ECLI:NL:RBMNE:2014:1354

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
16-659065-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake het in bezit hebben van valse reisdocumenten en gebruik maken van vals geschrift

Op 12 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen N.N., die verdacht werd van het in bezit hebben van valse reisdocumenten en het gebruik maken van een vals rijbewijs. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een controle op de A2, waarbij verdachte als bijrijder in een auto zat. De verbalisant vroeg om inzage in zijn rijbewijs, waarna zowel het rijbewijs als de identiteitskaart van verdachte in beslag werden genomen. De officier van justitie vorderde dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen werden verklaard. De verdediging voerde aan dat er geen aanleiding was om om inzage te vragen in de documenten, en dat deze om die reden uitgesloten moesten worden van het bewijs. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat er voldoende aanleiding was voor de verbalisant om om inzage te vragen.

De rechtbank achtte bewezen dat verdachte op 12 januari 2014 in het bezit was van een valse identiteitskaart en opzettelijk gebruik had gemaakt van een vals rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat de schending van de rechten van verdachte niet leidde tot bewijsuitsluiting, omdat deze schending als beperkt werd beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 weken op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het belang van vertrouwen in officiële identiteitspapieren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659065-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 maart 2014
in de strafzaak tegen
N.N.
ook bekend als:
[verdachte]
[naam],
geboren te [geboorteplaats 1] (Algerije) op [1980],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. drs. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 12 januari 2014 in het bezit was van een valse identiteitskaart;
Feit 2: op 12 januari 2014 gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat er geen aanleiding was om naar het rijbewijs en het identiteitsbewijs van verdachte te vragen, zodat de bevoegdheid hiertoe ontbrak. Het in beslag genomen rijbewijs en de identiteitskaart van verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:RBDHA:2013:16090).
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat in elk geval de identiteitskaart onbevoegd door de politie is verkregen en om die reden moet worden uitgesloten van het bewijs. Verder moet ook de bekennende verklaring van verdachte worden uitgesloten, omdat dit een verboden vrucht is van voornoemde onrechtmatige inbeslagname. Ook het verhoor van verdachte bij de vreemdelingenpolitie, d.d. 10 februari 2014, moet van het bewijs worden uitgesloten, aangezien verdachte toen niet de cautie heeft gekregen. Wegens het ontbreken van wettig bewijs zal vrijspraak moeten volgen.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, aangezien de rechten van verdachte zijn geschonden, in elk geval strafvermindering moet volgen. Gelet op het feit dat de officier van justitie 10 weken gevangenisstraf heeft geëist en verdachte op dit moment al 58 dagen in voorlopige hechtenis zit, zal hij onmiddellijk in vrijheid moeten worden gesteld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 12 januari 2014 wordt door verbalisant [verbalisant] op de A2, in Breukelen, Stichtse Vecht, aan verdachte, die als bijrijder in een auto zit, gevraagd om inzage in zijn rijbewijs. De identiteitskaart van verdachte, nummer [nummer], evenals het rijbewijs, nummer [nummer] (de rechtbank begrijpt: [nummer]), worden in beslag genomen. [2]
Op 12 januari 2014 wordt een nationale identiteitskaart, afkomstig uit Roemenië, voorzien van nummer [nummer] en ten name van [naam], geboren op [1980-2]te [geboorteplaats 2] (Roemenië), onderzocht door een documentdeskundige. [3] Door voornoemde deskundige wordt geconcludeerd dat het document vals is. Verder is onderzoek gedaan naar een nationaal rijbewijs, afkomstig uit Roemenië, voorzien van het nummer [nummer], ten name van [naam], geboren op [1980-2]te [geboorteplaats 2]. Dit document heeft de volgende kenmerken:
- het hele onderzochte document is een nabootsing van een echt document van dit model;
- in tegenstelling tot een origineel exemplaar, waarbij de bedrukking van het basismateriaal is uitgevoerd middels verschillende druktechnieken, is het bij dit document aangebracht middels een printtechniek;
- de UV-beveiliging op de voorzijde van het rijbewijs verschilt sterk wat betreft kleur en detaillering ten opzichte van de UV-beveiliging van een origineel exemplaar;
- het formaat van het onderzochte rijbewijs wijkt af van het formaat van een origineel exemplaar.
Door voornoemde deskundige wordt geconcludeerd dat dit rijbewijs vals is. [4]
Op 17 januari 2014 heeft verdachte verklaard dat de identiteitspapieren die hij bij zich had en aan de politie heeft laten zien vals zijn. Verdachte heeft verklaard dat zijn echte naam [verdachte] is en dat hij geboren is op [1980]. [5]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat er voor de verbalisant geen aanleiding bestond inzage te vragen in het rijbewijs en het identiteitsbewijs van verdachte en dat deze documenten om die reden moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt. Door de verbalisant is bij de controle van een personenauto geconstateerd dat de bestuurder niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Toen verdachte aangaf verder te willen rijden, heeft de verbalisant hem inzage gevraagd in een geldig rijbewijs. De rechtbank is van oordeel dat hiervoor op dat moment voldoende aanleiding bestond en de verbalisant bevoegd was deze inzage van verdachte te vragen.