ECLI:NL:RBMNE:2014:1680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
16-653858-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige voor diefstal met geweld in vereniging, vrijspraak voor afpersing

In de zaak tegen de minderjarige verdachte, geboren in 1998, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 oktober 2013 samen met anderen de aangever heeft beroofd van zijn mobiele telefoon, een iPhone5, in Zeist. De aangever verklaarde dat hij door de medeverdachten werd bedreigd en mishandeld, waarna zijn telefoon werd afgenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de medeverdachten zorgvuldig gewogen. De officier van justitie achtte de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, maar de afpersing niet. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten en dat hij geen actieve rol had gespeeld in de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de plannen en dat hij een actieve bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het delict. De rechtbank achtte de diefstal met geweld bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de afpersing, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank legde een werkstraf van 80 uur op, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en een maatregel Hulp en Steun. De benadeelde partij, de aangever, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen tot € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de zaak op basis van de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za en 312 van het Wetboek van Strafrecht beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
afdeling strafrecht
zittingslocatie Utrecht
parketnummer:16/653858-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsvrouw mr. A.G. Ouwejan, advocaat te Breukelen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 januari 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 oktober 2013 samen met anderen [aangever] heeft afgeperst en/of die [aangever] met geweld van zijn telefoon heeft beroofd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde afpersing niet wettig en overtuigend bewezen, verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte was niet op de hoogte van de plannen van zijn medeverdachten, derhalve ontbrak bij verdachte het oogmerk de telefoon van aangever weg te nemen. Voorts is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers verdachte heeft de telefoon niet meegenomen, heeft geen substantieel aandeel in en geen actieve betrokkenheid bij de diefstal van de telefoon gehad.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920-2013236812. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[aangever] heeft verklaard dat hij op 20 oktober 2013 in Zeist had afgesproken met [medeverdachte 1] (hierna te noemen: [medeverdachte 1]). In de buurt van de afgesproken plaats werd hij aangesproken door een jongen, jongen 1. Deze jongen werd door de anderen “[naam]” genoemd (de rechtbank begrijpt dat hier: verdachte [verdachte] wordt bedoeld). Samen met jongen 1 liep hij naar een andere jongen, jongen 2 (de rechtbank begrijpt dat hier medeverdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld). Jongen 2 zei dat [medeverdachte 1] altijd laat was en vroeg hem om zijn telefoon. Aangever vertrouwde het niet en liep weg. Beide jongens liepen achter hem aan. Jongen 1 ging achter zijn fiets staan en jongen 2 voor zijn fiets. De jongens zeiden dat hij moest blijven en dat [medeverdachte 1] zo zou komen. [medeverdachte 1] kwam er bij. Aangever hoorde dat jongen 2 zei: “Geef je mobiel eens”, “Maak me niet boos, geef me je mobiel” en ”Geef hem of ik sla echt.” Jongen 2 gaf hem met zijn vuist meerdere klappen op zijn ogen. Hij werd op de grond gegooid en voelde dat de drie jongens op hem intrapten. Hij voelde dat hij tegen zijn nek, hoofd en benen werd getrapt. Jongen 2 pakte zijn mobiele telefoon, een iPhone5, uit zijn binnenzak. [1]
Bij [aangever] is het navolgende letsel geconstateerd: een pijnlijke zwelling aan de achterzijde van het hoofd, een blauwe plek op de rechter bovenarm en een rode plek op het linker bovenbeen. [2]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een telefoon aan iemand moest leveren omdat [medeverdachte 2] bedreigd werd. Vervolgens hadden zij op zijn, [medeverdachte 1], kamer een beroving gepland. Hij, [medeverdachte 1], had de naam van [aangever] genoemd omdat hij wist dat deze een iPhone5 had. Hij had [aangever] gevraagd naar de berg te komen. [3] Toen [medeverdachte 2] en [naam] (verdachte [verdachte]) bij de berg waren kreeg hij een bericht van [naam] en was hij ook naar de berg gegaan. [aangever] was daar ook. Hij zag dat [medeverdachte 2] [aangever] met kracht meerdere vuistslagen in het gezicht gaf. [4]
