte verklaard dat zijn bus inderdaad vol lag met illegaal vuurwerk.
Na aanhouding is verdachte door verbalisant [C] in het dienstvoertuig geplaatst. Daar heeft de verbalisant verdachte voorlangs de transportboeien omgedaan in afwachting van een eenheid die verdachte zou gaan overbrengen.
De rechtmatigheid van de observatie
Van stelselmatige observatie is sprake indien een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het privéleven van een verdachte wordt verkregen. Gelet op de korte duur en de geringe intensiteit van de observatie en gelet op de plaatsen en de wijze waarop is geobserveerd, werd geen min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het privéleven van verdachte verkregen. Betrokkene is uitsluitend gevolgd naar een locatie waar vervolgens is bekeken of verdachte handelingen zou verrichten die erop duiden dat hij vuurwerk had opgeslagen. Onder die omstandigheden is geen sprake geweest van stelselmatige observatie waarvoor een bevel van de officier van justitie vereist is. Het betoog van de verdediging slaagt dan ook niet.
Het stilhouden van verdachte
Op grond van artikel 23, vierde lid, van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) waren de opsporingsambtenaren bevoegd om van verdachte te vorderen dat hij zijn vervoermiddel stilhield. De opsporingsambtenaren hadden het vermoeden dat verdachte illegaal vuurwerk in zijn auto vervoerde. Het stilhouden van zijn auto was aldus in het belang van de opsporing en redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig met het oog op de naleving van de voorschriften als bedoeld in de artikelen 1 en 1a WED. Het betoog van de verdediging slaagt dan ook evenmin.
Het doorzoeken van het voertuig
Op grond van artikel 96b Sv is een opsporingsambtenaar bevoegd een voertuig te doorzoeken in geval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf of in geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zoals handel in illegaal vuurwerk. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is daartoe niet vereist dat door de officier van justitie daartoe een bevel verleent.
De rechtmatigheid van de transportboeien
Dat de verdachte rondreed en werd aangehouden in een auto volgeladen met dozen vuurwerk, levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende rechtvaardiging op om verdachte de transportboeien ten behoeve van het vervoer naar het politiebureau aan te leggen. Er is geen sprake van schending van artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
Gelet op al het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zal de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging.
3.2
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdediging heeft hiertoe - beknopt weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Volgens de verdediging moest de politie ingevolge de Aanwijzing handhaving vuurwerkregelgeving standaard processen-verbaal opmaken om te kunnen bewijzen dat sprake was van het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk. Een algemene deskundigenverklaring of algemeen deskundigenrapport kan volgens de verdediging op zichzelf niet als bewijs dienen. Een dergelijke verklaring of rapport kan alleen in combinatie met een standaard proces-verbaal als hiervoor bedoeld als bewijs dienen.
Volgens de verdediging had al het vuurwerk dat bij verdachte is aangetroffen moeten worden onderzocht om te kunnen vaststellen dat sprake was van vuurwerk en wat de pyrotechnische samenstelling was.
Ten slotte heeft de verdediging gesteld dat het Nederlands Forenisch Instituut (hierna: NFI) niet bevoegd is om vuurwerk te classificeren.
De verdediging heeft voor verschillende als vuurwerk aangeduide artikelen opmerkingen gemaakt.