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verbalisant geen reden had ook inzage te vragen in het identiteitsbewijs van verdachte. Dit hoeft echter naar het oordeel van de rechtbank niet te leiden tot bewijsuitsluiting. Bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering komt slechts in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. De schending in de onderhavige zaak, bestaande hierin dat verdachte door het afgeven van zijn identiteitskaart zijn identiteit kenbaar moest maken, is naar het oordeel van de rechtbank slechts een beperkte schending. Bovendien heeft verdachte door het afgeven van zijn identiteitskaart geen nadeel ondervonden. Het door de raadsman aangevoerde nadeel, te weten dat de valsheid van verdachtes reisdocument hierdoor is ontdekt, is geen nadeel waarmee de rechtbank rekening dient te houden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank volstaan met de constatering dat dit vormverzuim is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voorafgaand aan zijn verklaring op 17 januari 2014 wel de cautie heeft gehad. Het verweer van de raadsman dat verdachte op 10 februari 2014 niet de cautie heeft gekregen, behoeft dan ook geen verdere bespreking.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 12 januari 2014 op de Rijksweg A2 ter hoogte van Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationale identiteitskaart van Roemenië, voorzien van het documentnummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [1980-2]te [geboorteplaats 2] (Roemenië), waarvan hij wist dat het reisdocument vals was;
2.
op 12 januari 2014 op de Rijksweg A2 ter hoogte van Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een nationaal rijbewijs van Roemenië, voorzien van het documentnummer [nummer] op naam gesteld van [naam], geboren op [1980-2]te [geboorteplaats 2] (Roemenië), als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle aan een verbalisant heeft aangeboden en bestaande die valsheid hierin dat:
- het hele onderzochte document een nabootsing is van een echt document van dit model en
- het basismateriaal uitgevoerd is middels een printtechniek, terwijl het basismateriaal van een origineel exemplaar is uitgevoerd middels verschillende druktechnieken en
- de UV-beveiliging op de voorzijde van het rijbewijs sterk van kleur en detaillering verschilt ten opzichte van de UV-beveiliging van een origineel exemplaar en
- het formaat van het onderzochte rijbewijs afwijkt van het formaat van een origineel exemplaar.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals is;
Feit 2: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, mede gelet op het geconstateerde vormverzuim, kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een valse identiteitskaart in zijn bezit gehad en opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalst rijbewijs. Hierdoor heeft verdachte het vertrouwen geschaad en ondermijnd dat in het internationale personenverkeer in (officiële) identiteitspapieren en reisdocumenten dient te kunnen worden gesteld. Bovendien kan er ten gevolge van dergelijke valse identiteitsdocumenten gebruik gemaakt worden van voorzieningen (in ruime zin) waarop die persoon geen recht heeft.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Mede gelet op de straffen die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals is;
Feit 2: opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2014 op de Rijksweg A2 ter hoogte van
Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in het bezit was van een reisdocument, te weten een
nationale identiteitskaart van Roemenië, voorzien van het documentnummer
[nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [1980-2]te
[geboorteplaats 2] (Roemenië), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het
reisdocument vals of vervalst was;
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2014 op de Rijksweg A2 ter hoogte van
Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt een vals(e) of vervalst(e)
geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een
nationaal rijbewijs van Roemenië, voorzien van het documentnummer [nummer] op
naam gesteld van [naam], geboren op [1980-2]te [geboorteplaats 2] (Roemenië),
als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin
dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle aan (een) verbalisant(en)
heeft aangeboden en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat:
-het hele onderzochte document is een nabootsing van een echt document van dit
model en/of
-het basismateriaal is uitgevoerd middels een printtechniek, terwijl het
basismateriaal van een origineel exemplaar is uitgevoerd middels verschillende
druktechnieken en/of
-de UV beveiliging op de voorzijde van het rijbewijs sterk verschilt van kleur
en detaillering ten opzichte van de UV beveiliging van een origineel exemplaar
en/of
-het formaat van het onderzochte rijbewijs sterk af wijkt van het formaat van
een origineel exemplaar;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, te weten proces-verbaalnummer PL26S0 2014001886 (pagina 1 tot en met 45), proces-verbaalnummer PL261R 2014001886 (pagina 1 tot en met 16) een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 februari 2014, een “Declaration of nationality” en een bericht van Europol, d.d. 14 februari 2014, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 27 (proces-verbaalnummer PL26S0 2014001886).
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 32 (proces-verbaalnummer PL26S0 2014001886).
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 33 (proces-verbaalnummer PL26S0 2014001886).
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 10 (proces-verbaalnummer PL261R 2014001886).