ECLI:NL:RBMNE:2014:1685

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
16-655375-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling met sterke aanwijzingen voor betrokkenheid

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2014 uitspraak gedaan. De zaak betreft een poging tot doodslag en zware mishandeling die plaatsvond op 4 februari 2012 in Utrecht. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen te hebben geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven of hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tijdens de zitting op 23 januari 2014 heeft de officier van justitie sterke aanwijzingen gepresenteerd die de betrokkenheid van de verdachte suggereren, maar de rechtbank oordeelde dat deze aanwijzingen onvoldoende waren voor een wettig bewijs van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij het geweldsincident, de bewijsmiddelen niet voldoende waren om te concluderen dat hij daadwerkelijk een van de geweldplegers was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de schade ten grondslag lagen. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat er geen bewijs was dat de verdachte zich aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt tijdens de proeftijd.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtsstaat, waarbij de rechten van de verdachte en de eisen van een eerlijk proces voorop stonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/655375-12; 16/153010-11 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
Vonnisvan de meervoudige kamer
d.d. 6 februari 2014voor strafzaken
op tegenspraakgewezen in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden
raadsvrouw mr. W.P.A. Vos, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 januari 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 4 februari 2012 samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair:
op 4 februari 2012 samen met (een) ander(en) openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2].

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er wel ernstige bezwaren zijn die er op wijzen dat verdachte betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde feiten. Echter op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of verdachte een aandeel in het geweld heeft gehad.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet direct volgt dat verdachte een van de geweldplegers was. Derhalve kan niet wettig bewezen worden dat verdachte de hem onder primair en subsidiair ten laste feiten heeft gepleegd. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van de hem ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie van oordeel, dat er sterke aanwijzingen zijn dat verdachte betrokken is geweest bij hetgeen zich op 4 februari 2012 heeft afgespeeld.
Het kenteken van de VW Golf, welke op naam staat van de moeder van verdachte, waarmee verdachte samen met [A] naar het centrum van Utrecht is gekomen, is gelijk aan het kenteken van de VW Golf waarin de daders na het incident zijn weggereden. Kort na het incident wordt de betreffende auto in de nabije omgeving van het incident aangetroffen. [A] komt kort daarna bij voornoemde auto aangelopen en is in het bezit van de autosleutel van die auto. Verdachte is kort na het incident in de nabije omgeving aangetroffen. Toen de politie verdachte wilde aanhouden, is hij hard weggerend. Voorts is de telefoon van verdachte aangetroffen op de plaats waar het incident zich heeft afgespeeld.
Deze sterke aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bij het geweldsincident op 4 februari 2012 te Utrecht leveren ernstige bewaren op voor het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde, maar vormen, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende wettig bewijs voor deze feiten. Uit deze bewijsmiddelen volgt namelijk niet direct dat verdachte één van de geweldsplegers was die op 4 februari 2012 op de Willemstraat te Utrecht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geprobeerd van het leven te beroven, dan wel hen zwaar te mishandelen, respectievelijk openlijk en in vereniging geweld tegen hen hebben gepleegd.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten vrijspreken.

5.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 700,00, waarvan
€ 500,00 ter zake van immateriële schade en € 200,00 ter zake van materiële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.284,50, waarvan
€ 1000,00 ter zake van immateriële schade en € 284,50 ter zake van materiële schade.
Ten aanzien van de vorderingen ingediend door [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] oordeelt de rechtbank als volgt.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij de stukken bevindt zich de op 2 mei 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/153010-11 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 september 2011 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, is niet gebleken dat hij zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf daarom afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vorderingen benadeelde partijen:- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16/153010-11
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis:
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.D. Kleijne, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en
mr. J.A. Schuman, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2014.
Mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] van het leven te beroven, in elk geval zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- geduwd en/of geslagen/gestompt tegen die [slachtoffer 1] (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) één of meermalen geslagen/gestompt en/of geschopt tegen het (boven)lichaam en/of hoofd en/of de/een hand(en) en/of vinger(s) van die [slachtoffer 1],
en/of
- één of meermalen (met kracht) geslagen/gestompt tegen voornoemde [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] is gevallen met zijn (voor)hoofd tegen een bloembak, althans een hard voorwerp), en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) één of meermalen geslagen/gestompt en/of geschopt op/tegen meerdere plaatsen van het lichaam van die [slachtoffer 2], waaronder het gezicht en/of de neus en/of de nek en/of de/een be(e)n(en) en/of de rug,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te Utrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan de Willemstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het duwen en/of slaan/stompen tegen die [slachtoffer 1] (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) het één of meermalen slaan en/of schoppen tegen het (boven)lichaam en/of hoofd en/of de/een hand(en) en/of vinger(s) van die [slachtoffer 1],
en/of
- het één of meermalen (met kracht) slaan/stompen tegen voornoemde [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] is gevallen met zijn (voor)hoofd tegen een bloembak, althans een hard voorwerp), en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) het één of meermalen slaan/stompen en/of trappen op/tegen meerdere plaatsen van het lichaam van die [slachtoffer 2], waaronder het gezicht en/of de neus en/of de nek en/of de/een be(e)n(en) en/of de rug;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht