ECLI:NL:RBMNE:2014:1580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
24 april 2014
Zaaknummer
824182 UC EXPL 12-11408
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en ontslag van instantie in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 30 april 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De procedure werd gekenmerkt door het faillissement van [eiser], dat in augustus 2013 was uitgesproken. Dit leidde tot een verzoek van [gedaagde] om ontslag van instantie, omdat de curator van [eiser] had aangegeven de procedure niet te willen overnemen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Het belang van [gedaagde] bij ontslag van instantie was groot, aangezien zij anders de proceskosten niet op [eiser] kon verhalen indien zij in het gelijk werd gesteld. De curator had geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [gedaagde], wat het belang van [eiser] bij voortzetting van de procedure verzwakte. De kantonrechter concludeerde dat het belang van [gedaagde] zwaarder woog dan dat van [eiser], en heeft daarom het verzoek om ontslag van instantie toegewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. In reconventie werd de procedure geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet, gezien het faillissement van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 824182 UC EXPL 12-11408 WV/4208
Vonnis van 30 april 2014
inzake
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: voorheen mr. A.M.M. Deneer,
thans niet meer ten processe vertegenwoordigd,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P.N. de Wit.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 februari 2013
  • de akte overlegging producties en uitlating enquete van [gedaagde] d.d. 20 maart 2013
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor gehouden op 23 mei 2013
  • de brief van mr. A.A.M. Deneer die inhoudt dat [eiser] in augustus 2013 in staat van faillissement is verklaard en dat hij niet meer optreedt als gemachtigde van [eiser]
  • de brief van de griffier van 15 januari 2014 waarin de curator van [eiser], mr. M.W.M. Souren (hierna: de curator) verzocht wordt om zich uit te laten over de stand van zaken
  • de brief van de curator van 4 februari 2014 waarin hij meedeelt de procedure niet over te nemen
  • de brief van de gemachtigde van [gedaagde] van 13 februari 2014 waarin verzocht wordt om ontslag van instantie in conventie te verlenen en [eiser] te veroordelen in de proceskosten in conventie
  • de brief van de griffier van 14 maart 2014 waarin de curator en de directeur van [eiser] in de gelegenheid zijn gesteld om zich over het verzoek van [gedaagde] uit te laten
  • de brief van de curator van 28 maart 2014 waarin wordt meegedeeld dat hij akkoord gaat met het verlenen van ontslag van instantie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar de inhoud van het tussenvonnis van 20 februari 2013.
in conventie
2.2.
[gedaagde] heeft in conventie verzocht om – gelet op het faillissement van [eiser] – haar ontslag van instantie te verlenen en [eiser] te veroordelen in de in conventie tot op heden gemaakte proceskosten.
2.3.
De kantonrechter constateert dat de curator van [eiser] heeft meegedeeld dat hij de procedure tegen [gedaagde] niet gaat overnemen, zodat [gedaagde] op grond van artikel 27 lid 2 Faillissementswet het recht heeft om ontslag van instantie te vragen. Deze bepaling dwingt echter niet tot toewijzing van een dergelijk verzoek; de rechter mag dit onder omstandigheden afwijzen. Voor zodanige afwijzing zal in ieder geval reden zijn indien het belang van [eiser] bij voortzetting van de procedure zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij haar verzoek om ontslag van instantie te verlenen dan wel indien toewijzing van het verzoek in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde (vgl. Hoge Raad 23 september 2005, NJ 2005, 488 en 7 september 2007, NJ 2007,577).
2.4.
De kantonrechter begrijpt dat het belang van [gedaagde] bij verlening van ontslag van instantie is gelegen in het feit dat zij bij voortzetting van de procedure de proceskosten niet op [eiser] zal kunnen verhalen indien zij in het gelijk zou worden gesteld. Namens [eiser] is niet aangeboden om alsnog zekerheid voor de proceskosten te stellen, zodat dit als een zwaarwegend belang moet worden aangemerkt.
2.5.
Dit belang van [gedaagde] moet worden afgewogen tegen het belang van [eiser] bij het verkrijgen van een beslissing op het materiële geschil zoals dat door haar aan de rechter is voorgelegd. Bij brief van 28 maart 2014 heeft de curator zich akkoord verklaard met het verlenen van ontslag van instantie, zodat het belang van de failliete boedel van [eiser] bij een beslissing op het materiële geschil niet groot geacht kan worden. Van de directeur van [eiser], die door de griffier ook in de gelegenheid is gesteld om zich over het verzoek uit te laten, is geen reactie ontvangen, zodat ook niet geoordeeld kan worden dat er een belang van de failliete vennootschap zelf is dat aan ontslag van instantie in de weg staat. Evenmin kan gezegd worden dat de vorderingen in conventie en reconventie zodanig met elkaar verweven zijn dat in conventie geen ontslag van instantie verleend zou moeten worden. In conventie gaat het immers om een ander geschil (een gestelde samenwerkingsovereenkomst op het gebied van verkoop en levering van groenten, fruit en aardappelen) dan in reconventie (gecedeerde vorderingen uit hoofde van een geldlening en verrichte consultancy-werkzaamheden).
2.6.
De conclusie van het voorgaande is dat het belang van [gedaagde] bij verlening van ontslag van instantie zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij voortzetting van de procedure in conventie. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook ontslaan van de instantie.
2.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter past het in het systeem van het burgerlijk procesrecht dat de wederpartij van de partij die ontslagen wordt van de instantie, wordt veroordeeld in de tot dat moment gemaakte proceskosten (vgl. Gerechtshof Leeuwarden 2 november 1994, NJ 1995,190 en Gerechtshof ’s Hertogenbosch 2 maart 1998, JOR 1998,98). De kantonrechter zal [eiser] dan ook veroordelen om het hierna te vermelden bedrag aan proceskosten aan [gedaagde] te betalen.
in reconventie
2.8.
Het faillissement van [eiser] betekent voor de procedure in reconventie dat deze op grond van artikel 29 Faillissementswet wordt geschorst.

3.De beslissing

in conventie
3.1.
ontslaat [gedaagde] van de instantie;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 1.200,-- aan salaris gemachtigde,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
schorst de procedure op de voet van artikel 29 Faillissementswet.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014.