ECLI:NL:RBMNE:2014:1409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
16.660135-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met brandstichting en poging tot brandstichting

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige vrouw, die op 12 december 2013 in Lelystad een bedreiging met brandstichting en een poging tot brandstichting heeft gepleegd. De verdachte heeft dreigende woorden geuit richting een slachtoffer, dat werkzaam was bij de gemeente, en heeft daarbij een tas met een jerrycan met benzine op de balie geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, maar dat de bedreiging met brandstichting en de poging tot brandstichting wel bewezen konden worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaar. De rechtbank hield rekening met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een chronische depressieve stoornis. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte een klinische behandeling ondergaat om de kans op recidive te verminderen. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder de Gemeente en het slachtoffer, die schadevergoeding hebben geëist. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660135-13
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], verblijvende in de P.I.V
H.v.B. Nieuwersluis te Nieuwersluis.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 maart 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Gase, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Banga en van de standpunten die door de raadsman van verdachte naar voren zijn gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
zij op of omstreeks 12 december 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (werkzaam bij de balie van de gemeente [woonplaats]) van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil haar nu spreken anders gaan er heel erge dingen gebeuren" en/of (daarbij) een tas met daarin een jerrycan met benzine, althans een dergelijke brandbare stof, op de balie voor die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Nee, jullie hebben mij al drie keer in de maling genomen, jullie gaan er maar voor boeten" en/of
- (direct daarna) een aansteker voor die [slachtoffer] heeft neergezet en/of die jerrycan uit de tas heeft gehaald en/of benzine, althans een dergelijke brandbare stof, uit die jerrycan op/over die [slachtoffer] en/of op/over de balie en/of op/over de vloer heeft gegoten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik pik het niet meer ik ben er klaar mee, ik steek de boel hier in de fik met jullie erbij" en/of "Ik heb een aansteker ik steek de boel in de fik",

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

subsidiair
zij op of omstreeks 12 december 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (werkzaam bij de balie van de gemeente [woonplaats]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil haar nu spreken anders gaan er heel erge dingen gebeuren" en/of (daarbij) een tas met daarin een jerrycan met benzine, althans een dergelijke brandbare stof, op de balie voor die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Nee, jullie hebben mij al drie keer in de maling genomen, jullie gaan er maar voor boeten" en/of
- (direct daarna) een aansteker voor die [slachtoffer] heeft neergezet en/of die jerrycan uit de tas heeft gehaald en/of benzine, althans een dergelijke brandbare stof uit die jerrycan op/over die [slachtoffer] en/of op/over de balie en/of op/over de vloer heeft gegoten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik pik het niet meer ik ben er klaar mee, ik steek de boel hier in de fik met jullie erbij" en/of "Ik heb een aansteker ik steek de boel in de fik",

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

meer subsidiair
zij op of omstreeks 12 december 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] (werkzaam bij de balie van de gemeente [woonplaats]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil haar nu spreken anders gaan er heel erge dingen gebeuren" en/of (daarbij) een tas met daarin een jerrycan met benzine, althans een dergelijke brandbare stof, op de balie voor die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Nee, jullie hebben mij al drie keer in de maling genomen, jullie gaan er maar voor boeten" en/of
- (direct daarna) een aansteker voor die [slachtoffer] heeft neergezet en/of die jerrycan uit de tas heeft gehaald en/of benzine, althans een dergelijke brandbare stof, uit die jerrycan op/over die [slachtoffer] en/of op/over de balie en/of op/over de vloer heeft gegoten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik pik het niet meer ik ben er klaar mee, ik steek de boel hier in de fik met jullie erbij" en/of "Ik heb een aansteker ik steek de boel in de fik".
2.
zij op of omstreeks 12 december 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in het gemeentehuis, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was voor de aldaar aanwezige personen, met dat opzet toen aldaar een aansteker op de balie heeft neergezet en/of (vervolgens) benzine, althans een dergelijke brandbare stof, op/over de balie en/of op/over de vloer heeft gegoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

