ECLI:NL:RBMNE:2014:1630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
16/701316-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 28 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1985 en gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein, werd op 8 oktober 2013 aangehouden met 3,2 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 8 oktober 2010 tot en met 8 oktober 2013, in cocaïne heeft gehandeld. Tijdens de zitting op 14 april 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. H.M.G. Peters. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging betoogde dat de ten laste gelegde periode te lang was en dat er geen sprake was van medeplegen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en verschillende getuigen in overweging genomen. De getuigen bevestigden dat zij cocaïne van de verdachte hadden gekocht en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ten laste gelegde feiten en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had en dat hij gedurende de ten laste gelegde periode medepleger was van de handel in cocaïne.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid meegewogen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving en ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701316-12 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.M.G. Peters, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
3,2 gram cocaïne voorhanden heeft gehad op 8 oktober 2013;
in de periode van 8 oktober 2010 tot en met 8 oktober 2013 in cocaïne heeft gehandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd beide feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging primair bepleit dat er op basis van het dossier en de verklaring van verdachte een periode van 41 dagen bewezen kan worden verklaard, zijnde de periode dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is geweest.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet een langere periode bewezen kan worden verklaard dan de periode die wordt beslagen door de drie in dit onderzoek onderzochte telefoonnummers.
Meer subsidiair dient volgens de verdediging het uitgangspunt te zijn dat verdachte niet de gehele ten laste gelegde periode heeft gehandeld in cocaïne, maar dat hij er geruime tijd tussenuit is geweest.
Ten slotte heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake is van medeplegen en dat meerdere personen gebruik maken van de naam [bijnaam]/[bijnaam], waardoor niet gesteld kan worden dat het altijd verdachte betreft wanneer deze bijnamen genoemd worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen; [2]
- Het proces-verbaal Opiumwet; [3]
- Het rapport van het NFI; [4]
- De bekennende verklaring van verdachte. [5]
Het bewijs ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Verdachte is op 8 oktober 2013 aangehouden. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij die dag bezig was met dealen. [7]
Verdachte heeft verder het volgende verklaard. Het nummer [telefoonnummer] gebruikte hij voor dealwerkzaamheden. De aangetroffen lijst in de woning van verdachte is een lijst die hij zelf heeft geschreven. De namen met daarbij telefoonnummers op de lijst zijn klanten. Hyundai is ook een klant, die hij zo noemt omdat die in een Hyundai rijdt. Een deel van de mensen op de lijst heeft cocaïne bij verdachte gekocht. Wanneer hij dealde, deed hij dit altijd met anderen. De winst die behaald werd, deelden zij onderling. Zij gebruikten dezelfde telefoon en deden om en om diensten. [8]
In de woning van verdachte wordt een papier van A4-formaat aangetroffen met op beide zijden namen met daarachter telefoonnummers vermeld. In totaal betreffen het 79 namen op alfabetische volgorde. [9]
[getuige 1] (hierna te noemen: [getuige 1]) herkent verdachte op een foto als zijnde [bijnaam]. De eerste keer dat hij drugs bij hem kocht is 3,5 jaar geleden. [10] Hij heeft [bijnaam] leren kennen in 2009 en heeft met tussenpauzes van hem gekocht. [11] Ze spraken af achter het huis van [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: in Vianen). [12]
[getuige 2] (hierna te noemen: [getuige 2]) heeft verklaard dat hij wel eens een dealer belde. Van [verdachte] kocht hij het meest. Hij heeft twee jaar drugs gebruikt en gebruikte ongeveer drie of vier keer per maand. [getuige 2] kocht meestal drie pakjes van € 50,00. In één pakje zou ongeveer een halve gram zitten. Hij bestelde over de telefoon. [verdachte] nam altijd zelf op, gaf de drugs zelf en [getuige 2] betaalde ook aan [verdachte]. [getuige 2] kocht sinds 2010 bij [verdachte] en de laatste keer is zeker drie maanden geleden. [getuige 2] kent [verdachte] nog van de basisschool. [13] [getuige 2] herkent verdachte op een foto als zijnde de [verdachte] waar hij drugs van koopt. [14]
[getuige 3] herkent verdachte op een getoonde foto voor 100% als drugsdealer. Hij koopt één keer in de week een halve gram bij verdachte. Het kan al zes jaar zijn dat hij drugs koopt bij dezelfde jongens. [15]
[getuige 4] (hierna te noemen: [getuige 4]) heeft verklaard dat hij cocaïne koopt bij jongens uit Vianen. Het laatste nummer dat hij van ze heeft is [telefoonnummer]. [getuige 4] noemt de persoon bij wie hij drugs koopt wel eens [bijnaam] of [bijnaam]. Meestal werd de drugs gebracht door familie of vrienden van hem. [getuige 4] kocht meestal twee keer een halve gram per week en betaalde per halve gram € 20,00 en € 50,00 voor 1,5 gram. De eerste keer dat hij cocaïne kocht bij [bijnaam] of [bijnaam] is twee of drie jaar geleden. De laatste keer was afgelopen weekend. [16]
[getuige 4] heeft verklaard dat het gegeven dat zijn telefoonnummer op een aangetroffen lijst achter de naam Hyundai staat, kan betekenen dat hij in het verleden in een Hyundai reed. Dat is meer dan twee jaar geleden en in die auto reed hij toen hij de [bijnaam] leerde kennen. [17]
[getuige 5] heeft verklaard dat hij al 17 jaar cocaïne gebruikt. Hij kocht voor ongeveer 30 euro per maand cocaïne. Hij kocht bij iemand die hij kent als [bijnaam]. Hij heeft een jaar of twee geleden voor het eerst bij hem gekocht. Hij kocht altijd bij dezelfde dealer. [18]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode in cocaïne heeft gehandeld. De rechtbank baseert zich daarbij op de verschillende getuigenverklaringen in samenhang met de verklaring van verdachte dat hij in cocaïne heeft gehandeld. De verklaring van verdachte dat hij daarmee pas is begonnen aan het eind van de zomer in 2013, acht de rechtbank gelet op de andere genoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de gehele ten laste gelegde periode is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij dealde met anderen en dat zij de winst die daarbij gehaald werd met elkaar deelden, in samenhang met verschillende getuigenverklaringen over een groep uit Vianen, is er sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking binnen de groep die cocaïne verhandelde.
