Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hoofdzaakmet zaaknummer / rolnummer: C/16/306710 / HA ZA 11-979 van
[gedaagde sub 2],
vrijwaringszaakmet zaaknummer / rolnummer C/16/321290 / HA ZA 12-522 van
[gedaagde sub 2],
[gedaagde in vrijwaring sub 4],
[gedaagde in vrijwaring sub 5],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 21 december 2011
- de conclusie van antwoord van Stokvis
- de conclusies van repliek van KREL en KLH
- de conclusie van dupliek van Stokvis
- de conclusie van dupliek van [gedaagde sub 2].
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding in vrijwaring
- de conclusie van antwoord van KREL en KLH
- de conclusie van antwoord van [gedaagden in vrijwaring c.s.]
- de conclusie van repliek ten aanzien van KREL en KLH
- de verwijzing van de zaak ten aanzien van [gedaagden in vrijwaring c.s.] naar de parkeerrol
- de conclusie van dupliek van KREL en KLH.
3.De feiten
- topholding van de groep was Kroymans Corporation B.V. (hierna: KC of de moedermaatschappij). Het bestuur van KC werd gevormd door [gedaagde sub 2], [gedaagde in vrijwaring sub 4] en[gedaagde in vrijwaring sub 5].
- KC was 100% aandeelhoudster van Kroymans Nederland B.V. (hierna: KN). Het bestuur van KN werd gevormd door KC, [gedaagde sub 2] en [gedaagde in vrijwaring sub 4].
- KN was 100% aandeelhoudster van KLH en Stokvis. Het bestuur van KLH bestond uit KN en [gedaagde sub 2]; het bestuur van Stokvis uit KN, [gedaagde sub 2], [gedaagde in vrijwaring sub 4] en [A].
- KLH was 100% aandeelhoudster van KREL. Het bestuur van KREL werd gevoerd door KLH.
- op 19 augustus 2008 een bedrag van € 10 mln van KLH aan KREL
- op 19 augustus 2008 een bedrag van € 10 mln van KREL aan Stokvis
- op enig moment vóór 1 september 2008 een bedrag van € 2,5 mln van KLH aan KREL
- op 11 september 2008 een bedrag van € 2,5 mln van KREL aan Stokvis.
4.000.000
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
- tot een bedrag van € 4,5 mln rechtstreeks aan KREL terug te betalen, en
- het resterende bedrag van € 8 mln aan de moedermaatschappij van KREL te betalen. Daaruit blijkt dat niet de transactie met betrekking tot [bedrijfslocatie] tot de schade heeft geleid waarvan KREL vergoeding vordert, maar de instructie van de moedermaatschappij aan Stokvis om het resterende bedrag aan haar te betalen en niet aan KREL (het verwijt onder 5.3 sub c). Terzake van dit laatste verwijt is dus wel een causaal verband aanwezig.
ontvangenbetalingen - niet geacht kan worden te weten wat de titel voor de
terugbetalingis. Daarom kan niet te veel gewicht worden toegekend aan de omschrijving die door (de boekhouder van) Stokvis is gegeven aan de betreffende betalingen. Daarbij komt dat aan de betaling door KREL aan Stokvis van een bedrag van € 2,5 mln op 11 september 2008 (onderdeel van het totale bedrag van € 12,5 mln) als omschrijving is vermeld "spoedoverboeking financiering pand". Deze omschrijving duidt erop dat ook KREL van mening was dat er sprake was van vooruitbetaling van de koopsom en niet van een lening. Ter zake van het aan [gedaagde sub 2] gemaakte verwijt dat geen rente in rekening is gebracht over de aan Stokvis verrichte betalingen komt aan KREL dan ook jegens [gedaagde sub 2] geen recht op schadevergoeding toe.
zijterzake van voorschotten Vpb stelde te hebben op
KLH(de moedermaatschappij van KREL). Zij had daartoe ook al voorbereidingen getroffen (zie onder 5.9 sub 1) en zou na ontvangst van de € 8 mln ook tot uitvoering van de verrekeningshandeling moeten overgaan.
