In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2014, stond de verdachte terecht voor mishandeling van een vrouw en twee politieagenten op 20 juni 2013 in Utrecht. De verdachte, geboren in 1992 in Monrovia, Liberia, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. A.M.C.J. Baaijens. Tijdens de zittingen op 29 oktober 2013, 3 december 2013 en 25 februari 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte mishandeling van een vrouw en twee politieagenten, alsook bedreiging van een van de agenten. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een vermeend vormverzuim, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve aanknopingspunten waren voor de gestelde inbreuken op de procesorde.
De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van de vrouw en de politieagenten. De rechtbank merkte op dat het geweld van de verdachte disproportioneel was en dat de agenten in hun recht stonden om te handelen. Echter, de rechtbank concludeerde dat het geweld van de politieagent, dat volgde op de mishandeling door de verdachte, ook disproportioneel was. Dit leidde tot een strafvermindering van twee weken, waardoor de uiteindelijke gevangenisstraf op zes weken werd vastgesteld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waarbij de totale schadevergoeding voor de vrouw werd vastgesteld op € 548,25 en voor de politieagent op € 100,00. De rechtbank legde ook de schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om de schade te vergoeden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.