Ten aanzien van feit 1 tot en met 6
De verdediging heeft aangevoerd dat op grond van de onrechtmatige stelselmatige observatie, het onrechtmatig staande houden van verdachte, het onrechtmatig doorzoeken van het voertuig van verdachte en het onrechtmatig transportboeien omdoen bij verdachte, zoals onder 3.1.1 aangevoerd, dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Hieronder volgen de bewijsmiddelen waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens wordt gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1, 2, 5 en 6
De rechter-commissaris heeft op 19 december 2012 de woning met aangehorigheden aan de Stationsweg Oost 195 in Woudenberg doorzocht. Hierbij zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • een hoeveelheid administratie;
  • 96 dozen vuurwerk;
  • 4 stuks papier met namen, telefoonnummers en prijslijsten;
  • 3 dozen kleding.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte heeft verklaard dat hij op 19 december 2012 bij zijn woning aan de[adres] vuurwerk in zijn bestelbus heeft geladen. [3] Dit betrof illegaal vuurwerk dat niet door particulieren mag worden verkocht. Verdachte had geen vergunning voor de opslag van het vuurwerk. Hij wist dat het voorhanden hebben en opslaan van dit vuurwerk verboden was. [4] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij vuurwerk heeft opgeslagen. [5] De handgeschreven bonnen die in voormelde woning in [woonplaats] in beslag zijn genomen zijn van verdachte. [6]
Bij de doorzoekingen werd handgeschreven administratie aangetroffen. Gezien de notities in deze administratie bestond het vermoeden dat deze betrekking hadden op de handel in vuurwerk. Ook werd een lijst aangetroffen met namen en telefoonnummers. Deze lijst werd gebruikt voor het identificeren van vermoedelijk afnemers van vuurwerk. [7] Op deze lijsten staan verder de namen “[D]”, “[E]” en “[F]” vermeld. [8] [D] heeft verklaard dat hij voor de jaarwisseling van 2012/2013 siertaarten van 100 à 200 shots, een rol en knalvuurwerk bij verdachte heeft besteld. [9] [E]heeft voor een bedrag van ongeveer € 400,- aan vuurwerk bij verdachte besteld. [10] [F] heeft verklaard dat verdachte in vuurwerk handelde en alles kon leveren.[F] heeft één keer vuurwerk in de schuur bij de woning aan de[adres] gezien. [11]
Het bruto gewicht van de 96 dozen was 1664 kilogram. [12] Verbalisant [G] nam ten aanzien van het in beslag genomen vuurwerk het volgende waar:
  • 25 Chinese rollen;
  • 10 knalrollen;
  • 20 linialen;
  • 2400 nitraatklappers;
166 mortierbommen; [14]
12 lawinepijlen; [15]
315 nitraatklappers; [16]
91 vlinders; [17]
52 flowerbeds. [18]
Voorts ten aanzien van feit 1
[H], NFI-deskundige explosies en explosievenonderzoek, heeft op 17 januari 2014 gerapporteerd dat voormeld vuurwerk niet is ingedeeld in een categorie met uitzondering van 6 flowerbeds. [19]
Ten aanzien van feit 3 en 4
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning aan de[adres] beschikbaar heeft gesteld voor een hennepplantage. Een andere persoon heeft alles geregeld met betrekking tot de inrichting en de apparatuur. [20]
[F] heeft verklaard dat de woning aan de[adres] sinds eind augustus/begin september 2012 aan [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) werd verhuurd. [21]
Op 19 december 2012 heeft de politie in de woning van verdachte aan de [woonadres] hennepplanten aangetroffen. [22] Uit elke ruimte werden van 4 hennepplanten een monster genomen. De cannabistest bevestigde dat het ging om hennepplanten, dan wel delen of producten daarvan, en wel van het soort cannabis. [23] Verdachte had de beschikking over een sleutel van deze woning en woonde daar. [24]
Ten aanzien van feit 4
[I] heeft namens Stedin Netbeheer B.V. aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit op het adres[adres] gedurende de periode van 17 oktober 2012 tot en met 19 december 2012. Bij controle van de netcomponenten van Stedin Netbeheer B.V. en de elektrische installatie in de meterkast van dit pand zag [I] dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was.
Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen was een elektriciteitskabel met vijf aderen bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel was aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Deze elektriciteitskabel is niet door personeel van Joulz B.V. op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer B.V. geïnstalleerd. [25]
Ten aanzien van feit 5 en 6
Op 19 december 2012 zijn bij een doorzoeking van de woning aan de[adres] drie dozen kleding aangetroffen. [26] Verdachte had de beschikking over een sleutel van deze woning en woonde daar. [27]
Verdachte heeft verklaard dat hij in kleding handelt. [28] De kleding die in de woning van verdachte is aangetroffen, is van hem. Op de vraag of verdachte wist dat het valse merkkleding was, antwoordt verdachte dat hij weet dat het imitatiekleding is. Hij heeft gedurende een jaar ongeveer 40 keer valse kleding gekocht om vervolgens te verkopen op de zwarte markt. Verdachte verdiende op jaarbasis ongeveer € 3.000,- met deze kledinghandel. [29]
[J] doet namens vereniging SNB-REACT U.A. aangifte van handel in namaakkleding van de merken Adidas, Björn Borg, Burberry, Dior, Diesel, Dolce & Gabbana, G-Star, Gucci, La Martina, Lacoste, Louis Vuitton, Pall Mall, Replay, Ugg. Deze merken zijn geregistreerd in de zin van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom of Verordening (EG) 40/1994 inzake het Gemeenschapsmerk. Deze merken zijn ten minste geregistreerd voor de klasse 25, te weten die voor kleding en schoeisel. Krachtens deze registraties zijn de merk- en licentiehouders exclusief gerechtigd om de genoemde merken in Nederland te voeren.
Genoemde benadeelden brengen hun merken zichtbaar aan op de gefabriceerde en ten verkoop aangeboden producten.
Een selectie van de op 19 december 2012 in beslag genomen partij goederen bestaat uit:
  • trainingspakken, valselijk voorzien van het merk Adidas;
  • ondergoed (2-pack), valselijk voorzien van het merk Björn Borg;
  • shirts en schoenen, valselijk voorzien van het merk Burberry;
  • schoenen, valselijk voorzien van het merk Dior;
  • shirt, valselijk voorzien van het merk Diesel;
  • shirts, schoenen, truien en t-shirt, valselijk voorzien van het merk Dolce & Gabbana;
  • ondergoed (2-pack), valselijk voorzien van het merk G-star;
  • blouse, coat, Shoes (pair of) en track suit, valselijk voorzien van het merk Gucci;
  • shirt, valselijk voorzien van het merk La Martina;
  • schoenen en t-shirts, valselijk voorzien van het merk Lacoste;
  • schoenen, valselijk voorzien van het merk Louis Vuitton;
  • t-shirts, valselijk voorzien van het merk Pall Mall;
  • tassen, mutsen, laarzen een shawls, valselijk voorzien van het merk Ugg.
[K], controleur bij React, heeft vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten.
Ten aanzien van bovenstaande partij goederen is vastgesteld dat deze allen waren voorzien van de hierboven genoemde beschermde merken en logo’s dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertonen.
Daarbij zijn ze niet voorzien van de juiste merkindicaties. Ten slotte zijn de waslabels niet op de juiste wijze en plaats in de kleding aangebracht.
De afwerking van de kledingstukken is slecht. Dit geldt met name ten aanzien van de aangebrachte prints, de borduursels en de afwerking van de knoopsgaten.
Ten aanzien van de verpakkingen van de kledingstukken is vastgesteld dat geen enkel kledingstuk in een originele verpakking zat. Verder is de manier van verpakken niet gelijk aan de manier waarop de originele merkhouder haar kleding verpakt.
Naar aanleiding van bovenstaande criteria is onomstotelijk vast komen te staan dat de aangetroffen producten niet door dan wel in opdracht van c.q. met toestemming van de rechthebbenden zijn vervaardigd en in het handelsverkeer gebracht. [30]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Bewijsuitsluiting
Zoals onder 3.1.2 overwogen is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van stelselmatige observatie, dat het voertuig van verdachte op rechtmatige wijze is stilgehouden, dat het voertuig van verdachte rechtmatig is doorzocht en dat het omdoen van transportboeien bij verdachte eveneens geen onrechtmatigheden oplevert
.Gelet hierop zal de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaan. De rechtbank verwerpt het verweer.
Aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en 2
Het gebruik van standaard processen-verbaal
De verdediging heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden omdat de opsporingsambtenaren geen gebruik hebben gemaakt van standaard processen-verbaal. De rechtbank stelt echter vast dat de verdediging er aan voorbij gaat dat de strafrechter vrij is in de selectie en waardering van het beschikbare bewijsmateriaal voor de motivering van de bewezenverklaring. De regelgeving waar de verdediging naar heeft verwezen, is vervallen, richt zich niet tot de strafrechter en heeft geen betrekking op de waardering van bewijs. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Het onderzoek aan het vuurwerk
De verdediging heeft betoogd dat onderzoek aan het vuurwerk had moeten plaatsvinden waarbij had moeten worden onderzocht wat de pyrotechnische samenstelling is. Dat betoog slaagt evenmin. Zoals hiervoor is toegelicht, is de strafrechter vrij in de waardering van het bewijsmateriaal. Er is geen rechtsregel die de strafrechter er toe dwingt onder alle omstandigheden (destructief) onderzoek te laten plaatsvinden aan het vuurwerk. De verdediging gaat er in haar betoog aan voorbij dat de rechtbank oordeelt op grondslag van de tenlastelegging. Ten laste is gelegd dat verdachte
professioneelvuurwerk voorhanden had. Gelet op de definitie van professioneel vuurwerk – zoals hieronder nader zal worden toegelicht – is niet steeds vereist dat (destructief) onderzoek aan het vuurwerk plaatsvindt.
Gedeeltelijke vrijspraak van feit 1 en 2 (medeplegen)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander en/of anderen bij het plegen van deze feiten zodat verdachte van het medeplegen van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Professioneel vuurwerk
Aan verdachte is overtreding van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit ten laste gelegd. In dat artikel is, kort gezegd, strafbaar gesteld om professioneel vuurwerk, dat bestemd is voor particulier gebruik, op te slaan, voorhanden te hebben en/of aan een ander ter beschikking te stellen.
Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte de in de dagvaarding omschreven vuurwerkartikelen heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Gelet op de tenlastelegging dient de rechtbank de vragen te beantwoorden of het aangetroffen vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit wordt aangemerkt als professioneel vuurwerk, en zo ja, of dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Professioneel vuurwerkin de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, is vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 of dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
[H], NFI-deskundige explosies en explosievenonderzoek, heeft in zijn rapport van 17 januari 2014 vastgesteld dat het vuurwerk dat onder verdachte in beslag is genomen niet is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit,
met uitzondering van 6 flowerbeds die in categorie 2 zijn ingedeeld.
Met betrekking tot het vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld kan de vraag worden gesteld of het bezit en/of het opslaan daarvan wel strafbaar is gesteld in de artikelen 1.2.2, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Er ontbreekt een wettelijke bepaling waarin is bepaald dat vuurwerk dat niet in een categorie is ingedeeld per definitie onder een strafbaar gestelde categorie valt.
Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven. In het Vuurwerkbesluit is in artikel 5.3.5 een overgangsbepaling opgenomen, waarin een omschrijving wordt gegeven wat mede onder professioneel vuurwerk wordt verstaan. Meer specifiek is in artikel 5.3.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit het volgende bepaald:
Tot en met 3 juli 2013 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot:
a. (…),
b. vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, achtste lid, van het Vuurwerkbesluit (
omdat het achtste lid niet bestaat begrijpt de rechtbank: artikel 1.2.2, zevende lid, van het Vuurwerkbesluit).
Artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit luidt als volgt:
Van bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien:
b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,
De rechtbank stelt op grond van de onder 4.3.1 opgenomen bewijsmiddelen vast dat het vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik. De politie heeft in de woning van verdachte immers notities met telefoonnummers van personen en bestellingen van vuurwerk aangetroffen. Op deze lijsten werden de namen [D], [E] en [F] vermeld. [D] heeft voor de jaarwisseling van 2012/2013 siertaarten van 100 à 200 shots, een rol en knalvuurwerk bij verdachte besteld. [E]heeft voor een bedrag van ongeveer € 400,- aan vuurwerk bij verdachte besteld.[F] heeft verklaard dat verdachte in vuurwerk handelde en alles kon leveren.
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte vuurwerk bestemd voor particulier gebruik in de zin van artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder b van het Vuurwerkbesluit, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad. Dit betrof vuurwerk dat niet was ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit. Dit vuurwerk is gelet op het bepaalde in artikel 5.3.5., aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit als professioneel vuurwerk aan te merken. Dit betekent dat verdachte op 19 december 2012 te Woudenberg professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, zoals hem ook ten laste is gelegd.
Gedeeltelijke vrijspraak ten aanzien van feit 1 (6 flowerbeds)
[H], NFI-deskundige explosies en explosievenonderzoek, heeft in zijn rapport van 17 januari 2014 vastgesteld dat van het onder verdachte in beslag genomen vuurwerk een artikel is ingedeeld in categorie 2. Dit gaat om 6 flowerbeds met de aanduiding “Star Box 4”, “Art. nr. 214”, “Wolff Vuurwerk”.
De rechtbank kan op grond van de dossierstukken niet vaststellen wat de massa of het gewicht is van deze 6 flowerbeds. Om die reden kan de rechtbank niet beoordelen of deze 6 flowerbeds voldoen aan de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk dan wel of deze op grond van het overgangsrecht, bezien in samenhang met de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (hierna: RNEV 2004) zijn toegestaan.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank niet tot de vaststelling kan komen dat de 6 flowerbeds moeten worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het opslaan, voorhanden hebben en aan een ander ter beschikking stellen van deze 6 flowerbeds, zoals onder 1 ten laste gelegd.
Aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5 en 6
Opzet op de valsheid
De verdediging heeft betoogd dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode niet wist dat het verboden was om een valse merkkleding voorhanden te hebben dan wel te verkopen. Dit werd hem pas duidelijk bij zijn politieverhoor.
Desgevraagd door de politie heeft verdachte verklaard dat hij wist dat hij imitatiekleding verkocht en dat hij zich daarover niet schuldig voelde. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte opzettelijk valse merkkleding heeft verkocht. Niet is vereist dat verdachte wist dat deze gedraging strafbaar is gesteld.
Bedrijfsmatig en gewoonte
Verdachte heeft naar eigen zeggen gedurende een jaar 40 keer valse kleding gekocht om vervolgens te verkopen. Gelet op deze duur en dit aantal kooptransacties acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich bedrijfsmatig met de handel in valse merkkleding heeft beziggehouden en dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Gedeeltelijke vrijspraak ten aanzien van feit 6
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, mobiele telefoons, bestelauto en snorfiets acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat deze voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – van een misdrijf afkomstig zijn, zodat de rechtbank verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. Genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 19 december 2012 te Woudenberg opzettelijk 1664 kilogram professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, bestaande (onder andere) uit:
- 25 Chinese rollen en
- 10 knalrollen en
- 20 linialen en
- 2400 nitraatklappers (petarda en colour salute), en
- 166 mortierbommen (shells) van diverse afmetingen en
- 12 lawinepijlen en
- 315 nitraatklappers (cobra 6 en cobra 7) en
- 91 vlinders en
- 46 flowerbeds,
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
2.
op 19 december 2012 te Woudenberg opzettelijk 1664 kilogram vuurwerk, bestaande (onder andere) uit:
- 25 Chinese rollen en
- 10 knalrollen en
- 20 linialen en
- 2400 nitraatklappers (petarda en colour salute), en
- 166 mortierbommen (shells) van diverse afmetingen en
- 12 lawinepijlen en
- 315 nitraatklappers (cobra 6 en cobra 7) en
- 91 vlinders en
- 52 flowerbeds,
voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit en in artikel 3.2.1 en 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit;
3.