- de instructie aan Stokvis tot betaling van het resterende bedrag van € 8 mln aan de moedermaatschappij wordt door [gedaagde sub 2] pas gegeven op of omstreeks 16 december 2008, terwijl al eind oktober 2008 duidelijk was dat de transactie met betrekking tot [bedrijfslocatie] niet doorging;
- op 16 december 2008 wordt over 2008 een aanvullend voorschot Vpb van € 1 mln aan KLH opgelegd, terwijl het jaar 2008 op 16 december 2008 al bijna ten einde was en niet is gebleken dat het binnen de groep gebruikelijk was om na het opleggen van het eerste voorschot, meestal eind januari van een jaar, een aanvullend voorschot in rekening te brengen. [gedaagde sub 2] heeft weliswaar gesteld dat “het ook eerder is voorgekomen” dat er in een jaar een aanvullend voorschot is opgelegd, maar heeft die stelling niet nader geconcretiseerd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat;
- het opleggen van dit aanvullende voorschot over 2008 was - zo begrijpt de rechtbank - een gevolg van een door [gedaagde sub 2] verwachte mutatie in de voorziening voor latente belastingen. Niet gebleken is echter dat het binnen de groep gebruikelijk was om op een dergelijke mutatie vooruit te lopen en deze al bij wijze van voorschot in rekening te brengen. De door [gedaagde sub 2] gestelde omstandigheid dat in de afrekening over 2007 wel rekening is gehouden met de mutatie in de voorzieningen voor latente belastingen, kan hem niet baten, omdat het daarbij gaat om een eindafrekening en niet om een voorschot;
- over 2009 wordt op 16 december 2008 een voorschot van € 4 mln in rekening gebracht op basis van de prognose voor de winst van 2009 die is gemaakt in het “Businessplan en Budget 2009” van eind oktober 2008, terwijl vaststaat dat het in de groep gebruikelijk was om het voorschot pas aan het einde van de maand januari van het betreffende jaar op te leggen op basis van een goedgekeurd budgetplan (dat pas op 14 januari 2009 is verschenen), en eind november althans begin december 2008 in opdracht van moedermaatschappij een ‘revised budget’ aan de moedermaatschappij ter beschikking is gesteld waarin wordt uitgegaan van aanzienlijk lagere winstcijfers,
- op 17 december 2008 wordt ten laste van KLH een post van ruim € 2,1 miljoen in rekening-courant geboekt voor (volgens [gedaagde sub 2]) nog te verrekenen vennootschapsbelasting over 2008 en latere jaren, terwijl deze post niet is opgenomen in het overzicht met verschuldigde bedragen aan Vpb dat [gedaagde sub 2] namens de moedermaatschappij bij brief van 16 december 2008 aan KLH heeft verstrekt, en niet gebleken is dat het gebruikelijk was om Vpb via de rekening-courantverhouding in rekening te brengen;
- het opleggen van dit aanvullende voorschot was - zo begrijpt de rechtbank - het gevolg van de bij [gedaagde sub 2] levende verwachting dat op korte termijn fiscale latenties zouden vrijvallen door het uitvoeren van voorgenomen desinvesteringen. Niet gebleken is echter dat het binnen de groep gebruikelijk was om op een dergelijke mutatie vooruit te lopen en bij wijze van voorschot in rekening te brengen. Het vooruitlopen op voorgenomen desinvesteringen lag ook niet voor de hand in de situatie dat de financierende banken herstructureringsplan A van de groep hadden afgewezen, nog geen goedkeuring hadden gegeven aan herstructureringsplan B (welke goedkeuring ook niet zou komen) en zich nog beraadden op de wijze waarop de herstructurering van de groep vorm moest worden gegeven.
- met het toevoegen van deze post van € 2,1 miljoen kwam het totaal van het door KLH aan de moedermaatschappij verschuldigde bedrag aan Vpb precies uit op een bedrag van € 8 mln,
- het moment van het in rekening brengen van de voorschotten aan KLH ter zake van verschuldigde Vpb over de jaren 2008 en 2009 viel vrijwel samen met de instructie van [gedaagde sub 2] aan Stokvis om het resterende bedrag van € 8 mln aan de moedermaatschappij in plaats van aan KREL te betalen,
- de uitgevoerde verrekening zag op een vordering van KREL op de moedermaatschappij van € 8 mln met een schuld van KLH van € 8 mln aan de moedermaatschappij, waardoor formeel niet aan het wederkerigheidsvereiste is voldaan.
- zonder noodzaak en zonder zwaarwegend belang van de moedermaatschappij
- in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken
- over te gaan tot het opleggen van aanvullende voorschotten over het jaar 2008 en
- al in december 2008 over te gaan tot het opleggen van een aanzienlijk voorschot over 2009 en
- die voorschotten vervolgens in verrekening te brengen met een bedrag (van € 8 mln) dat aan een van de onder KLH ressorterende dochtermaatschappijen (KREL) toebehoorde, heeft [gedaagde sub 2] de belangen van KREL onevenredig geschaad. KREL blijft immers zitten met een schuld aan KLH, bestaande uit het onafgeloste deel van de door KLH aan haar verstrekte lening (met renteverplichting), terwijl dat bedrag ook niet meer op de moedermaatschappij verhaalbaar is en Stokvis betaling van € 8 mln aan KREL weigert.
Hetzelfde geldt voor de aanvullende financiering die de banken in januari 2009 aan de groep zouden hebben verstrekt. [gedaagde sub 2] heeft over de omvang en bestemming van deze financiering geen concrete informatie verschaft. Volgens Stokvis betreft het een bedrag van € 15 mln dat door de banken aan de over te dragen vennootschappen werd verstrekt, zodat niet valt in te zien hoe de aanvullende financiering voor [gedaagde sub 2] relevant was voor diens inschatting van de kans van overleven van vennootschappen die in de groep zouden achterblijven.
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
1.605,50(2,0 punten × 0,25 x tarief € 3.211,00)