Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing.
€ 41.616,18.
€ 41.616,18, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 30 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak onder parketnummer 16/700341-13. De zaak betreft de veroordeelde, geboren in 1984, die op 30 april 2014 door de rechtbank is veroordeeld voor witwassen. De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 41.616,18. Tijdens de zitting is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman, mr. M.R. Roethof. De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde een deel van het bedrag aan [A] en zijn partner [B] heeft betaald, maar dit niet verder kon worden onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld aan de hand van het vonnis waarin het strafbare feit, het witwassen van een geldbedrag van NLG 91.710,- en/of € 41.616,18 op 5 maart 2012, bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel overgenomen uit het rapport van de verbalisant, dat voldoende onderbouwd was en niet gemotiveerd betwist door de verdediging. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 41.616,18 en legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag.