Op 16 april 2014 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 1960 en thans verblijvende in een huis van bewaring, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vrouw en haar schoonzoon op 20 januari 2014. Tijdens de zitting op 2 april 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. A.R. Jaarsma. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging met de dood en het voorhanden hebben van een pistool en patronen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en aangiften van de slachtoffers. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften als bewijs geaccepteerd en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een leefstijltraining. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak voor hulp bij het onder controle krijgen van zijn alcohol- en drugsgebruik.