3.HET BEWIJS

De verdachte moet van het onder 1 primair en 1 subsidiair worden vrijgesproken, nu naar het oordeel van de rechtbank het opzet van verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, noch gericht was op de dood van [slachtoffer], noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die Roberts.
Het onder 1 meer subsidiair en 2 kan, onder verwijzing naar de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
meer subsidiair
zij op 12 december 2013 te [woonplaats] [slachtoffer] (werkzaam bij de balie van de gemeente [woonplaats]) heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik wil haar nu spreken anders gaan er heel erge dingen gebeuren" en (daarbij) een tas met daarin een jerrycan met benzine op de balie voor die [slachtoffer] heeft geplaatst en
- die [slachtoffer] (vervolgens) dreigend de woorden toegevoegd: "Nee, jullie hebben mij al drie keer in de maling genomen, jullie gaan er maar voor boeten" en
- (direct daarna) een aansteker voor die [slachtoffer] heeft neergezet en die jerrycan uit de tas heeft gehaald en benzine uit die jerrycan op die [slachtoffer] en op/over de balie en op/over de vloer heeft gegoten en
- (vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik pik het niet meer ik ben er klaar mee, ik steek de boel hier in de fik met jullie erbij" en "Ik heb een aansteker ik steek de boel in de fik".
2.
zij op 12 december 2013 te [woonplaats] ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in het gemeentehuis, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was voor de aldaar aanwezige personen, met dat opzet toen aldaar een aansteker op de balie heeft neergezet en (vervolgens) benzine op/over de balie en op/over de vloer heeft gegoten, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Van het onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

5.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 meer subsidiair:Bedreiging met brandstichting.
Feit 2:Poging tot brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is.

6.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

7.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 4 jaar en de bijzondere voorwaarden als door de reclassering is aangegeven en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gepleit voor een kortere vrijheidsstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Hij kan zich vinden in een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Hij heeft zich ten aanzien van de duur van de proeftijd en van de bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 11 februari 2014;
  • een rapport over de persoon van verdachte d.d. 8 maart 2014, uitgebracht door
I. Maksomovic, psychiater;
 een rapport over de persoon van verdachte d.d. 27 februari 2014, uitgebracht door
I. van Asselt, gz-psycholoog
 een rapport over de persoon van verdachte d.d. 26 maart 2014, uitgebracht door Victas, centrum voor verslavingszorg.
De deskundigen Maksimovic en Van Asselt zijn tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis en van een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de zin van een chronische depressieve stoornis en een ernstige chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS). Zij adviseren de rechtbank verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
Om de kans op recidive te verminderen is het volgens de deskundigen Maksimovic en Van Asselt aan te bevelen verdachte een klinische behandeling te doen ondergaan op een forensisch psychiatrische afdeling voor personen met borderline persoonlijkheids-problematiek en comorbide stoornissen, gevolgd door een ambulante behandeling.
De reclassering heeft in soortgelijke zin geadviseerd.
De rechtbank zal verdachte, nu zij voor zowel het onder 1 primair als het onder 1 subsidiair zal worden vrijgesproken, een vrijheidsstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de bewezen verklaarde feiten en op de persoon van verdachte, acht de rechtbank, teneinde het risico op recidive te verminderen, het noodzakelijk dat verdachte de behandelingen volgt zoals door de deskundigen en de reclassering is geadviseerd. De rechtbank zal daarvan, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben Gemeente [woonplaats] en [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van respectievelijk
€ 467,16 (materiële schade) en € 1.124,08 (€ 24,08 reiskosten en € 1.100 smartengeld).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen in het geheel kunnen worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij Gemeente [woonplaats] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 467,16 , vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.124,08, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vorderingen van de benadeelde partijen, die in die vordering ontvankelijk zijn, zijn in dier voege toewijsbaar.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e , 27, 45, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 1 subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 4 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 4 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van of namens de reclassering gedaan, zolang de reclassering of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd van 4 jaar nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
* zich zal laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek en aldaar gedurende maximaal 12 maanden zal verblijven , waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* na haar klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
* zich, indien en voor zover de reclassering zulks noodzakelijk acht, in aansluiting op haar klinische behandeling, zal laten behandelen bij een instelling voor ambulante forensische zorg.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht daarop;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente [woonplaats], van een bedrag van € 467,16 (zegge: vierhonderdzevenenzestig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 december 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], domicilie kiezende te [woonplaats], van een bedrag van € 1.124,08 (zegge: éénduizendhonderdvierentwintig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 12 december 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. C.W. Couperus-van Kooten en C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2014.