ECLI:NL:RBMNE:2014:1732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
16-655133-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van woninginbraak en veroordeling voor medeplegen van opzetheling met werkstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2014, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van woninginbraak en opzetheling. De rechtbank heeft op 13 december 2013 een inbraak in een woning in Utrecht vastgesteld, waarbij diverse goederen, waaronder een kluis en laptops, zijn ontvreemd. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze inbraak, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.

Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit van opzetheling wel bewezen. De verdachte was aanwezig in de box waar gestolen goederen werden aangetroffen en had deze goederen in zijn bezit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat de goederen door misdrijf verkregen waren. De officier van justitie had een werkstraf van 100 uren geëist, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke straf van 30 uren en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder het houden aan aanwijzingen van de reclassering.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigen en de verklaringen van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van het feit van opzetheling onderstreept, gezien de impact op de slachtoffers van woninginbraken en de noodzaak om dergelijke misdrijven te bestraffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655133-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 maart 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1995],
wonende te [woonplaats][adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: zich op 13 december 2013 te Utrecht, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak;
subsidiair: zich op 13 december 2013 te Utrecht, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan heling.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft voor het primair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd omdat naar zijn mening daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
De subsidiair ten laste gelegde opzetheling, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het primair noch het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Daarbij heeft de verdediging - samengevat - gesteld dat er op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte met de gestolen goederen heeft gesjouwd of deze heeft aangepakt. Evenmin blijkt dat sprake is van medeplegen. Voorts is er geen enkel bewijs voor het feit dat verdachte de feitelijke zeggenschap had over deze goederen. De verdediging heeft om die reden vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 13 december 2013 heeft [benadeelde 1]aangifte [1] gedaan van een inbraak in zijn woning aan de[adres] te Utrecht op 13 december 2013. Daarbij heeft aangever verklaard dat de inbraak heeft plaatsgevonden tussen 13:30 en 14:45 uur, dat de tuindeur was geforceerd, dat de achterdeur van de woning was geforceerd en dat er bloedsporen op de achterdeur zaten ter hoogte van het slot en op enkele plaatsen in de woning. Uit de schuur in de tuin van de woning waren twee fietsen ontvreemd en uit de woning waren weggenomen: drie laptops (twee van het merk Dell, één van het merk Toshiba), een geldkistje, een kluis met inhoud, en diverse sieraden waaronder horloges.
De kluis, aldus aangever, is een elektronische kluis met een cijferslot, heeft de afmeting van 60 cm bij 60 cm bij 40 cm en is weggenomen uit de kruipruimte van de woning.
Getuige [getuige 1] [2] heeft verklaard dat hij op 13 december 2013, omstreeks 14:30 uur, in de brandgang tussen de Lamérislaan en het Kouwerplantsoen een witte auto zag staan met het kenteken[kenteken] waarvan op het linker achterraam een strook ductape was geplakt. Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij zijn buurman, genaamd [benadeelde 1], zag praten met een Marokkaanse jongen met zwart krullend haar en een grote langwerpige wijnvlek op de rechterwang, dat deze jongen zei “Je kunt mijn kenteken wel opschrijven”, dat deze jongen instapte als bestuurder van de auto en de brandgang uitreed. Getuige [getuige 1] zag vervolgens dat de poortdeur van de woning aan de[adres] open stond, dat de achterdeur van die woning open stond en dat er bloed- en braaksporen op die achterdeur zaten.
Getuige [getuige 2] [3] heeft verklaard dat hij op 13 december 2013, omstreeks 14:20 uur, de brandgang achter de Lamérislaan te Utrecht inliep. Getuige [getuige 2] zag dat er in de brandgang een kluis stond, zag dat er een licht getinte man, man 1, de brandgang in kwam lopen en hoorde deze man zeggen dat hij de kluis van zijn vriendin kwam ophalen. Getuige [getuige 2] zag vervolgens dat er een auto de brandgang in kwam rijden, een witte Opel Astra met het kenteken[kenteken]. Getuige [getuige 2] zag dat de bestuurder van de auto, man 2,uitstapte, zijnde een man met een licht getint uiterlijk met een rode veeg bloed of verf over zijn gezicht. Getuige [getuige 2] zag dat beide mannen in de richting van de kluis liepen en vervolgens met de kluis weer terug kwamen lopen, waarna zij de kluis achterin de Opel legden. Toen getuige [getuige 2] tegen de mannen zei dat hij het niet vertrouwde en dat zij even moesten blijven staan, hoorde hij één van de mannen zeggen dat hij wel het kenteken van de auto mocht opschrijven. Getuige [getuige 2] zag vervolgens man 2 weer op de bestuurdersplek van de auto gaan zitten en zag dat de auto wegreed.
Op 13 december 2013, omstreeks 14:25 uur, hoorde verbalisant [A] [4] via de centralist van de meldkamer dat er een inbraak was gepleegd in een woning, dat de daders een kluis hadden meegenomen en dat de daders waren weggereden in een Opel, type Astra Caravan, voorzien van het kenteken[kenteken]. Op 13 december 2013, omstreeks 15:00 uur, zag verbalisant [A] genoemde Opel vanaf de Jaap Edendreef in de richting van de Wezerdreef rijden. Verbalisant [A] heeft vervolgens verklaard dat collega [B] de dienstauto voor de Opel tot stilstand bracht, waarna de bestuurder van de Opel zijn auto ook tot stilstand bracht. De bestuurder van de auto was een man van ongeveer 18 jaar met een licht getinte huidskleur en een huidkleurige pleister op zijn gezicht. De man gaf op te zijn [medeverdachte 1].
Tijdens de insluitingsfouillering zag verbalisant [A] dat [medeverdachte 1] enkele sieraden uit zijn zakken haalde, welke sieraden vervolgens in beslag zijn genomen.
De in beslag genomen sieraden betroffen onder meer drie horloges. [5]
Op 15 december 2013 zijn deze drie horloges getoond aan aangever [benadeelde 1], die heeft verklaard [6] dat de desbetreffende horloges van hem waren.
Verbalisant [C] heeft verklaard [7] dat hij op 13 december 2013, omstreeks 14:21 uur, door de centralist van de meldkamer werd verzocht om te zoeken naar een witte Opel Astra met het kenteken[kenteken]. Op vrijdag 13 december 2013, omstreeks 15:00 uur, hoorde verbalisant [C]dat voornoemde Opel was aangetroffen op de Jaap Edendreef te Utrecht. Toen verbalisant [C]omstreeks 15:03 uur op de Jaap Edendreef kwam, zag hij dat zijn collega’s [B] en [A] een man hadden aangehouden, die verbalisant [C]herkende als [medeverdachte 1]. Hij herkende [medeverdachte 1] direct, omdat hij deze [medeverdachte 1] op 28 november 2013 in de kelderbox van de Jaap Edendreef 12 had aangetroffen, samen met [verdachte] en [D]. Naast de kelderbox van de Jaap Edendreef bevond zich de kelderbox van de Jaap Edendreef 6, welke kelderboxen in verbinding staan met elkaar.
Verbalisant [C]is vervolgens samen met zijn collega’s [E], [F] en [G] de gang van de kelderboxen ingelopen. Bij het betreden van de kelderbox van de Jaap Edendreef 12 zag verbalisant [C]een bankstel met daarop een kluis van ongeveer 70 cm bij 70 cm, en tevens zag verbalisant [C]vier mannen in de kelderbox staan. De vier mannen zijn aangehouden. Van deze vier mannen zijn [D] en [H]door verbalisant [C]aangehouden.
Verbalisant [F] heeft op 13 december 2013 in de kelderbox van de Jaap Edendreef 12 [medeverdachte 2] aangehouden. [8]
Verbalisant P. [G] heeft op 13 december 2013 in de kelderbox van de Jaap Edendreef 12 [verdachte] aangehouden. [9]
Op 13 december 2013, omstreeks 16:15 uur, heeft verbalisant [L] forensisch onderzoek ingesteld [10] in een kelderbox genummerd 6 en 12 aan de Jaap Edendreef te Utrecht. In voornoemde kelderbox trof verbalisant [L] een grijze kluis aan die ruggelings op een bank lag, direct achter de toegangsdeur van kelderbox nr. 12. Verbalisant [L] zag dat deze kluis een cijferslot had, waarbij een toegangscode ingetoetst moest worden. Hierop heeft verbalisant [L] telefonisch contact opgenomen met een collega die ter plaatse was bij de woninginbraak aan de[adres] te Utrecht en die de toegangscode van de weggenomen kluis had gekregen van aangever. Verbalisant [L] toetste deze toegangscode in, waarna hij de kluis kon openen. Omdat tevens de beschrijving van de weggenomen kluis overeen kwam met de door verbalisant aangetroffen kluis, concludeerde hij dat de door hem aangetroffen kluis was weggenomen bij de woninginbraak aan de[adres] te Utrecht.
Verbalisanten [J] en [K] hebben verklaard [11] dat zij op 15 december 2013 beeldopnames hebben bekeken, dat dit beelden zijn die zijn opgenomen en vastgelegd door middel van twee camera’s die door woningbouwvereniging Portaal zijn gemonteerd in de centrale portiek en in de boxgang behorende bij de perceelnummers 2 tot en met 58. De beelden van het centrale portiek betreft de periode 13 december 2013 14:02 uur tot en met 15:10 uur en de beelden van de boxgang betreft de periode 13 december 2013 00:19 uur tot en met 15:06 uur. Als er in het proces-verbaal van bevindingen wordt gesproken over personen die in/uit een kelderbox lopen, dan betreft het hier een kelderbox behorend bij perceel 12.
- camera boxgang, 00:33 uur:
We, verbalisanten [J] en [K] zien een jongen uit de box komen en herkennen de jongen als zijnde [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] loopt in de boxgang heen en weer en gaat vervolgens om 00:35 uur weer terug de box in.
- camera boxgang, 00:37 uur:
We zien twee mannen de box uit komen lopen en de boxgang verlaten. Eén van deze personen draagt een helblauwe gewatteerde jas met capuchon. Op latere beelden herkennen wij de persoon die deze helblauwe jas draagt als zijnde [D].
De tweede persoon herkennen wij als zijnde [medeverdachte 1].
- camera boxgang, 13:36 uur:
We zien een persoon de boxgang ingaan. We zijn dat deze persoon de box in gaat. Wij herkennen deze persoon als zijnde [D].
- camera portiek, 14:09 uur:
Wij zien dat een persoon het portiek via de centrale toegangsdeur binnen komt en door het portiek in de richting van de boxgang loopt. Deze persoon draagt een zwart gewatteerde jas met op de achterzijde in de vorm van een groot formaat letter “B”.
- camera boxgang, 14:09 uur:
Wij zien dat deze persoon de boxgang binnen komt lopen en vervolgens de box in loopt. Wij zien dat de deur van de box door iemand voor deze persoon wordt geopend. Wij herkennen deze persoon als zijnde [H]. [H]draagt op dat moment een zwart gewatteerde jas met op de rugzijde als opdruk een letter “B”.
- camera boxgang, 14:13 uur:
[H]en [D] verlaten de box en lopen om 14:15 uur de boxgang uit.
- camera portiek, 14:16 uur:
Wij zien [H]en [D] via het portiek naar buiten lopen.
- camera portiek, 14:32 uur:
Wij zien [D] het portiek binnen lopen richting de boxgang. [D] is gekleed in eerder genoemde helblauwe jas.
- camera boxgang, 14:33 uur:
[D] loopt de boxgang en vervolgens de box in.
- camera portiek, 14:41 uur:
[H]loopt het portiek binnen waarbij zichtbaar is dat hij eerder genoemde zwarte jas met opdruk “B” draagt. [H]wordt direct hierop gevolg door een andere persoon gekleed in een zwarte jas met capuchon en spijkerbroek. Beiden lopen in de richting van de boxgang.
- camera boxgang, 14:42 uur:
Zowel [H]als de andere persoon lopen de boxgang in. Hierbij herkennen wij de tweede persoon als zijnde [M]. Zichtbaar is dat de boxdeur voor beiden van binnenuit wordt geopend kennelijk door een persoon die zich nog in de box bevindt. Volgens de beelden zou op dat moment [D] zich nog in de box moeten bevinden.
- camera boxgang, 14:50 uur:
[M] verlaat de box en de boxgang.
- camera portiek, 14:50 uur:
In de weerspiegeling van een ruit in het trappenhuis van het portiek is te zien dat een wit voertuig aan komt rijden waarbij de bestuurder dit voertuig tot stilstand brengt op de openbare weg van de Jaap Edendreef direct voor het portiek.
Gelijktijdig zien wij dat [M] het portiek verlaat komende vanuit de richting van de boxgang.
-camera portiek, 14:54 uur:
[M] komt het portiek binnen in gezelschap van een andere persoon. Genoemde tweede persoon draagt een jas waarvan de bovenzijde helblauw van kleur is. De jas heeft een helblauwe capuchon met aan de binnenzijde een rode kleur en een rode rits aan de voorzijde. Deze persoon heeft een bril op.
Wij zien dat de tweede persoon de portiekdeur open houdt voor een mevrouw met een fiets en dat alle drie de personen in de richting van de boxgang lopen. Het openhouden van de deur wordt overgenomen door een derde persoon. Deze persoon draagt een zwarte jas met capuchon en wordt niet door ons herkend.
- camera boxgang, 14:54 uur:
[M] loopt de boxgang binnen en gaat de box in.
[M] is gedurende enkele seconden in de box waarna hij de boxgang weer in wil lopen met in zijn hand een zwarte jas. Zichtbaar is dat [M] in de richting van het portiek wil lopen maar dit niet doet op het moment dat de vrouw met de fiets de boxgang in komt lopen gevolgd door de tweede persoon. De vrouw met de fiets gaat een box binnen. Op dat moment lopen zowel [M] als de tweede persoon in de richting van de box. Op dat moment herkennen wij de tweede persoon als zijnde [medeverdachte 2].
Bij de boxdeur blijven zowel [M] als [medeverdachte 2] even staan tot op het moment dat de vrouw om 14:56 uur haar fiets in een box heeft neergezet en de boxgang verlaat.
- camera boxgang, 14:56 uur:
[M] loopt in de richting van het portiek. Zichtbaar is dat [H]vanuit de deuropening van de box bukt en vervolgens met één van zijn handen de camera afdekt.
- camera portiek, 14:46 uur:
De derde ‘onbekende’ jongen staat op dat moment nog steeds bij de portiekdeur en houdt deze open. Wij zien dat [M] en [medeverdachte 2] vanuit de richting van de boxgang komen lopen en via de op dat moment geopende portiekdeur naar buiten lopen. Wij zien dat de ‘onbekende’ jongen de deurmat zodanig onder de portiekdeur schuift dat deze deur niet in het slot kan vallen.
Wij zien dat [M] van buiten het portiek binnen komt lopen met onder zijn rechterarm een op een donkere jas gelijkend voorwerp. [M] is gedurende ongeveer 25 seconden in de boxgang waarvan echter de camera is afgedekt. Na genoemde 25 seconden loopt [M] vanuit de richting van de boxgang weer via het portiek naar buiten.
- camera portiek, 14:57 uur:
Wij zien dat twee jongens, te weten [medeverdachte 2] en de ‘onbekende’ jongen het portiek binnen komen lopen vanaf de Jaap Edendreef. Wij zien in de weerspiegeling van een ruit dat eerder genoemd wit gekleurd voertuig op dat moment nog steeds ter hoogte van het portiek stil staat. Wij zien dat bij het naar binnen gaan [medeverdachte 2] en de ‘onbekende’ jongen een voorwerp tussen zich in en met zich meedragen. Hierbij loopt de ‘onbekende’ jongen achteruit en [medeverdachte 2] vooruit terwijl beiden het voorwerp vast hebben. Wij zien dat het voorwerp dat beiden met zich meedragen van enige omvang is en afgedekt is met een donkerkleurig ander voorwerp. Zichtbaar is dat het voorwerp een vierkante of rechthoekige vorm heeft en dat bij binnenkomst een rand hiervan niet geheel is afgedekt en lichter van kleur is als het voorwerp waarmee het is afgedekt.
