ECLI:NL:RBMNE:2014:1985

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
C-16-351972 - HA ZA 13-675
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder na val van passagier door noodstop bus

In deze zaak vordert eiseres, een passagier van een bus van GVU N.V., schadevergoeding na een val in de bus op 21 februari 2011. De val vond plaats toen de buschauffeur plotseling remde voor een bromfiets die voor de bus langs reed. Eiseres stelt dat de buschauffeur haar niet heeft gemaand om te gaan zitten, terwijl er voldoende zitplaatsen beschikbaar waren. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank oordeelt dat de vervoerder, GVU N.V., niet aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. De rechtbank stelt vast dat de buschauffeur zich zorgvuldig heeft gedragen door een noodstop te maken om een aanrijding met de bromfiets te voorkomen. Eiseres stond op het moment van de noodstop in de bus, terwijl zij had moeten zitten. De rechtbank wijst erop dat de vervoerder niet kan worden verweten dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld, aangezien de chauffeur eiseres had gewaarschuwd om te blijven zitten en zij desondanks meerdere keren is opgestaan.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van toerekenbare tekortkoming van de vervoerder in de uitvoering van de vervoersovereenkomst. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van GVU N.V. De totale kosten worden begroot op € 1.493,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.S. Penders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/351972 / HA ZA 13-675
Vonnis van 28 mei 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.J.C. van Haren te Utrecht,
tegen
naamloze vennootschap
GVU N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Schoonen te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] en GVU genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 november 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 februari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 21 februari 2011 is [eiseres] als passagier van een bus van GVU in die bus ten val gekomen op de kruising van de Zamenhofdreef, de Einsteindreef en de Carnegiedreef in Utrecht (hierna: de kruising).
2.2.
De val van [eiseres] geschiedde nadat de buschauffeur plotseling remde voor een bromfiets, die voorlangs de bus reed.
2.3.
[eiseres] is na deze val in behandeling gekomen bij haar huisarts en bij een fysiotherapeut.