Nadat [naam] [aangever] op de grond had gegooid en hem op zijn gezicht had geslagen, had hij, [medeverdachte 1], [aangever] een trap op zijn bovenarm gegeven. [5] Hij zag dat [medeverdachte 2] de mobiele telefoon uit de binnenzak van [aangever] weggriste. [6]
De moeder van [medeverdachte 1] heeft bevestigd dat alle drie de jongens, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [naam], op 20 oktober 2013 bij haar in de woning waren geweest. [7]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in de woning van [medeverdachte 1] met het plan kwam om een telefoon te stelen. [medeverdachte 1] zei dat [aangever] een iPhone5 had. Vervolgens maakten zij het plan om met [aangever] af te spreken. [medeverdachte 1] had daarna met [aangever] bij de berg afgesproken. [naam] (verdachte [verdachte]) was er bij in de woning van [medeverdachte 1] en hoorde hen toen zij met het plan bezig waren. Vervolgens was hij met [naam] naar de berg gegaan. Op het moment dat [aangever] bij de berg aankwam had [naam] [aangever] naar boven gehaald. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte 1] niet met hen (verdachte en [medeverdachte 2]) meeging toen zij samen vertrokken om [aangever] te ontmoeten. [medeverdachte 1] zei dat hij liever niet had dat [aangever] naar zijn woning zou komen. Nadat [aangever] aan kwam fietsen bij de berg, was hij naar hem toegegaan en had hem mee naar boven genomen. Daar had hij tegen hem gezegd dat [medeverdachte 1] zo zou komen. Op het moment dat [aangever] weg wilde gaan had hij, verdachte, [medeverdachte 1] een berichtje gestuurd. Hij was met [medeverdachte 2] achter [aangever] aangelopen en was achter de fiets van [aangever] gaan staan terwijl [medeverdachte 2] voor de fiets van [aangever] stond. [medeverdachte 1] kwam op dat moment aangelopen. Hij hoorde dat [medeverdachte 2] meermalen tegen [aangever] zei: “Geef je telefoon” en dat [aangever] telkens “nee” zei. Hij zag dat [medeverdachte 2] [aangever] klappen gaf en dat [aangever] geen partij voor [medeverdachte 2] was. Hij was er naar toegelopen en had [aangever] vastgepakt en op de grond gegooid. [9]
Bewijsoverwegingen
Oogmerk
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij verdachte het oogmerk om met geweld de telefoon van [aangever] te stelen ontbrak, nu verdachte er niet van op de hoogte was wat er ging gebeuren en gebeurde.
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte er in de woning van [medeverdachte 1] bij was op het moment dat hij, [medeverdachte 2], en [medeverdachte 1], het plan om [aangever] van zijn telefoon te beroven bespraken. [10] Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de kamer van [medeverdachte 1] was, die kamer was ongeveer 6 vierkante meter. [11] In de kamer van [medeverdachte 1] hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wel iets aan hem uitgelegd. Vervolgens ging [medeverdachte 1], die met [aangever] had afgesproken, niet met hen (verdachte en [medeverdachte 2]) mee toen zij samen vertrokken om [aangever] te ontmoeten. [medeverdachte 1] zei dat hij liever niet had dat [aangever] naar zijn woning zou komen. [12]
De rechtbank acht het, gelet op het vorenstaande en ook gelet op het verloop van de beroving en de feitelijke gedragingen van verdachte daarbij,, bewezen dat verdachte op het moment dat hij met [medeverdachte 2] de woning van [medeverdachte 1] verliet, op de hoogte was van wat er ging gebeuren. De rechtbank acht bewezen dat verdachte wist dat het de bedoeling was dat [aangever] van zijn telefoon beroofd zou worden en vervolgens samen met [medeverdachte 2] naar de met aangever [aangever] afgesproken plaats is gegaan.
Medeplegen
Verdachte is samen met [medeverdachte 2] naar de afgesproken plek gegaan om daar [aangever] te ontmoeten, terwijl [medeverdachte 1] thuis bleef. Verdachte is op het moment dat [aangever] aan kwam fietsen naar [aangever] toegegaan en is samen met hem naar boven gelopen. Boven heeft hij tegen [aangever] gezegd dat [medeverdachte 1] zo zou komen. Op het moment dat [aangever] weg wilde gaan heeft hij, verdachte, [medeverdachte 1] een berichtje gestuurd, waarop [medeverdachte 1] naar hen toegekomen is. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn achter [aangever] aangelopen en zijn, in afwachting van [medeverdachte 1], voor en achter de fiets van [aangever] gaan staan. Verdachte heeft, terwijl [medeverdachte 2] [aangever] meerdere keren sloeg, [aangever] beetgepakt en op de grond gegooid.