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de[adres] een hoeveelheid van 562 hennepplanten;
4.
in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, door de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken;
5.
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg en/of Utrecht,
a) valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken en
b) waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft en
d) waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met geringe afwijking, is nagebootst en
e) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen;
te weten hoeveelheden kleding en tassen en schoenen, valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk “Adidas” en “Björn Borg” en “Burberry” en “Dior” en “Diesel” en “Dolce & Gabbana” en “G-Star” en “Gucci” en “La Martina” en “Lacoste” en “Louis Vuitton” en “Pall Mall” en “Ugg”
heeft verkocht en in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijft heeft uitgeoefend;
6.
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 december 2012 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij voorwerpen, te weten vervalste merkkleding overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Deze bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1 en 2:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 3:
Medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C gegeven verbod;
Feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 5:
Opzettelijk:
- valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met geringe afwijking, is nagebootst, of
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst
verkopen en in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
Feit 6:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 12 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Bij een eventuele strafoplegging dient de rechtbank volgens de verdediging tot strafvermindering over te gaan als gevolg van de vormverzuimen zoals die onder punt 3.1.2 zijn verwoord. Ook heeft de verdediging betoogd dat de officier van justitie bij het formuleren van haar eis er ten onrechte van is uitgegaan dat het hier grotendeels vuurwerk betreft in gevarenklasse 1.1G. De verdediging heeft erop gewezen dat alleen TNO Defensie en Veiligheid bevoegd is om vuurwerk te classificeren en dat het grootste gedeelte van het vuurwerk, vuurwerk betreft in gevarenklasse 1.4G.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte, bij een eventuele strafoplegging, een gevangenisstraf dient te worden opgelegd die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank verdachte aanvullend hierop wil straffen verzoekt de verdediging de rechtbank om dit met een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden te doen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het gevaar van het vuurwerk
Het standpunt van de verdediging miskent dat de strafoplegging kan worden gebaseerd op feiten die op grond van de dossierstukken en hetgeen ter zitting is besproken, aannemelijk zijn geworden. Er bestaat geen rechtsregel die de strafrechter ertoe dwingt ten behoeve van de strafoplegging met zekerheid vast te stellen in welke gevarenklasse het vuurwerk valt. De rechtbank acht in onderhavige zaak niet doorslaggevend in welke gevarenklasse het vuurwerk moet worden ingedeeld. Het gevaarzettende karakter van de gedragingen van verdachte wordt mede bepaald door de hoeveelheid vuurwerk dat verdachte voorhanden had én de omstandigheid dat dit vuurwerk was opgeslagen in de directe omgeving van een hennepplantage waarbij de elektriciteit in strijd met de daaraan te stellen veiligheidseisen was aangelegd.
Overwegingen ten aanzien van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opslaan en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Hij heeft dit vuurwerk buiten een daartoe vergunde inrichting voorhanden gehad, te weten in een woning. Verdachte heeft hiermee enkel uit financieel gewin, namelijk om een schuld af te betalen, onverantwoorde risico’s genomen en de gezondheid van personen en goederen in gevaar gebracht. Indien het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, zouden de gevolgen voor omwonenden en woningen in de buurt van voornoemde percelen desastreus kunnen zijn geweest.
Verdachte heeft in dezelfde woning een hennepkwekerij met 562 hennepplanten aanwezig gehad. Ten behoeve van deze kwekerij heeft hij met een ander elektriciteit gestolen door de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken, hetgeen brandgevaar oplevert. De rechtbank tilt er zwaar aan dat verdachte dit gevaarzettende feit in combinatie met de opslag van vuurwerk heeft gepleegd.
Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar beroepsmatig valse merkgoederen verkocht en in voorraad gehad. Met de handel in deze valse goederen wordt aan de rechthebbenden van de intellectuele eigendomsrechten schade toegebracht. In de onderhavige zaak is een dertiental merkhouders gedupeerd geraakt. Deze merkhouders hebben ten koste van grote marktinspanningen hun merken en designs tot bekende producten gemaakt, die veel goodwill vertegenwoordigen en garant staan voor een constante hoge kwaliteit. Door deze merkvervalsing wordt het vertrouwen beschaamd dat gesteld moet kunnen worden in het beschermde merk, omdat de valse merkproducten kwalitatief achter blijven bij de echte merkproducten. Tevens wordt aan bonafide bedrijven die zich wel aan hun verplichtingen houden, oneerlijke concurrentie aangedaan. Verdachte heeft met de handel in valse merkgoederen de reputatie, exclusiviteit en werfkracht van merken geweld aangedaan.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door valse merkkleding te verkopen. Het witwassen van goederen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Daarnaast neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking het reclasseringsadvies van 30 mei 2013, opgemaakt door [L], dat onder meer inhoudende het advies tot oplegging van de bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een behandelverplichting (ambulante behandeling).
De rechtbank ziet geen aanleiding om op grond van vormverzuimen tot strafvermindering over te gaan.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en een behandelverplichting, en oplegging van een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen onder de volgende nummers in de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in bijlage II worden verbeurd verklaard: 1 tot en met 9.
9.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de in beslag genomen voorwerpen aan verdachten moeten worden teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal verbeurdverklaring gelasten van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in bijlage III zijn genummerd: nummers 1 tot en met 8.
Deze voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze onder verdachte in beslag zijn genomen en gebleken is dat de feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De rechtbank stelt vast dat er conservatoir beslag rust op de bestelauto mercedes Benz 639 Vito 109 Cd. Gelet hierop zal de rechtbank geen beslissing nemen ten aanzien van dit in beslag genomen voorwerp.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 311, 337 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, de artikelen 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en 2:
Telkens:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Feit 3:
Medeplegen van:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C gegeven verbod;
Feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Feit 5:
Opzettelijk:
- valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken,
- waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft,
- waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met geringe afwijking, is nagebootst, of
- waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst
verkopen en in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
Feit 6:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 9 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen vijf werkdagen na de betekening van het vonnis tijdens kantooruren meldt bij Reclassering Nederland, arrondissement Utrecht op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. zich laat behandelen voor zijn problematiek bij De Waag in Amersfoort of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in bijlage III zijn genummerd: 1 tot en met 8.
Heft het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het moment waarop het vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.P. den Otter, voorzitter,
mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 mei 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 1664 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, professioneel vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestemd voor particulier gebruik, bestaande (onder andere) uit:
- 25, althans een of meer, Chinese rollen; en/of
- 10, althans een of meer, knalrollen; en/of
- 20, althans een of meer, linealen; en/of
- 2400, althans een of meer, nitraatklappers (petarda en/of colour salute); en/of
- 166, althans een of meer, mortierbommen (shells) van diverse afmetingen; en/of
- 12, althans een of meer, lawinepijlen; en/of
- 315, althans een of meer, nitraatklappers (cobra 6 en/of cobra 7); en/of
- 91, althans een of meer, chinese vlinders; en/of
- 53, althans een of meer, flowerbeds,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;
2.