Wij zien direct hierna dat [M] het portiek vanuit de openbare weg binnen komt lopen, de deurmat onder de voordeur vandaan haalt en deze weer op zijn plek legt waardoor de portiekdeur dicht valt. [M] draagt bij het binnenkomen een wit op een boodschappentas gelijkend tasje met opdruk in zijn rechterhand. Wij zien dat zich in dit tasje een rechthoekig enigszins plat voorwerp bevindt.
- camera portiek, 14:58 uur:
Wij zien dat de ‘onbekende’ jongen samen met [medeverdachte 2] de boxgang uit komt lopen en dat beiden via het portiek naar buiten lopen. Zichtbaar in de weerspiegeling van een ruit is dat eerder genoemd wit voertuig nog steeds voor het portiek stil staat.
- camera boxgang, 14:58 uur:
Wij zien dat de camera niet meer wordt afgedekt.
- camera portiek, 14:59 uur:
Wij zien dat [medeverdachte 2] het portiek binnen komt lopen en in de richting van de boxgang loopt.
- camera boxgang, 14:59 uur:
Wij zien dat [medeverdachte 2] de boxgang binnen komt lopen en de box in gaat.
- camera portiek, 15:03 uur:
Wij zien dat de politie het portiek binnen komt lopen en in de richting van de boxgangen gaat.
- camera boxgang, 15:03 uur:
Wij zien dat 4 politiemensen de boxgang in lopen.
Tijdens het bekijken van genoemde beelden, aldus verbalisanten [J] en [K] hebben verbalisanten gezien dat [medeverdachte 1] en [D] diverse malen gebruik hebben gemaakt van een sleutel om zich de toegang te verschaffen tot de box met nummer 12.
Verbalisant [L] heeft verklaard [12] dat hij op 13 december 2013, tussen 16:15 en 18:15 uur, twee kelderboxen, genummerd 6 en 12, aan de Jaap Edendreef heeft onderzocht.
Het onderzoek vond plaats in twee kelderboxen, welke naast elkaar waren gelegen. De boxen waren gescheiden geweest door houten balken, waarop gaas was bevestigd. Dit gaas was grotendeels weggehaald, waardoor één grote ruimte was gecreëerd, aldus verbalisant [L]. Bij binnenkomst van box nr. 12 zag verbalisant [L] een bank staan met daarop een kluis. Voorts zag verbalisant [L] in de linker hoek van de box een plastic tas en een rugzak staan. In de plastic tas, met opschrift Hoogvliet, zag hij twee laptops zitten, een zilvergrijze Dell en een donkergrijze Toshiba. In de zwarte rugzak van het merk Teamcity trof hij in het middelste vak een donkerkleurige laptop van het merk Dell aan, alsmede diverse doosjes met sieraden en losse sieraden. Genoemde goederen zijn in beslag genomen. [13]
Op 19 december 2013 zijn aan de benadeelde [benadeelde 2], wonende aan de[adres] te Utrecht, de in beslag genomen goederen getoond. [14] Benadeelde[benadeelde 2] verklaarde dat zij de getoonde goederen herkende als zijnde het eigendom van haar vriend [benadeelde 1]en van haar. Het betreffen onder meer de volgende goederen: de uit de kruipruimte van de woning aan de[adres] weggenomen kluis, drie laptops en sieraden die waren aangetroffen in een zwarte rugzak, merk Teamcity.
