ECLI:NL:RBMNE:2014:1651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
16/700340-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld en sieraden afkomstig uit misdrijf

Op 30 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had een relatie met een man die eerder was veroordeeld voor het stelen van geld en waardevolle goederen van ouderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een geldbedrag van € 5.650 en verschillende waardevolle sieraden had verborgen, wetende dat deze afkomstig waren uit misdrijven. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2012 en 1 februari 2013, waarbij de verdachte betrokken was bij het verbergen van deze voorwerpen om ze aan het zicht van justitie te onttrekken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 160 uren. De rechtbank overwoog dat het plegen van misdrijven aantrekkelijker wordt gemaakt door het onttrekken van de opbrengsten aan het zicht van justitie. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de ernst van het feit en de betrokkenheid van haar partner bij criminele activiteiten werden zwaar meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank hoopte dat de voorwaardelijke straf de verdachte zou weerhouden van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700340-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sovjetunie) op [1977],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],[woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de advocaat van verdachte, mr. M.G. van Wijk, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 februari 2013 geld en sieraden heeft witgewassen.
De rechtbank leest het ten laste gelegde feit zo, dat het begrip “voorwerpen” in het onder B ten laste gelegde ziet op de voorwerpen die in het onder A ten laste gelegde zijn gespecificeerd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde bewezen te verklaren, met uitzondering van het eerste onderdeel (onder A) in de tenlastelegging, gepleegd op 5 maart 2012. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit dat is gepleegd op 5 maart 2012 in Amsterdam. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit het feit dat verdachte op 11 december 2012 het geldbedrag van € 5.650,- in de kleding van haar zoontje heeft aangetroffen en in haar eigen kleding heeft gedaan niet kan worden afgeleid dat verdachte dit geldbedrag heeft verhuld. Met betrekking tot het witwassen van de sieraden op 11 december 2012 en 1 februari 2013 heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van opzetwitwassen, maar van schuldwitwassen. Aangezien het gaat om slechts twee handelingen, kan, volgens de raadsman, niet worden bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Partiële vrijspraak 5 maart 2012 te Amsterdam
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het omwisselen van het geldbedrag van NLG 91.710,- en de uitgaven die nadien van dit geldbedrag zijn gedaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken.
Vrijspraak van “gewoontewitwassen”
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, aangezien sprake is van slechts twee feiten, die in een beperkte periode zijn gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dit impliciet primair ten laste gelegde onderdeel vrijspreken.
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het (impliciet subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Door de politie is op 16 oktober 2012 onderzoek gedaan naar het inkomen van [A] (hierna te noemen: [A]) en verdachte. Uit gegevens van de belastingdienst, die door de politie op 11 oktober 2012 zijn ontvangen, blijkt het volgende. [A] heeft vanaf 1 januari 2006 geen inkomsten uit loon of uitkering. Vanaf 1 mei 2008 tot 27 februari 2012 heeft [A] een bedrijf gehad, genaamd [bedrijf]. [2] Uit dit bedrijf had [A] in 2008 een omzet van € 14.667,- en in 2009 een omzet van € 28.421,-. Vanaf het derde kwartaal van 2009 is geen aangifte inkomstenbelasting meer gedaan. Van verdachte zijn over de periode van 2006 tot en met 2009 geen inkomensgegevens bekend. In 2010 heeft verdachte op grond van haar bijstandsuitkering € 2145,- ontvangen en in 2011 een bedrag van € 313,-.
Met betrekking tot het jaar 2012 zijn over verdachte geen inkomensgegevens bekend. [3]
Op 11 december 2012 heeft in de woning van [A] en verdachte in Arnhem een doorzoeking plaatsgevonden. Tijdens de doorzoeking werd in de jas van verdachte een groot aantal sieraden aangetroffen. Deze sieraden zijn getoond aan [B]. [4] [B] heeft op 11 december 2012 een melding gedaan dat er twee mannen in haar woning kwamen die zeiden dat ze van de politie waren. Eén van de mannen vroeg haar geld aan hem af te geven. [5] Verschillende sieraden die aan [B] zijn getoond, zijn door haar herkend als haar eigendom. Ze verklaarde daarbij: “Ze hebben echt alles meegenomen”. [6]
Tijdens de doorzoeking in de woning van [A] en verdachte op 11 december 2012 in Arnhem is verdachte onderzocht aan haar kleding. In beide broekzakken van de joggingbroek van verdachte werden stapels geld aangetroffen. Het betrof in totaal een bedrag van € 5.650,-. [7]
Op 1 februari 2013 is verdachte door de Duitse autoriteiten gefouilleerd op de luchthaven in Keulen. [8] Voorafgaand aan de fouillering overhandigde verdachte een Rolex-horloge. Vervolgens werd bij fouillering van verdachte een gouden herenring met een diamant aangetroffen. [9] De dagwaarde van het Rolex-horloge is geschat op € 22.500,- en de dagwaarde van de ring op € 23.100,-. [10]
Op 21 december 2012 is in de PI Wolvenplein in Utrecht met behulp van een technisch hulpmiddel een gesprek opgenomen tussen [A] en verdachte. [11] In dit gesprek wordt onder meer het volgende gezegd.