hij op of omstreeks 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 2000 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bestaande (onder andere) uit:
- 25, althans een of meer, Chinese rollen; en/of
- 10, althans een of meer, knalrollen; en/of
- 20, althans een of meer, linealen; en/of
- 2400, althans een of meer, nitraatklappers (petarda en/of colour salute); en/of
- 166, althans een of meer, mortierbommen (shells) van diverse afmetingen; en/of
- 12, althans een of meer, lawinepijlen; en/of
- 315, althans een of meer, nitraatklappers (cobra 6 en/of cobra 7); en/of
- 91, althans een of meer, chinese vlinders; en/of
- 53, althans een of meer, flowerbeds,
voorhanden heeft gehad in (een) woning(en) aan de[adres] en/of de [adres] en/of in een bestelbus op de[adres] te Woudenberg), althans buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 Vuurwerkbesluit en/of in artikel 2.2.2, 3.2.1 en/of 3A.2.1. Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de[adres]) een hoeveelheid van ongeveer 562 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 23.149 kWh, althans een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, door de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden en/of Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk
a. a) valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken; en/of
b) waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft; en/of
c) waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien; en/of
d) waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met geringe afwijking, is nagebootst; en/of
e) waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop ene ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen;
te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) kleding en/of tassen en/of schoenen, valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk "Adidas" en/of "Bjorn Borg" en/of "Burberry" en/of "Dior" en/of "Diesel" en/of "Dolce & Gabbana" en/of "G-Star" en/of "Gucci" en/of "La Martina" en/of "Lacoste" en/of "Louis Vuitton" en/of "Pall Mall" en/of "Ugg"en/of andere beschermde woord- en/of beeldmerken, in elk geval een of meer wa(a)r(en), valselijk voorzien van (een) vals(e) en/of vervalst(e) merk(en) dan wel valselijk voorzien van een anders handelsnaam en/of van een merk waar (een) ander(en) recht op heeft/hebben, heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit/deze misdrijf/misdrijven als bedrijf heef uitgeoefend;
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 19 december 2012 te Woudenberg en/of Leusden, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) en/of andere (waardevolle) goederen, waaronder een of meer mobiele telefoon(s) en/of een bestelauto (Mercedes Vito, [kenteken]) en/of een snorfiets (Kymco, [kenteken]) en/of (vervalste) merkkleding, verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of hiervan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrij;

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie regio Midden Nederland, genummerd PL0940 / 2012 283618 B, van 15 maart 2013, doorgenummerde pagina’s 94 tot en met 441.
2.Proces-verbaal van doorzoeking van een woning van 8 februari 2013, genummerd 16-997026-12, opgemaakt door A.G. van Doorn, rechter-commissaris, en de griffier, met bijlagen.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 135.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 136.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 21 december 2012, genummerd 16-997026-12, opgemaakt door J.P. Kilian, rechter-commissaris, en de griffier.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 147.
7.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 155.
8.Een geschrift, inhoudende een lijst met namen en telefoonnummers, doorgenummerde pagina 156; geschriften, doorgenummerde pagina’s 161, 164, 165, 166, 174, 176 en 179.
9.Proces-verbaal van verhoor van M.G.J. van der Linde, doorgenummerde pagina 236.
10.Proces-verbaal van verhoor van D.J.A. van Dijk, doorgenummerde pagina 229.
11.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 212.
12.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, doorgenummerde pagina 293.
13.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 345.
14.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 348.
15.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 351.
16.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 354.
17.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 357.
18.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, met bijlagen, doorgenummerde pagina 360.
19.Een geschrift, inhoudende een explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vermoedelijk niet toegestaan vuurwerk, doorgenummerde pagina’s 4, 8 en 14.
20.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 148.
21.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 212.
22.Proces-verbaal van relaas, doorgenummerde pagina’s 372 tot en met 374.
23.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 382.
24.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 146 en 147
25.Een geschrift, inhoudende een rapportage diefstal energie, doorgenummerde pagina’s 399 en 400.
26.Proces-verbaal van doorzoeking van een woning van 8 februari 2013, genummerd 16-997026-12, opgemaakt door A.G. van Doorn, rechter-commissaris, en de griffier, met bijlagen.
27.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 146 en 147.
28.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 136.
29.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 139.
30.Een proces-verbaal van aangifte namens SNB-REACT U.A, doorgenummerde pagina’s 363 en 364.