ECLI:NL:RBMNE:2014:143

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
UTR 13-3420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Wwb na intrekking zonder rechtsmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had beroep ingesteld tegen de terugvordering van bijstandsuitkering die was verleend op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). De terugvordering betrof een bedrag van € 46.131,17 over de periode van 29 september 2009 tot en met 30 april 2012. Eiseres had geen rechtsmiddelen aangewend tegen de eerdere intrekking van haar uitkering op 5 juli 2012, waardoor deze in rechte vaststond. De rechtbank oordeelde dat de intrekking rechtmatig was en dat verweerder bevoegd was om de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen. Eiseres had in haar beroep geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de terugvordering, maar enkel de intrekking bestreden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/3420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 januari 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. A. Ombre),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
(gemachtigden: M.W. Meijer en E.R. Klijn).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende bijstand op grond van de wet werk en bijstand (Wwb) over de periode 29 september 2009 tot en met 30 april 2012 teruggevorderd tot een bedrag van € 46.131,17.
Bij besluit van 28 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig maar niet gevoegd met het beroep van [A] (UTR 13/3410), plaatsgevonden op 21 oktober 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 5 juli 2012 de uitkering van eiseres over de periode van 29 september 2009 tot en met 30 april 2012 heeft ingetrokken. Eiseres heeft tegen deze intrekking geen rechtsmiddelen aangewend. Het bezwaar dat op 18 november 2012 naar aanleiding van het bestreden besluit is ingediend is, voor zover dit gericht geacht moet worden tegen het besluit van 5 juli 2012, niet tijdig ingediend. Het besluit van 5 juli 2012 staat dan ook in rechte vast.
2.
Gelet op het voorgaande moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van de intrekking over de genoemde periode en is verweerder in beginsel bevoegd de in die periode ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen. Dat de rechtbank bij uitspraak van heden in zaak UTR 13/3410 heeft geoordeeld dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat er in een deel van deze periode sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen [A] en eiseres, kan niet tot een ander oordeel leiden in deze zaak. In de onderhavige procedure kan alleen de terugvordering als zodanig worden beoordeeld.
3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres geen zelfstandige gronden gericht tegen de terugvordering heeft aangevoerd, maar enkel de intrekking heeft bestreden.
4.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rennen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.