ECLI:NL:RBMNE:2014:1679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
16-653859-13 + tul
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige voor diefstal met geweld in vereniging en vrijspraak voor afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1996. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 3 januari 2014 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 20 oktober 2013 samen met anderen de aangever heeft afgeperst en/of met geweld van zijn telefoon heeft beroofd. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de aangifte van de aangever en verklaringen van de verdachte en medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de afpersing niet bewezen kon worden. De verdachte heeft het feit bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
afdeling strafrecht
zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/653859-13; 16/654399-12 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 januari 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 oktober 2013 samen met anderen [aangever] heeft afgeperst en/of die [aangever] met geweld van zijn telefoon heeft beroofd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte. De officier van justitie acht de ten laste gelegde afpersing niet wettig en overtuigend bewezen, verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal met geweld in vereniging. Voorts is de verdediging van mening dat de ten laste gelegde afpersing niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Diefstal met geweld in vereniging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever]; [2]
- de geneeskundige verklaring d.d. betreffende [aangever]; [3]
- het processen-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte]; [4]
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte]; [5]
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 januari 2014. [6]
Partiële vrijspraak afpersing
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde afpersing.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 oktober 2013 te Zeist, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone5), toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd 'Geef me je mobiel eens' en 'Maak me niet boos, geef me je mobiel' en 'Geef hem of ik sla je echt' en
- vervolgens die [aangever] meermalen met kracht op het oog en/of het gezicht heeft/hebben geslagen en
- vervolgens die [aangever] op de grond heeft/hebben gegooid en
- vervolgens die [aangever] terwijl hij op de grond lag (meermalen) tegen de nek en het been en het hoofd getrapt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte, bij wie PDD-NOS is vastgesteld, over te weinig sociaal inzicht en te weinig probleemoplossend vermogen beschikt, hetgeen, naar het oordeel van de verdediging, van invloed is geweest op de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verdachte zou, indien deze problematiek niet aanwezig was, voor de situatie waarin hij zich bevond een andere oplossing gekozen hebben.
Hoewel de rechtbank op basis van de hierna te bespreken gedragskundige rapportage aanneemt dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek, die ook een rol gespeeld kan hebben in de door verdachte gemaakte keuzes in de aanloop tot het bewezen verklaarde feit, ziet zij binnen de geschetste omstandigheden hierin geen aanleiding om tot een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid te concluderen. Verdachte moet immers voldoende in staat geacht worden de strafbaarheid en het onacceptabele karakter van de door hem gekozen oplossing in te schatten en ook naar dit inzicht te handelen. De rechtbank ziet in verdachtes initiërende rol bij het bewezen verklaarde feit ook geen aanwijzingen voor een substantiële (en als pathologisch te duiden) beïnvloeding door de beide medeverdachten.
Verdachte is derhalve strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een maand jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun;
- een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoon van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten [aangever] beroofd van zijn telefoon waarbij [aangever] is bedreigd en mishandeld. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers, welke daar nog geruime tijd de nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. Voorts zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon gelet op het door de Raad voor de Kinderbescherming uitgebrachte rapport d.d. 31 oktober 2013. De heer Dahouchi, jeugdreclasseringswerker, heeft ter zitting voornoemd rapport toegelicht. Bij verdachte is PDD-NOS vastgesteld. Er zijn met name zorgen over de sociale contacten van verdachte, waardoor hij in situaties terecht komt waarvan hijzelf niet inziet dat dit verkeerd is. Voorts is verdachte onvoldoende in staat weerstand te bieden wanneer hij door leeftijdsgenoten onder druk wordt gezet. Verdachte staat op de wachtlijst om in een woongroep in Hilversum geplaatst te worden. Het recidive risico wordt als hoog ingeschat.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke werkstraf, met daarbij de Maatregel Hulp en Steun, op te leggen.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf. Verdachte liep voor deze veroordeling nog in een proeftijd, hetgeen verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen ter zitting is besproken en de beperking van de kans op recidive, het opleggen van de maatregel Hulp en Steun wenselijk en noodzakelijk.
De rechtbank zal, gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor dergelijke feiten en de belasting die voornoemde maatregel van verdachte zal vragen en vergen, een lagere werkstraf dan door de officier van justitie is geëist opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, en, gelet op de aard en de ernst van het feit en het strafblad van verdachte één maand jeugddetentie voorwaardelijk, passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient als een stok achter de deur voor verdachte teneinde hem er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten en maakt begeleiding van verdachte mogelijk.
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden
dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, dat - gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht - de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van
€ 671,00 ter zake materiele schade.
De officier van justitie heeft gevorderde de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van schadevergoeding. Voor het overige deel van de vordering dient de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard te worden.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade, gelet op de geringe leeftijd van de telefoon en de aanwezige beschadigingen van het toestel, tot een bedrag van
€ 500.00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 20 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toe te wijzen vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 5 juni 2012 die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vorering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 77za en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de impliciet ten laste gelegde afpersing;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
- een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77hh, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
-
een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 500,00, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , € 500,00 te betalen, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter d.d. 5 juni 2012 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/654399-12
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten;
-
een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. P.P.C.M. Waarts en mr. J.M.L. Mulbregt, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 oktober 2013 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen
met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen, wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon ( iPhone5), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdacht een/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van/door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of genoemde afpersing hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd 'Geef me je mobiel eens' en/of 'Maak me niet boos, geef me je mobiel' en/of 'Geef hem of ik sla je echt' en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (meermalen) (met kracht) op/tegen het oog en/of het gezicht en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) die [aangever] op de grond heeft/hebben gegooid en/of geduwd en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (terwijl hij op de grond lag) (meermalen) op/tegen de nek en/of het been en/of het hoofd, althans het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL0920-2013236812. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], pagina 41 t/m 44.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 20 oktober 2013, betreffende [aangever], opgemaakt door [naam], huisarts, pagina 73.
4.Processenverbaal van verhoor verdachte Kirpenstein, pagina 58, 59 en 93 t/m 95.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 97 t/m 99.
6.Verklaring verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 januari 2014.