Op 22 december 2013 is aangever [benadeelde 1]gehoord [15] . Deze verklaarde dat hij de weggenomen kluis inmiddels had teruggekregen van de politie, dat hij had gezien dat de kluis aan de voorzijde van het elektronisch slot beschadigd was en dat er niets uit de kluis was weggenomen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet bewezen, vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde feit acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte komt direct uit de boxgang aanlopen op het moment dat de witte Opel tot stilstand wordt gebracht voor het portiek aan de Jaap Edendreef, en verlaat het portiek. Verdachte loopt heen en weer tussen boxgang, portiek en ‘buiten’. Bij het binnenkomen van het portiek om 14:57 uur draagt verdachte een wit op een boodschappentas gelijkend tasje met opdruk in zijn rechterhand waarin zich een rechthoekig enigszins plat voorwerp bevindt. Gelet op het feit dat in de box vervolgens in een plastic zak met opschrift Hoogvliet twee laptops worden aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte de aangetroffen plastic tas met laptops de box binnen heeft gedragen. De verklaring van verdachte bij de raadkamer gevangenhouding d.d. 24 december 2013, luidende dat in de plastic tas een flesje met drinken zat, is ongeloofwaardig, gelet op de waarneming door de verbalisanten van de (rechthoekige, enigszins platte) vorm van het voorwerp in de tas. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte is aangetroffen in de box, terwijl duidelijk zichtbaar een kluis van ongeveer 70 bij 70 cm op de bank stond. Verdachte heeft geen enkele (bevredigende) verklaring gegeven waarom hij zich op dat tijdstip in en rondom de box bevond en waarom hij mee heeft geholpen met het naar binnen dragen van goederen. Uit het vorenstaande kan worden opgemaakt dat verdachte mede de feitelijke zeggenschap had over de goederen en wist althans redelijkerwijs het vermoeden had moeten hebben dat de in de box aangetroffen goederen door een misdrijf verkregen waren. De rechtbank acht op grond van een en ander bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 13 december 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een kluis (afkomstig van de woninginbraak aan de [adres]) en drie laptops en een hoeveelheid sieraden, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
het medeplegen van opzetheling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Als bijzondere voorwaarde dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zoals verwoord in de rapportage van 27 februari 2014.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Opzetheling is een ernstig feit, omdat hiermee de afzet van gestolen goederen in stand wordt gehouden en daarmee ook diefstallen voor de plegers daarvan lucratief blijven, hetgeen weer de nodige overlast en gevoelens van onveiligheid voor de gedupeerden met zich meebrengt.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland d.d. 27 februari 2014.
Gelet op de inhoud van voornoemd rapport en het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 47, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:

medeplegen van opzetheling;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- bepaalt dat een gedeelte, te weten
30 uren, van deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, en stelt daarbij een
proeftijd van twee jaren vast;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt:
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14 d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* de verdachte moet zich op de dag waarop het vonnis onherroepelijk is persoonlijk voor 17:00 uur melden bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht;
* de verdachte moet zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het verlenen van volledige medewerking aan een traject gericht op het vinden van een passende dagbesteding, het verlenen van volledige medewerking aan een traject gericht op schuldhulpverlening alsmede het houden aan de afspraken met de Stichting Mee;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
mr. E.A. Messer, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en R.L.M. van Opstal, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2014.
Mr. R.L.M. van Opstal is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
BIJLAGE
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een kluis met inhoud en/of twee, althans een, fiets(en) en/of een geldkistje en/of drie, althans een, laptop(s) en/of diverse sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kluis (afkomstig van de woninginbraak aan de [adres]) en/of een andere kluis en/of drie, althans, een laptop(s) en/of een hoeveelheid sieraden, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), dan wel
redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1]d.d. 18 december 2013, opgenomen op pagina 176-183 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A-2013282680, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 273.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina 110-111 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 15 december 2013, opgenomen op pagina 115-116 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina 99-101 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 december 2013, opgenomen na pagina 108 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2013, opgenomen op pagina 106 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina 135-137 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina 139-140 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2013, opgenomen op pagina 141-142 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2013, opgenomen op pagina 143 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 december 2013, opgenomen op pagina 146-151 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 januari 2014, opgenomen op pagina 196-200, van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 4 januari 2014, opgenomen op pagina 224-228 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2013, opgenomen op pagina 170-171 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
15.Het proces-verbaal verhoor aangever d.d. 22 december 2013, opgenomen op pagina 174-175 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.