“K ([A]): Luister, ik zeg je ook eerlijk, uh aan de ene kant is er ook een last van me want ik wil zo niet meer leven, ik wil niet meer dingen hoeven te verstoppen, ik wil dat niet meer doen.
(…)
K: Ik ga m’n zaken op papier doen
A (verdachte): Hm,
K: (…) Ik ga dadelijk gewoon, of ik zie wel wat voor bedrijf ik ga beginnen schatje, maar dat ga ik doen, ik wil rustig leven, echt waar ik wil dat niet meer. Dus iedere keer dingen verstoppen en bang, je kan niks meer in huis hebben, snap je? [12]
(…)
K: Als ze jou wat vragen dan zeg je [A] heb altijd dakdekkersbedrijf gehad maar zeg je dat ging volgens mij goed, ik bemoei me daar niet mee moet je zeggen”. [13]
Verdachte heeft verklaard dat ze op 11 december 2012 haar zoon [C] ging ophalen bij [A]. [14] [C] zei tegen verdachte dat er allemaal geld in zijn broek zat. Verdachte heeft dat geld vervolgens in haar joggingbroek gedaan. Het geld is daarna door de politie in beslag genomen. Verdachte heeft verder verklaard dat [A] haar belde en tegen haar zei dat ze het goud uit de keukenkast moest pakken en moest verstoppen. Verdachte heeft verklaard dat ze dit goud toen in haar jas heeft gedaan. Verdachte dacht dat [A] dit tegen haar zei, omdat hij wist dat het gestolen was. [15] Verdachte heeft verder verklaard dat zij het horloge en de ring meenam naar Rusland, omdat ze deze goederen wilde veilig stellen voor later. [16] Sinds verdachte een relatie met [A] heeft, is [A] drie of vier keer met justitie in aanraking geweest, onder andere voor oplichting. [17]
Bewijsoverweging
Door de raadsman is betoogd dat verdachte niet wist dat het geldbedrag en de sieraden middellijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte en haar partner hebben de afgelopen jaren nauwelijks inkomen gehad. Daarnaast heeft verdachte tijdens het bezoek op 21 december 2012 in de PI Wolvenplein [A] horen zeggen: “aan de andere kant is er ook een last van me, want ik wil zo niet meer leven”. Daarbij heeft [A] verdachte voorgehouden dat ze moest verklaren dat hij, [A], een dakdekkersbedrijf had en dat dit goed ging. Verdachte heeft zelf verklaard dat [A] in de periode dat zij een relatie met hem had drie of vier keer met justitie in aanraking is gekomen, onder andere voor oplichtingen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat er niet of nauwelijks inkomsten waren en dat haar partner, [A], zich met criminele activiteiten bezig hield of bezig had gehouden. Aldus is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat het geldbedrag en de sieraden - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 februari 2013, te Arnhem en Keulen, tezamen en in vereniging met een ander,
A
van voorwerpen de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of verhuld, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader wist(en), dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, immers heeft zij en/of haar mededader
- op 11 december 2012 te Arnhem tijdens een doorzoeking van haar, verdachtes woning, een
bedrag, in totaal ten bedrage van EUR 5.650 en sieraden op zich gedragen teneinde te voorkomen dat dit geld en deze sieraden zouden worden gevonden tijdens voornoemde doorzoeking, en
- op 1 februari 2013 te Keulen terwijl zij, verdachte, op reis was naar Rusland op zich
gedragen/meegenomen sieraden, te weten een horloge (merk Rolex) en een ring met een
diamant,
en
B
voorwerpen, te weten een geldbedrag en sieraden, voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en), dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
witwassen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat niet al het ten laste gelegde kan worden bewezen, kan worden volstaan met het opleggen van een werkstraf van 100 uren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een geldbedrag en verschillende waardevolle sieraden, die afkomstig waren uit een misdrijf of bekostigd waren met de opbrengst van een misdrijf, verborgen en aldus proberen te onttrekken aan het zicht van justitie. Verdachte had een relatie met een man die zich een tijdlang heeft bezig gehouden met het wegnemen van geld en waardevolle goederen bij ouderen waarvoor hij is veroordeeld. Het was verdachte bekend dat het geld en de sieraden die zij verborg geen legale herkomst hadden.
Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, kan het plegen van misdrijven aantrekkelijk worden gemaakt. De veelal lucratieve vormen van criminaliteit zouden immers niet zo aantrekkelijk zijn als de daders er niet in slaagden wegen te vinden om de opbrengsten ervan aan het zicht van justitie te onttrekken. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij haar partner hierin heeft gefaciliteerd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank acht het passend en geboden dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij overweegt de rechtbank dat de partner van verdachte, met wie zij een jarenlange relatie heeft, verschillende keren is veroordeeld voor oplichtingen en soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank hoopt dat deze voorwaardelijke straf verdachte ervan zal weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De ernst van het feit rechtvaardigt eveneens een forse werkstraf. De rechtbank acht passend en geboden aan verdachte een werkstraf op te leggen van 160 uren. Voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast van 80 dagen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden;
- beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 februari 2013,
te Arnhem en/of te Amsterdam, althans in Nederland, en/of te Keulen, althans
in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
A
van (een) voorwerp(en), waaronder één of meer geldbedrag(en) en/of één of meer
siera(a)d(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was, of wie bovenomschreven
voorwerp voorhanden had, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s)
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, immers heeft
zij, en/of haar mededader(s) onder meer
- ( op of omstreeks 5 maart 2012 te Amsterdam) een bedrag van ongeveer NLG
91.710,- omgewisseld bij de Nederlandse Bank en/of het omgewisselde bedrag,
ten bedrage van ongeveer EUR 41.616,18, laten storten op een bankrekening op
naam van [D], niet zijnde verdachte en/of haar mededader(s),
en/of vervolgens (steeds delen van) dit bedrag van die rekening gehaald
en/of laten halen en/of (vervolgens) gebruikt ten gunste van (uitgaven van)
haar, verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- ( op of omstreeks 11 december 2012 te Arnhem) tijdens een doorzoeking van
haar, verdachtes woning, één of meer bedrag(en), in totaal ten bedrage van
ongeveer EUR 5.650 en/of één of meer siera(a)d(en) op zich gedragen
(teneinde te voorkomen dat dit geld en/of deze sieraden zouden worden
gevonden tijdens voornoemde doorzoeking), en/of
- ( op of omstreeks 1 februari 2013 te Keulen) terwijl zij verdachte en/of
haar mededader(s) op (vlieg)reis was/waren (naar Rusland, althans een
buitenland), op zich gedragen/meegenomen één of meer sieraden, waar onder
een horloge (merk Rolex) en/of een ring met een diamant,
en/of
B
(een) voorwerp(en), waaronder één of meer geldbedrag(en) en/of één of meer
siera(a)d(en), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
althans van (een) voorwerp(en), waaronder voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of
siera(a)d(en), gebruik gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat
bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk
- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900 2012249133 (YUREG77) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 162 en 289 tot en met 326). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 oktober 2012, pagina 12.
3.Ibidem, pagina 13.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 januari 2013, pagina 126.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 december 2012, pagina 129.
6.Ibidem, pagina 127.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 december 2012, pagina 137.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 februari 2013, pagina 148.
9.Ibidem, pagina 149.
10.Het proces-verbaal heling en witwassen, d.d. 2 mei 2013, pagina 10 en het “Taxatierapport nummer B-1300997”, pagina 161 en 162. Laatstgenoemde betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 februari 2013, pagina 32.
12.Ibidem, pagina 40.
13.Ibidem, pagina 46.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 81.
15.Ibidem, pagina 82.
16.Ibidem, pagina 79.
17.Ibidem, pagina 80.