De overige door de verdediging gevoerde verweren worden verworpen door de inhoud van de bewijsmiddelen. Deze verweren behoeven derhalve geen nadere bespreking.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 8 oktober 2013 te Vianen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram cocaïne (zeven wikkels), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 8 oktober 2010 tot en met 8 oktober 2013 te Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod;
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, een korter onvoorwaardelijk deel en een langer voorwaardelijk deel op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat er wel ruimte is voor bijzondere voorwaarden in deze zaak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Ook had hij op de dag van zijn aanhouding een hoeveelheid cocaïne bij zich. Door dergelijke delicten wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt ook het plegen van vermogensdelicten door harddrugsgebruikers bevorderd. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Bij het plegen van dit strafbare feit heeft verdachte enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van deze negatieve effecten.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 maart 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 14 januari 2014, waarin wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de gedragsinterventies cognitieve vaardigheden, leefstijltraining en arbeidsvaardigheden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alleen een langdurige gevangenisstraf vormt -gelet op de duur van het dealen door verdachte- een passende reactie. De rechtbank zal, gelet op het reclasseringsadvies, een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk opleggen en daaraan bijzondere voorwaarden koppelen met het doel te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen.
In vergelijking met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie te hoog is. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en na te noemen voorwaarden, passend en geboden.

9.Het beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
1. Euro geld, waarde € 22,12
-
989208 ibg 8-10-2013
2 Euro geld, waarde € 40,00
-
989203 IBG 8-10-2013
3 1.00 STK Telefoon Kl:blauw/oran
NOKIA
989118 IBG 8-10-13
6 1.00 STK Administratieve bescheiden
A-viertje
989612 IBG 9-10-2013
7 1.00 STK Telefoon Kl:zwart
NOKIA
989645 IBG 9-10-2013
De voorwerpen en het geld behoren aan verdachte toe. Nu deze voorwerpen en het geld geheel of grotendeels door middel van het onder 2 bewezen geachte is verkregen of met behulp van deze voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan, worden deze verbeurd verklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
4 1.00 STK Horloge Kl:zwart
BULGARI
989622 IBG 9-10-2013
5 1.00 STK Horloge Kl:zwart
LONGINES
989624 IBG 9-10-2013
Nu deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl ze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod;
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren (één van) de navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen vijf dagen na zijn vrijlating moet melden bij de reclassering van Victas op het adres ABC-straat 5 in Utrecht. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
moet deelnemen aan de gedragsinterventies GI-RN Cognitieve Vaardigheden, GI-GGZ Leefstijltraining en GI-RN Arbeidsvaardigheden (ArVa);
Geeft opdracht aan de reclassering van Victas om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. Euro geld, waarde € 22,12
-
989208 ibg 8-10-2013
2 Euro geld, waarde € 40,00
-
989203 IBG 8-10-2013
3 1.00 STK Telefoon Kl:blauw/oran
NOKIA
989118 IBG 8-10-13
6 1.00 STK Administratieve bescheiden
A-viertje
989612 IBG 9-10-2013
7 1.00 STK Telefoon Kl:zwart
NOKIA
989645 IBG 9-10-2013
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4 1.00 STK Horloge Kl:zwart
BULGARI
989622 IBG 9-10-2013
5 1.00 STK Horloge Kl:zwart
LONGINES
989624 IBG 9-10-2013
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. V. van Dam en W. van Gelein Vitringa, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2014.
Mr. Van Gelein Vitringa is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2013 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram cocaine, (zeven wikkels) in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks de periode van 8 oktober 2010 tot en met 8 oktober 2013 te
Vianen en/of Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(gebruikershoeveelheden) cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (registratienummer PL0960-2012149810, pagina 1 tot en met 518) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
3.Het proces-verbaal Opiumwet, pagina 263 en 264.
4.Het rapport van het NFI, pagina 354.
5.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
9.Het relaas op pagina 258 en een kopie van de lijst op pagina 326 en 327.
10.Het verhoor van getuige [getuige 1], pagina 83.
11.De verklaring van [getuige 1], afgelegd bij de rechter-commissaris op 1 april 2014.
12.Het verhoor van getuige [getuige 1], pagina 81.
13.Het verhoor van getuige [getuige 2], pagina 114 en 115.
14.Het verhoor van getuige [getuige 2], pagina 116.
15.Het verhoor van getuige [getuige 3], pagina 168 en 169.
16.Het verhoor van getuige [getuige 4], pagina 426 en 427.
17.Het verhoor van getuige [getuige 4], pagina 428.
18.Het verhoor van getuige [getuige 5], pagina 434 en 435.