ECLI:NL:RBMNE:2014:1663

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
2918813
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst verpleegkundige bij psychiatrische instelling na onjuiste informatieverstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2014 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Stichting Altrecht en een verpleegkundige, hierna te noemen [verweerder]. De verpleegkundige was op non-actief gesteld na het verstrekken van onjuiste informatie aan een psychiater over een cliënte die suïcidaal was. Tijdens een telefonisch gesprek met de psychiater heeft [verweerder] zich voorgedaan als iemand anders, waardoor de psychiater niet in staat was om een goede inschatting te maken van de situatie van de cliënte. Dit leidde tot ernstige zorgen over de veiligheid van de cliënte, die op dat moment in afwachting was van een opnameplek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verpleegkundige, door zich niet bekend te maken onder haar eigen naam, het vertrouwen van de werkgever heeft geschaad. Altrecht heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat door de rechtbank is toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen van [verweerder] voldoende reden gaven voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en dat de reden voor de ontbinding geheel in de risicosfeer van [verweerder] lag. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 15 mei 2014, zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan [verweerder].

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en professionaliteit in de zorgsector, vooral wanneer het gaat om kwetsbare cliënten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2918813 UE VERZ 14-202 PK/4082
Beschikking van 1 mei 2014
inzake
de stichting
Stichting Altrecht,
gevestigd te Den Dolder,
verder ook te noemen Altrecht,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. T.A. Opbroek-Booij,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. B.J.J.C. Boot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding
  • de door Altrecht nagezonden producties
  • de pleitnota van Altrecht
  • de pleitnota van [verweerder]
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Altrecht is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg met diverse locaties in de provincie Utrecht. Cliënten van Altrecht worden zowel ambulant als klinisch behandeld.
[verweerder], geboren op [1976] (thans dus 37 jaar oud) is op 15 november 2004 bij Altrecht in dienst getreden op basis van een leer/arbeidsovereenkomst. Zij is thans in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst als verpleegkundige voor gemiddeld 28 uur per week. Het bruto maandsalaris bedraagt € 1.858,94, te vermeerderen met o.a. onregelmatigheidstoeslag en vakantiebijslag.
2.2.
Op 10 maart 2014 heeft Altrecht [verweerder] tijdens een gesprek tussen partijen op non-actief gesteld, kort gezegd in verband met contacten in de privésfeer met een cliënte van Altrecht.
2.3.
Op 17 maart 2014 heeft opnieuw een gesprek tussen partijen plaatsgehad. De inhoud van dat gesprek is bij brief van 18 maart 2014 aan [verweerder] bevestigd. In deze brief is onder meer vermeld dat [verweerder] ontkend heeft dat zij op 28 februari 2014 telefonisch contact heeft gehad met een psychiater van Altrecht over eerdergenoemde cliënte van Altrecht, en dat zij ontkend heeft dat deze cliënte bij haar thuis gelogeerd heeft.
2.4.
Een schriftelijke verklaring van 18 maart 2014 van [A], psychiater bij Altrecht, vermeldt betrekking tot eerdergenoemde cliënte onder meer het volgende:
"Hierbij de gevraagde informatie betreffende het telefonisch contact dat ik heb gehad met [naam] op 28-2-2014.
Vanwege suicidaliteit heb ik met betrokken patiënte een veiligheidsplan gemaakt. Patiënte gaf aan dat zij sinds 2 dagen logeerde bij een vriendin, en dat zij dit wilde voortzetten totdat opname gerealiseerd zou kunnen worden. Ik had niet eerder tijdens de behandeling van deze vriendin gehoord of contact met haar gehad. Om na te gaan of deze vriendin instemde met het noodplan en om een inschatting te kunnen maken van de draagkracht van deze vriendin, heb ik telefonisch contact met haar gelegd tijdens het consult. Ik kreeg van patiënte de naam en het telefoonnummer van deze vriendin op een papiertje.
De telefoon werd opgenomen door een vrouw die zich [naam] noemde. Zij bevestigde dat betreffende patiënte de afgelopen dagen bij haar gelogeerd had, en gaf aan dat ze ermee instemde dat patiënte ook de komende dagen bij haar en haar gezin zou verblijven. Zij gaf tevens aan dat ze de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van patiënte wel kon dragen, mede omdat patiënte daar ook zelf verantwoordelijkheid voor droeg.
Op grond van het gesprek oordeelde ik dat vriendin een adequate inschatting leek te maken van de situatie, mede gezien de informatie van betreffende patiënte dat deze vriendin verpleegkundige was. Indien deze vriendin zich bekend had gemaakt onder haar eigen naam, had ik haar herkend als een collega. Ik heb echter in het verleden onvoldoende direct contact gehad met deze collega om haar aan haar stem te kunnen herkennen".