3.Het geschil van partijen

3.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd, dat GVU zal worden veroordeeld tot betaling aan haar van de door haar als gevolg van de val van 21 februari 2011 geleden schade, op te maken bij staat, met veroordeling van GVU in de kosten van de procedure.
3.2.
GVU voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Hetgeen partijen ieder aan hun vordering dan wel verweer ten grondslag hebben gelegd, zal hierna, voor zoveel nodig aan de orde komen.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] stelt dat zij is gevallen doordat de buschauffeur plotseling remde, terwijl hij wist dat [eiseres] in de bus stond om bij de eerstvolgende halte uit te stappen. Zij is door de chauffeur er niet op aangesproken om niet te staan en wel te
gaan zitten.
4.2.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus dat [eiseres] van mening is dat GVU jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de tussen partijen toen bestaande vervoersovereenkomst, doordat de buschauffeur plotseling remde, terwijl hij [eiseres] niet had gemaand te (blijven of te gaan) zitten, terwijl hij wist dat zij, [eiseres], op dat moment stond.
De rechtbank oordeelt dat deze stellingen niet kunnen leiden tot toewijzing van de vordering. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.3.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vordering van [eiseres] is hetgeen is bepaald in artikel 8:105 BW. Daarin is in het eerste lid bepaald dat de vervoerder, GVU, aansprakelijk is de dood of het letsel van een reiziger, [eiseres], ten gevolge van een ongeval in verband met of tijdens de reis. In het tweede lid is bepaald dat van de verplichting tot schadevergoeding wordt afgeweken, voor zover het ongeval wordt veroorzaakt door een omstandigheid die een zorgvuldig vervoerder niet heeft kunnen vermijden en voor zover zulk een vervoerder de gevolgen ervan niet heeft kunnen verhinderen.
Het staat op zichzelf vast dat [eiseres] in de bus is gevallen en dat zij (enig) letsel daarbij heeft opgelopen. De rechtbank dient derhalve te onderzoeken of er sprake is van de in het tweede lid van artikel 8:105 BW bedoelde afwijking sprake is.
4.4.
Uit de door GVU gestelde toedracht, blijkt het volgende. [eiseres] is aan het eind van de middag in de bus ingestapt. Zij heeft de buschauffeur gevraagd haar te waarschuwen wanneer zij bij de halte bij de Kaap Hoorndreef zou zijn waar zij wilde uitstappen. De buschauffeur heeft haar beloofd dat te doen en haar gezegd tot dan te blijven zitten. Desondanks is [eiseres] twee maal opgestaan om te vragen of zij al bij de uitstaphalte waren, waarbij de buschauffeur haar heeft gezegd zijn oproep af te wachten en haar voorts heeft gezegd weer te gaan zitten. Het was niet druk in de bus en er waren voldoende zitplaatsen. De derde keer stond [eiseres] op omdat de uitstaphalte inmiddels genaderd werd. De buschauffeur reed op dat moment vanaf de Zamenhofdreef de kruising met de Einsteindreef over. Hij reed daarbij rechtdoor naar de in het verlengde van de Zamenhofdreef liggende Carnegiedreef. Toen hij optrok stond het verkeerslicht op groen. Dat gold ook voor het verkeerslicht op de plaats vlak voor waar de Carnegiedreef begint. Laatstgenoemd verkeerslicht is gesitueerd vlak voor een fietspad. Op het fietspad naderde een scooter deze kruising. Deze leek aanvankelijk voor de bus te stoppen, maar reed onverwacht toch door en kwam daardoor vlak voor de bus te rijden. Om een aanrijding te voorkomen heeft de buschauffeur een noodstop gemaakt. Tijdens deze noodstop stond [eiseres] in de bus in plaats van dat zij op een stoel zat en heeft zij haar evenwicht verloren, waarna zij is gevallen.
4.5.
Deze ongevalsbeschrijving is door [eiseres] bij monde van haar advocaat slechts in zoverre betwist dat [eiseres] weerspreekt dat de buschauffeur haar heeft gemaand te gaan zitten. [eiseres] was zonder (tijdig) bericht van verhindering niet aanwezig tijdens de comparitie van partijen, zodat zij vragen van de rechter niet heeft kunnen beantwoorden en niet heeft kunnen vertellen wat er volgens haar was gebeurd, noch haar standpunt niet nader heeft kunnen toelichten. Dat komt echter voor haar risico, nu in het tussenvonnis duidelijk is vermeld dat [eiseres] in persoon, bijgestaan door haar advocaat, ter zitting diende te verschijnen. De rechter mag aan het niet verschijnen de conclusies verbinden die hem geraden voorkomen, hetgeen in dit geval erop neer komt dat de ongevalstoedracht van GVU niet feitelijk is weersproken, zodat de rechtbank van die beschrijving uitgaat.
4.6.
De advocaat van [eiseres] heeft tijdens de comparitie van partijen namens zijn cliënte nog verklaard dat niet zeker is dat het verkeerslicht voor het fietspad op groen stond op het moment dat de bus het fietspad wilde kruisen. Tijdens de comparitie van partijen hebben partijen tezamen met de rechter en de griffier via de website Google Maps gekeken naar de situatie op de kruising. De aanwezigen hebben daarbij gezamenlijk waargenomen dat de beide verkeerslichten voor het autoverkeer vanaf de Zamenhofdreef over de Einsteindreef in de richting van de Carnegiedreef (de route van de bus) tegelijkertijd groen licht uitstralen tijdens de gehele oversteek van de kruising in de richting die ook de bus reed. Dat was zichtbaar op de twee opeenvolgende foto’s op genoemde website.
4.7.
Een automobilist, en daarmee ook een buschauffeur, moet rekening houden met onverantwoord gedrag van andere weggebruikers, waaronder scooters, hetgeen de buschauffeur ook heeft gedaan. Een automobilist kan niet worden verweten dat hij teneinde een aanrijding te voorkomen een noodstop maakt, indien hij daaraan voorafgaand de verkeerssituatie in ogenschouw heeft genomen. Uit de ongevalsbeschrijving (zie 4.4) blijkt dat de buschauffeur dat heeft gedaan. De rechtbank komt tot het oordeel dat van de in dit geval sprake is van de in artikel 8:108 tweede lid BW bedoelde uitzonderingssituatie. GVU, althans haar chauffeur heeft zich als een zorgvuldig vervoerder gedragen door een mogelijk ernstig ongeval met de scooter te voorkomen. Van schuld aan de zijde van GVU is geen sprake, voor zover dat overigens al zou zijn gesteld door [eiseres].
De rechtbank voegt aan het voorgaande nog het volgende toe.
4.8.
Ter zitting heeft [eiseres] nog gesteld dat de buschauffeur met een te hoge snelheid heeft gereden. Deze stelling is niet feitelijk onderbouwd, zodat deze reeds hierom moet worden verworpen. Het verweer dat de bus ongeveer 30 km per uur reed is door [eiseres] ook niet betwist. Zonder toelichting, die ontbreekt kan er niet van worden uitgegaan dat een dergelijke snelheid bij het oversteken van een met verkeerslichten beveiligde kruising en te hoge snelheid is.
4.9.
[eiseres] heeft ook gesteld dat de buschauffeur haar had moeten manen te blijven zitten. GVU heeft aangevoerd dat de buschauffeur dat heeft gedaan en dat [eiseres] desondanks tot drie maal toe is opgestaan. Daartoe was geen noodzaak en er waren voldoende zitplaatsen beschikbaar. [eiseres] heeft gesteld dat zij de derde keer was opgestaan omdat zij inmiddels dicht bij de uitstaphalte was. Het verweer van GVU, dat de buschauffeur haar had gezegd te blijven zitten en dat hij haar tijdig zou waarschuwen, heeft [eiseres] op zichzelf niet betwist. Ook dit deel van de stellingen kan niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.10.
De overige over en weer ingenomen stellingen, waaronder die omtrent het causaal verband tussen het ongeval en de door [eiseres] gestelde schade, zal de rechtbank onbesproken laten, omdat die aan het oordeel van de rechtbank niet kunnen afdoen.
4.11.
De vorderingen van [eiseres] zullen, gezien de hiervoor getrokken conclusies, worden afgewezen.
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GVU worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van GVU tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.type: asp/4213