AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Medeplegen van handel in cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden
Op 28 april 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1985 en gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein, werd op 8 oktober 2013 aangehouden met 3,2 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 8 oktober 2010 tot en met 8 oktober 2013, in cocaïne heeft gehandeld. Tijdens de zitting op 14 april 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. H.M.G. Peters. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging betoogde dat de ten laste gelegde periode te lang was en dat er geen sprake was van medeplegen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en verschillende getuigen in overweging genomen. De getuigen bevestigden dat zij cocaïne van de verdachte hadden gekocht en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ten laste gelegde feiten en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne aanwezig had en dat hij gedurende de ten laste gelegde periode medepleger was van de handel in cocaïne.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid meegewogen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving en ter voorkoming van herhaling van strafbare feiten.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (registratienummer PL0960-2012149810, pagina 1 tot en met 518) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
3.Het proces-verbaal Opiumwet, pagina 263 en 264.
4.Het rapport van het NFI, pagina 354.
5.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2014.
9.Het relaas op pagina 258 en een kopie van de lijst op pagina 326 en 327.
10.Het verhoor van getuige [getuige 1], pagina 83.
11.De verklaring van [getuige 1], afgelegd bij de rechter-commissaris op 1 april 2014.
12.Het verhoor van getuige [getuige 1], pagina 81.
13.Het verhoor van getuige [getuige 2], pagina 114 en 115.
14.Het verhoor van getuige [getuige 2], pagina 116.
15.Het verhoor van getuige [getuige 3], pagina 168 en 169.
16.Het verhoor van getuige [getuige 4], pagina 426 en 427.
17.Het verhoor van getuige [getuige 4], pagina 428.
18.Het verhoor van getuige [getuige 5], pagina 434 en 435.