3.Het verzoek, de grondslag daarvan en het tegenverzoek

3.1.
Altrecht verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] met onmiddellijke ingang te ontbinden wegens veranderingen in de omstandigheden, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Samengevat legt Altrecht het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
[verweerder] heeft een cliënte van Altrecht, die op dat moment op een wachtlijst stond om bij Altrecht opgenomen te worden, op een opvangadres van de Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht bezocht, de medicatie voor die cliënte opgehaald en de kinderen van die cliënte opgevangen. Deze cliënte zou bij [verweerder] blijven tot er een opnameplek bij Altrecht was.
Op 28 februari 2014 heeft de behandelend psychiater van deze cliënte telefonisch contact gehad met iemand die zich voorstelde als [naam]. Naar achteraf is gebleken was dit telefoongesprek met [verweerder] (binnen Altrecht is zij bekend als [verweerder], [naam] is haar tweede voornaam, [naam] is de naam van haar echtgenoot). Op 17 maart 2014 heeft [verweerder] betwist dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden.
Altrecht stelt dat zij een onvoorwaardelijk vertrouwen moet kunnen hebben in [verweerder] in de functie van verpleegkundige, mede omdat de cliënten die aan haar zorg zijn toevertrouwd kwetsbaar zijn. Door toedoen van [verweerder] is het vertrouwen volledig komen te ontbreken.
3.3.
Voorts legt Altrecht aan het verzoek ten grondslag dat [verweerder] met een andere cliënte van Altrecht via Whatsapp heeft gecommuniceerd, waarbij [verweerder] zich niet professioneel heeft opgesteld. Zo zou [verweerder] hebben aangegeven dat zij de geest van de overleden oma van deze cliënte om haar heen zag. De betreffende cliënte is van deze Whatsapp-conversatie erg angstig geworden.
3.4.
[verweerder] betwist deels de door Altrecht gestelde feiten. Zij verzoekt op haar beurt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, en wel onder toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 22.269,-- bruto, met veroordeling van Altrecht in de proceskosten.
Zij heeft in de tussen partijen gevoerde gesprekken niet de gelegenheid gekregen de gerezen misverstanden recht te zetten. In plaats daarvan werd zij door Altrecht ernstig onder druk gezet en gemanipuleerd om de verwijten toe te geven. Daarbij is gedreigd met het indienen van klachten bij het Medisch Tuchtcollege. [verweerder] betwist dat zij de betreffende cliënte bij zich heeft laten logeren. Zij heeft dit ook niet tegen de psychiater gezegd toen deze haar opbelde. Zij betreurt het dat zij tegenover die psychiater geen openheid van zaken heeft gegeven. Zij verwijst naar door haar overgelegde schriftelijke verklaringen van de betreffende cliënte, een zus van deze cliënte, en van haar echtgenoot.
Zij betwist dat zij de door Altrecht gestelde Whatsapp-conversatie met een andere cliënte heeft gevoerd.
[verweerder] is zeer kwalijk door Altrecht bejegend, Altrecht heeft haar en de waarheid op onheuse wijze geweld aangedaan en Altrecht heeft van meet af aan aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De verstoring van de arbeidsverhouding is daarom volledig aan Altrecht te wijten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of een opzegverbod van kracht is, hetgeen niet het geval is.
4.2.
Voorts overweegt de kantonrechter het volgende.
Ter zitting heeft [verweerder] het volgende verklaard.
Zij was tot de op non-actiefstelling werkzaam bij Altrecht op de gesloten afdeling Unit B. Zij kende de betreffende cliënte omdat deze op deze afdeling opgenomen is geweest. Zij stond op de wachtlijst om opnieuw op deze afdeling opgenomen te worden. Deze cliënte was bang om gedwongen opgenomen te worden (welke opname wegens het plaatsgebrek op unit B dan waarschijnlijk op een andere afdeling zou plaatsvinden). Deze cliënte had haar telefoonnummer. Deze cliënte verbleef op dat moment niet in het opvanghuis, maar bij de zus van deze cliënte. Deze cliënte had [verweerder] gevraagd om de zus buiten schot te houden, omdat deze ook ooit op Altrecht opgenomen was geweest, waarbij problemen waren ontstaan. [verweerder] was dus niet verbaasd toen de psychiater haar belde. De psychiater heeft haar gevraagd of de situatie veilig voor die cliënte was. [verweerder] wilde het vervolgens aldus plooien dat de psychiater niet wist dat deze cliënte bij haar zus was. Voorts heeft zij de psychiater gezegd dat de verblijfplaats voor de cliënte
"OK"was, dat er voldoende ruimte was, en dat het veilig was.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren reeds deze gedragingen van [verweerder] een voldoende reden op om de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden. Door de psychiater een onvolledige voorstelling van zaken te geven, heeft zij deze niet in staat gesteld een behoorlijk inschatting te maken met betrekking tot de vraag of het verantwoord was dat deze cliënte (bij wie sprake was van suïcidaliteit) in afwachting van een opnameplek elders zou verblijven. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat voldoende aannemelijk is dat [verweerder] er bewust voor gekozen heeft de psychiater niet over haar ware identiteit in te lichten.
4.4.
In het midden kan dus blijven of deze cliënte nu wel of niet bij [verweerder] thuis gelogeerd heeft, en of de Whatsapp-conversatie met een andere cliënte van Altrecht nu wel of niet met [verweerder] heeft plaatsgevonden.
4.5.
De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden, en wel per 15 mei 2014. Omdat de reden van de ontbinding geheel in de risicosfeer van [verweerder] is gelegen, is er geen aanleiding haar een ontbindingsvergoeding toe te kennen.
4.6.
Op dezelfde gronden is ook het tegenverzoek toewijsbaar, en wel zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding.
4.7.
De proceskosten zullen voor beide verzoeken tussen partijen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van het verzoek van Altrecht:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 mei 2014;
- compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
ten aanzien van het verzoek van [verweerder]:
- stelt [verweerder] in de gelegenheid uiterlijk 14 mei 2014 het verzoek in te trekken;
en voor het geval zij haar verzoek niet binnen de aangegeven termijn intrekt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 mei 2014;
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.