ECLI:NL:RBMNE:2014:1686

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
16-655087-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woning en wederspannigheid met politieambtenaar

Op 2 december 2013 heeft de verdachte ingebroken in een woning in Soest, waarbij hij goederen en geld heeft weggenomen. De verdachte heeft zich vervolgens verzet tegen zijn aanhouding door de politie. De rechtbank heeft op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van diefstal en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, maar niet aan het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het verkrijgen van toegang tot de woning door middel van braak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden, en is een schadevergoeding van € 136,72 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/655087-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Suriname)
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein
raadsvrouw mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 februari 2014. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 2 december 2013 ’s nachts heeft ingebroken in een woning en uit die woning goederen en geld heeft weggenomen;
feit 2:zich op 2 december 2013 tegen zijn aanhouding heeft verzet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak, verbreking dan wel inklimming. Verdachte dient van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken te worden.
De officier van justitie acht eveneens het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder 1 ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden en refereert zich aan het standpunt van de officier van justitie.
De verdediging stelt dat het onder twee ten laste gelegde feit ziet op de worsteling tussen verbalisant [verbalisant 1] en niet op de aanhouding van verdachte bij het station in Soest. Het ten laste gelegde kan, ook niet als dit ziet op de situatie bij het station, niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte werd door verbalisant [verbalisant 1], nadat hij door hem werd vastgegrepen, “gepepperd”. Verdachte had daar veel last van en probeerde zich, in beide situaties, te ontdoen van de pepperspray en had niet de intentie zich te verzetten tegen zijn aanhouding.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer A-PL0930-2013271809. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
4.3.1
Feit 1
Getuige [getuige] zag op 2 december 2013 tussen 05.00/06.00 uur een voor haar onbekende man in de achtertuin van de woning van haar buren aan het [adres] te [woonplaats]. Zij belde de politie en zag vervolgens dat de man niet meer in de tuin stond. In de woning van de buren zag zij een rood lampje aan en uit gaan. Zij zag dat, op het moment dat de politie ter plaatse was, een man de woning van de buren uit rende. Zij zag dat een agent achter de man aanrende. [1]
[aangever 1], heeft, mede namens [aangever 2] en [aangever 3], aangifte gedaan. Op 2 december 2013 zijn om 05.14 uur de navolgende goederen uit zijn woning aan het [adres] te [woonplaats] weggenomen:
- zwart leren portemonnee, eigendom van [aangever 2], met daarin o.a. een geldbedrag van € 50,00;
- zwart leren portemonnee, eigendom van [aangever 1] met daarin o.a. een geldbedrag, bestaande uit 2 x € 50,00, 3 x € 20,00, 2 x € 10,00 2 x € 5,00;
- een gsm, merk Samsung Mini SIII, telefoonnummer [nummer], eigendom van [aangever 3];
Bij de achterdeur van de woning stond een voor hem onbekend paar schoenen. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] zag dat omstreeks 05.15 uur een donkere jongen uit de achterdeur van de woning aan het [adres] kwam en wegrende. De jongen droeg een lichte spijkerbroek en een paarskleurige gewatteerde jas. Verbalisant achtervolgde de jongen. Hij zag dat de jongen viel en probeerde hem aan te houden. Hij zag dat de jongen verder rende. Verbalisant rende weer achter de jongen aan. De jongen rende op de Eikenlaan een donkere steeg in. Verbalisant trof in de steeg een lege zwarte portemonnee aan. Deze portemonnee bleek gestolen te zijn uit de woning aan het [adres] te [woonplaats]. [3]
Verbalisant [verbalisant 3] hoorde via de meldkamer dat de verdachte van de inbraak aan het [adres] te [woonplaats] in de richting van het station rende. Verbalisant zag dat een negroïde persoon, gekleed in een licht blauwe spijkerbroek en een paarse jas, in de richting van het station rende. Verbalisant hield de man aan. De man bleek te zijn: [verdachte]. [4] Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de [verdachte] geen schoenen droeg. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de aangehouden verdachte, dezelfde verdachte was die uit de achterdeur van het [adres] gekomen was. [6]
Bij verdachte werd een geldbedrag aangetroffen van € 198,05, bestaande uit: 2 x € 50,00,
3 x € 20,00, 2 x € 10,00 2 x € 5,00 en € 8,05 aan muntgeld. [7]
Nabij de plaats waar de worsteling met verdachte en verbalisant [verbalisant 1] had plaatsgevonden werd een mobiele telefoon van het merk Samsung aangetroffen. [8] De aangetroffen telefoon bleek de bij de inbraak weggenomen telefoon te zijn. [9]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Partiele vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
4.3.2
feit 2
Verbalisant [verbalisant 3] zag op 2 december 2013 een persoon rennen, die voldeed aan het signalement van de verdachte van de woninginbraak aan het [adres] te [woonplaats]. Hij riep: “Politie, staan blijven”. Hij zag dat de verdachte niet stopte en vervolgens ten val kwam. Hij pakte hem bij zijn rechterarm. Verbalisant riep tegen verdachte dat hij zijn armen moest spreiden en trok de arm van verdachte naar rechts. Hij voelde dat verdachte zijn rechterarm met kracht in tegengestelde richting bewoog. Hij riep wederom tegen verdachte dat deze zijn armen moest spreiden en voelde dat verdachte wederom zijn arm in tegengestelde richting bewoog. Hierop gaf hij verdachte een klap. Hij zag dat zijn collega [verbalisant 2] vervolgens ook de verdachte vastpakte, waarna zij samen met ander collega’s verdachte onder controle konden brengen. [10]
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat collega [verbalisant 3] bij verdachte was en verdachte een klap gaf om de vlucht te staken. Direct daarna was hij bij [verbalisant 3] en hielden zij beiden verdachte vast. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de situatie zoals deze onder feit 2 is ten laste gelegd ziet op de situatie zoals deze zich bij het station heeft afgespeeld.