Verdachte heeft, terwijl hij wist wat er ging gebeuren, met zijn handelen een aanzienlijke actieve bijdrage aan de feitelijke uitvoering van het delict geleverd. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten [aangever] met geweld van zijn telefoon heeft beroofd.
Partiële vrijspraak afpersing
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde afpersing.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 oktober 2013 te Zeist, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone5), toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd 'Geef me je mobiel eens' en 'Maak me niet boos, geef me je mobiel' en 'Geef hem of ik sla je echt' en
- vervolgens die [aangever] meermalen met kracht op het oog en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en
- vervolgens die [aangever] op de grond heeft/hebben gegooid en
- vervolgens die [aangever] terwijl hij op de grond lag (meermalen) tegen de nek en het been en het hoofd getrapt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit niet de ITB Criem maatregel op te leggen aan verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten [aangever] beroofd van zijn telefoon waarbij [aangever] is bedreigd en mishandeld. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers, die daar nog geruime tijd de nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. Voorts zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon gelet op het door de Raad voor de Kinderbescherming uitgebrachte rapport d.d. 6 november 2013 en het rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 23 december 2013. Mw. J. Tenic, jeugdreclasseringswerker, heeft ter zitting voornoemde rapporten toegelicht. Tijdens de begeleiding van verdachte kwamen zorgen naar voren die eerder nog niet door de Raad voor de Kinderbescherming waren benoemd. Ter zake het schoolverzuim is een proces-verbaal opgemaakt en na een gesprek met de Leerplichtambtenaar heeft verdachte hiervoor een waarschuwing gekregen. Teneinde de kans op recidive te verkleinen moet verdachte leren hoe hij zich dient op te stellen bij het maken van afspraken, leren dat hij zich niet laat meeslepen door anderen, de gevolgen van zijn handelen leert te overzien en leert goede keuzes te maken.
De jeugdreclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daarbij de Maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste drie maanden ITB Criem., welk advies door de Raad voor de Kinderbescherming wordt onderschreven.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard en de ernst van het feit, het strafblad van verdachte en landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, - in beginsel - een werkstraf zoals door de officier van justitie is geëist en zoals deze ook aan de medeverdachte [medeverdachte 1] is opgelegd, passend en geboden is. De rechtbank acht, gelet op hetgeen ter zitting is besproken en de beperking van de kans op recidive, het opleggen van de maatregel Hulp en Steun wenselijk en noodzakelijk. Voornoemde maatregel vraagt en vergt gedurende de proeftijd het nodige van verdachte.
De rechtbank zal, teneinde verdachte - relatief gezien - niet zwaarder te straffen dan zijn medeverdachte [medeverdachte 1], derhalve aan verdachte een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van 80 uur, met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte tevens de maatregel Hulp en Steun opleggen.
De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, thans geen aanknopingspunten voor het opleggen van de ITB Criem maatregel.
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden
dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, dat - gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht - de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 671,00 ter zake materiele schade.
De officier van justitie heeft gevorderde de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van schadevergoeding. Voor het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard te worden.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de schade, gelet op de geringe leeftijd van de telefoon en de aanwezige beschadigingen van het toestel, tot een bedrag van € 500,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toe te wijzen vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de impliciet ten laste gelegde afpersing:;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77hh, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf;
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van
€ 500,00, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , € 500,00 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. P.P.C.M. Waarts en mr. J.M.L. Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2014.
@BuitenStaat
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 oktober 2013 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen, wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon ( iPhone5), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht een/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van/door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of genoemde afpersing hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd 'Geef me je mobiel eens' en/of 'Maak me niet boos, geef me je mobiel' en/of 'Geef hem of ik sla je echt' en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (meermalen) (met kracht) op/tegen het oog en/of het gezicht en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) die [aangever] op de grond heeft/hebben gegooid en/of geduwd en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (terwijl hij op de grond lag) (meermalen) op/tegen de nek en/of het been en/of het hoofd, althans het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], pagina 41 t/m 44.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 20 oktober 2013, betreffende [aangever], opgemaakt door [A], huisarts, pagina 73.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 93 t/m 95.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 58
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 94.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina 59.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 91.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 97 t/m 99.
9.Verklaring verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 januari 2014.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 98.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 105.
12.Verklaring verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 januari 2014.