ECLI:NL:RBMNE:2014:1731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
16-661663-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disproportioneel geweld door verdachte leidt tot strafvermindering

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2014, stond de verdachte terecht voor mishandeling van een vrouw en twee politieagenten op 20 juni 2013 in Utrecht. De verdachte, geboren in 1992 in Monrovia, Liberia, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. A.M.C.J. Baaijens. Tijdens de zittingen op 29 oktober 2013, 3 december 2013 en 25 februari 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een vrouw en twee politieagenten, alsook bedreiging van een van de agenten. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een vermeend vormverzuim, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve aanknopingspunten waren voor de gestelde inbreuken op de procesorde.

De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van de vrouw en de politieagenten. De rechtbank merkte op dat het geweld van de verdachte disproportioneel was en dat de agenten in hun recht stonden om te handelen. Echter, de rechtbank concludeerde dat het geweld van de politieagent, dat volgde op de mishandeling door de verdachte, ook disproportioneel was. Dit leidde tot een strafvermindering van twee weken, waardoor de uiteindelijke gevangenisstraf op zes weken werd vastgesteld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waarbij de totale schadevergoeding voor de vrouw werd vastgesteld op € 548,25 en voor de politieagent op € 100,00. De rechtbank legde ook de schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om de schade te vergoeden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661663-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 maart 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te Monrovia (Liberia),
wonende te [woonplaats],[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2013, 3 december 2013 en 25 februari 2014. De verdachte is op alle zittingen in persoon verschenen en heeft zich op deze zittingen laten bijstaan door mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 29 oktober 2013 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gewijzigd. De tenlastelegging met wijziging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 20 juni 2013 te Utrecht een vrouw heeft mishandeld;
2. op 20 juni 2013 te Utrecht een politieagent heeft mishandeld;
3. op 20 juni 2013 te Utrecht een politieagent heeft bedreigd

3.Voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2004 (NJ 2004, 376), dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien in het onderhavige geval sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, onder c, Sv. Het vormverzuim bestaat er naar de mening van de verdediging uit dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De verdediging heeft ter onderbouwing van haar standpunt - samengevat - het volgende betoogd.
1. Wie het eerst komt, het eerst maalt.”
Verdachte stelt dat hij door agent [A] is mishandeld. Doordat agent [A] direct aangifte heeft gedaan en tegen verdachte heeft gezegd ‘Waag het niet om tegen mij aangifte te doen’en doordat [A] ter terechtzitting zegt dat verdachte liegt, is alleen verdachte neergezet als een verdachte.
2. “ De beste verdediging is de aanval.”
Door de aangiften en de processen-verbaal van bevindingen worden tegen verdachte dwangmiddelen ingezet. Eerst bij het Hof is de voorlopige hechtenis onder voorwaarden geschorst.
3. “ Geen eerlijke dossieropbouw.”
Er heeft geen onafhankelijk feitenonderzoek plaatsgevonden, er zijn geen onafhankelijke getuigen gehoord die erbij aanwezig waren, en getuige[B] is, ook nadat verdachte daarom tijdens een politieverhoor had gevraagd, evenmin gehoord, waarbij door de verhorende verbalisant werd opgemerkt dat [B] als vriend van verdachte geen echt objectieve getuige is . Het is opmerkelijk dat er geen camerabeelden zijn, dat er geen letselfoto’s van verdachte zijn gemaakt, dat het dossier niet vermeldt dat verdachte aangifte heeft willen doen en er een arts bij verdachte is geweest.
3.1.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat er naar zijn mening sprake is van een eerlijk proces.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het eerste geweld van [verdachte] is gekomen toen hij naar achteren naar [A] sloeg en dat het geweld van [A] proportioneel was gelet op het heftige verzet van verdachte. Hij heeft daarbij gewezen op pagina 13 van het proces-verbaal, waarin verbalisant [A] heeft verklaard dat hij verdachte meerdere vuistslagen op zijn lichaam en gezicht heeft gegeven, teneinde het geweld en het verzet van verdachte te stoppen. Dat dezelfde verbalisant zoals hij op pagina 14 heeft verklaard verdachte in zijn nek heeft vastgepakt toen verdachte verbalisant bedreigde kan worden gezien als een vormfout omdat dit niet meer mocht na het boeien van verdachte .
Dat was echter een vormfout zonder nadeel. In dit proces-verbaal heeft deze verbalisant openheid van zaken gegeven en zichzelf niet gespaard.
Voorts heeft het openbaar ministerie navraag gedaan naar het al of niet aanwezig zijn van camerabeelden en naar de medische gegevens van verdachte. De verklaring van de arts met betrekking tot de medische bijzonderheden van verdachte kon evenwel alleen verkregen worden via de verdediging en is in het dossier gevoegd. De officier van justitie heeft opgemerkt dat het hem in verband met het verweer van de verdediging is opgevallen dat de verdediging ter zitting van 25 februari 2014 geen enkele relevante vraag aan de aldaar aanwezige getuigen [A] en [C] heeft gesteld, en dat de verdediging de getuige[B] niet heeft laten oproepen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het dossier noch op grond van het verhandelde ter terechtzittingen objectieve aanknopingspunten kunnen vinden voor de door de verdediging gestelde ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust de belangen van verdachte zijn geschaad. Ook van grove veronachtzaming van de rechten van verdachte is de rechtbank niet gebleken. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en heeft zich onthouden van een oordeel over de bewezenverklaring
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
Feit 1
Op 20 juni 2013 heeft [F] aangifte gedaan van mishandeling. Daarbij heeft aangeefster verklaard [1] dat zij op 20 juni 2013 omstreeks 21:07 uur uit de dienstuitgang van de Bijenkorf te Utrecht kwam, dat zij vervolgens iemand hoorde roepen “aan de kant”, dat zij opkeek en een donker getinte jongen in haar richting zag lopen en dat zij zag dat de jongen een boze uitstraling op zijn gezicht had. Aangeefster voelde vervolgens een harde duw tegen de rechterzijde van haar lichaam, voelde dat de duw naar beneden was gericht, voelde dat haar lichaam een snelle draai maakte, voelde dat zij haar balans verloor waardoor zij tegen de grond ging. Aangeefster voelde dat haar lichaam tegen het tijdelijk geplaatste hek schaafde, dat haar neus hard de grond raakte en dat zij met haar broek in het hek bleef hangen. Aangeefster voelde veel pijn op verschillende plekken op haar lichaam, zag en voelde bloed op haar handen en voelde dat zij een bloedneus had. Door een beveiligingsmedewerker van de Bijenkorf zijn foto’s gemaakt van de schaafplekken op het lichaam van aangeefster, die aan het proces-verbaal van aangifte zijn gehecht.
Getuige[D]heeft verklaard [2] dat zij op 20 juni 2013 omstreeks 21:06 uur over de St. Jacobsstraat van Utrecht liep, dat zij een jongen in de richting van de Bijenkorf zag rennen, dat de jongen heel hard rende, dat zij zag dat een meisje vanuit de andere zijde aan kwam lopen, dat zij hoorde dat de jongen iets naar het meisje riep, dat de jongen het meisje hardhandig aan de kant duwde tegen het hek, en dat zij zag dat het meisje hierdoor ten val kwam en met haar broek bleef hangen aan het hek.
Feiten 2 en 3
[A] heeft verklaard [3] dat hij verdachte en[B] op 20 juni 2013 omstreeks 21:03 uur had aangesproken en om hun identiteitsbewijs had gevraagd, dat hij daarna via de meldkamer hoorde dat verdachte gesignaleerd stond, dat hij zag dat verdachte opeens begon te rennen over de St. Jacobsstraat te Utrecht in de richting van het Vredenburg, dat hij zag dat verdachte het hek bij de Bijenkorf opzij trok en in een soort afgraving sprong, en dat verdachte meerdere keren snel achterom keek. Verbalisant [A] zag dat verdachte vervolgens bij de laatste keer dat hij omkeek zijn rechter arm naar achteren zwaaide in de richting van het gezicht van verbalisant [A], zag dat verdachte hierbij zijn rechter hand tot vuist had gebald, voelde daarna een stekende pijn in zijn gezicht onder zijn rechter oog, zag dat verdachte nog een paar keren met zijn armen slaande bewegingen maakte naar het bovenlichaam van verbalisant [A] en voelde dat verdachte hem raakte ter hoogte van zijn borst. Ook zag verbalisant [A] dat verdachte trappende bewegingen maakte in de richting van het lichaam van verbalisant [A], voelde dat verdachte hem meerdere keren raakte ter hoogte van zijn benen en in zijn buik.
Nadat verdachte was aangehouden en geboeid, zag verbalisant dat verdachte door zijn collega’s [E] en [C] werd meegenomen, zag en hoorde verbalisant dat verdachte tegen hem riep: “Ooh, ben jij [A]? Jij komt nog aan de beurt jongen! Jij bent van mij! Ik wacht je op na je werk! Ik ga jou niet vergeten jongen! Ik ga jou krijgen, jij bent van mij!” of woorden van gelijke strekking. Tijdens de voorgeleiding voor de hulpofficier van justitie zag verbalisant [A] dat verdachte hem aankeek en hoorde hij verdachte schreeuwen: “Ik maak je kapot als ik je buiten zie.”
Verbalisant [C] heeft verklaard [4] dat hij zag dat collega [A] met verdachte in gevecht was en dat hij zag dat verdachte slaande bewegingen naar collega [A] maakte. Verbalisant [C] zag dat verdachte met gebalde vuisten om zich heen maaide, zag dat verdachte collega [A] ter hoogte van zijn buik raakte en zag dat verdachte met zijn beide benen wild om zich heen trapte.
Toen verbalisant [C] samen met collega [E] verdachte in de richting van een gereedstaande dienstvoertuig trachtte te transporteren, zag verbalisant [C] dat verdachte collega [A] aankeek en hoorde hij verdachte zeggen: “O, ben jij [A]? Jij komt aan de beurt, na je werk, ik vergeet jou niet, ik ga je krijgen.”
Verbalisant[A], brigadier van politie regio Utrecht, heeft op 21 juni 2013 aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging. Daarbij heeft aangever verklaard [5] dat het door verdachte op aangever uitgeoefende geweld pijn en letsel veroorzaakte, dat hij ten tijde van de aangifte nog een rode verkleuring op zijn neus heeft en dat hij af en toe nog steken voelt in zijn neus en zijn gezicht. Voorts heeft aangever verklaard dat hij ten tijde van de bedreiging door verdachte het gevoel had dat verdachte zijn bedreigingen zou waarmaken.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk mishandelend [F] met kracht
heeft geduwd tegen het lichaam (waardoor deze [F] tegen een hek en op de grond is gevallen), waardoor voornoemde [F] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [A](brigadier van politie Utrecht), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met kracht
- één of meerdere malen (met gebalde vuist) heeft geslagen en gestompt tegen het gezicht en de borst;
- één of meerdere malen heeft getrapt tegen het lichaam, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, [A](zijnde een politieambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn beroep) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd: "Oh, ben jij [A]! Jij komt nog aan de beurt jongen. Ik wacht je op na je werk! Ik ga jou krijgen" en/of “Ik maak je kapot als ik je buiten zie”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
1. mishandeling;
2. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit en heeft zich niet uitgelaten over de door de officier van justitie gevorderde straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 januari 2014, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een vrouw die, terwijl zij over straat liep, door verdachte omver is geduwd terwijl verdachte op de vlucht was voor de politie. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent en bedreiging. Ten aanzien van de mishandeling van de politieagent merkt de rechtbank op dat het handelen van de verdachte maatschappelijk gezien volstrekt onaanvaardbaar is. Een politieagent dient zijn werk te kunnen verrichten zonder daarbij te worden geconfronteerd met geweld jegens hemzelf.
Gelet op voornoemd omvangrijk uittreksel justitiële documentatie, is verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder openlijk geweld en wederspannigheid.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [A] van 21 juni 2013 verklaart de verbalisant dat hij verdachte, terwijl deze geboeid was, bij zijn nek heeft vastgepakt in reactie op de door verdachte tegen verbalisant [A] geuite bedreigingen. Hoewel het heftige verzet van verdachte bij de verbalisant emoties heeft opgeroepen, is het niet toegestaan om die emoties op die manier te uiten. De rechtbank acht dit geweld, gelet op het feit dat verdachte op dat moment zijn verzet had gestaakt en geboeid was, disproportioneel en ontoelaatbaar. De rechtbank ziet hierin aanleiding als compensatie van deze normschending in het kader van artikel 359a Sv tot een strafvermindering van twee weken over te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, in die zin dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zes weken.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van [F] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit 1 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 548,25, te weten € 350,00 aan immateriële schade en € 198,25 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De behandeling van de vordering van [A] althans een gedeelte daarvan, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten 2 en 3 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 100,00. aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering, te weten een bedrag van € 175,00, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. mishandeling;
2. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [F] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [F] van € 548,25 waarvan € 198,25 ter zake van materiële schade en € 350,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [F], € 548,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2013, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
Benadeelde partij[A] (feit 2 en feit 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[A] van € 100,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[A], € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2013, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en T. Reichardt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2014.
Mrs. E.A.A. van Kalveen en T. Reichardt zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
BIJLAGE
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [F] (met kracht)
- heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het zicht, althans het hoofd en/of
- heeft geduwd op/tegen het lichaam
(waardoor deze [F] tegen een hek en/of op de grond is gevallen), waardoor voornoemde [F] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [A] (brigadier van politie Utrecht), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, (met kracht)
- één of meerdere malen (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of de borst, althans het lichaam
- één of meerdere malen heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het lichaam, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2013 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [A] (zijnde een politieambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn beroep) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd: "Oh, ben jij [A]! Jij komt nog aan de beurt jongen. Ik wacht je op na je werk! Ik ga jou krijgen" en/of “Ik maak je kapot als ik je buiten zie”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [F] d.d. 20 juni 2013 met bijlagen (foto’s), opgenomen op pagina 19-25 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A 2013138499, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 48.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[D]d.d. 20 juni 2013, opgenomen op pagina 26-27 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2013 met bijlage (foto), opgenomen op pagina 12-15 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2013, opgenomen op pagina 16-18 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [A]d.d. 21 juni 2013, opgenomen op pagina 35-37 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.