Verdachte heeft zich vanaf het begin getracht te onttrekken aan zijn aanhouding door weg te rennen voor verbalisant [verbalisant 1]. Verdachte is, nadat hij door [verbalisant 1] “gepepperd” was wederom weggerend. Vervolgens is verdachte, nadat hij bij het station was aangeroepen door verbalisant [verbalisant 3], weer weggerend. Nadat [verbalisant 3] hem had vastgepakt heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank acht derhalve het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte de armbewegingen maakte omdat hij last zou hebben gehad van de pepperspray.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1.
op 2 december 2013 te [woonplaats], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten rond 05.14 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan het [adres], heeft weggenomen portemonnees met inhoud en een geldbedrag van in totaal ongeveer 240 euro en een telefoon (Samsung mini toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3];
ten aanzien van feit 2.
op 02 december 2013 te [woonplaats] toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2: wederspannigheid.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen: 7 maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is ’s nachts een woning binnengeslopen en heeft daarbij spullen weggenomen. Verdachte heeft kennelijk geen oog gehad voor het leed dat hij daarmee bij anderen kan aanrichten en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Voorts heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de justitiële documentatie van 3 februari 2014. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een forse, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf. Voorts was verdachte op 28 november 2013, dus kort voor de diefstal, vrijgekomen uit de gevangenis. Dat heeft hem er kennelijk van niet kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Uit het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 31 januari 2014 volgt dat verdachte niet open staat voor reclasseringscontact, behandeling en/of hulpverlening.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande een forse gevangenisstraf gerechtvaardigd is, uit het oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit het oogpunt van generale en speciale preventie. In de persoon van verdachte heeft de rechtbank geen enkele reden voor matiging van de straf gevonden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist, te weten 7 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 136,72 voor feit 1.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de kosten voor wat betreft de telefoon en de portemonnees betwist, nu deze kennelijk beschadigd zouden zijn. Echter, uit de vordering volgt niet wat er gerepareerd moest worden. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft ter zitting aangevoerd dat één portemonnee niet is teruggevonden. De andere, wel teruggevonden, portemonnee was dermate beschadigd dat deze niet meer bruikbaar was. Voorts was de rand van de gsm dusdanig beschadigd dat deze vernieuwd diende te worden. De opgevoerde kosten betreffen de kosten voor zover deze niet door de verzekering zijn vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze nadere, door de verdediging niet betwiste onderbouwing door de benadeelde partij ter terechtzitting, de kosten aannemelijk zijn en derhalve voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen voor een bedrag van € 136,72, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 180, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2: wederspannigheid.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 136,72 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 136,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mrs. R. van Opstal, voorzitter, E.A. Messer en
P.P.M. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 februari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 december 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten rond 05.14 uur,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan het [adres]) heeft weggenomen een of meer portemonnee(s) (met inhoud) en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 240 euro) en/of een telefoon (samsung mini) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 december 2013 te Soest, althans in het arrondissement
Midden-Nederland toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e)
strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
art 180 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 39 en 40.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1], met bijlagen, pagina 31 tot en met 33.
3.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1], pagina 22 en 23.
4.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3], pagina 30.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2], pagina 26.
6.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1], pagina 24.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3], pagina 30a.
8.Proces-verbaal van bevindingen [A] en [B], pagina 48.
9.Proces-verbaal van bevindingen [C] en [D], pagina 47.
10.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3], pagina 30 en 31.
11.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2], pagina 25.