AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Poging tot medeplegen brandstichting met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot medeplegen brandstichting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 september 2013 in Utrecht, waar de verdachte samen met een ander een auto, een witte Audi Q5, heeft geprobeerd in brand te steken. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 7 januari 2014, waarbij de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, zijn verweer heeft gevoerd. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht en houdt in dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd een auto in brand te steken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen dat de verdachte en zijn medeverdachte op de plaats delict zijn aangetroffen met een jerrycan en dat er sporen van benzine op de auto en de kleding van de verdachte zijn aangetroffen. De verdediging heeft betoogd dat er geen bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de poging tot brandstichting, maar de rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als onaannemelijk beoordeeld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om de auto in brand te steken, en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd in het kader van de maatregel Hulp en Steun. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk gelast, omdat de verdachte zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt tijdens de proeftijd.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL091A-2013218485, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 22 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 24 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 25 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 29 en 31 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 31 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
8.Fotomap, pagina 87 en 88 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 29 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 30 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 80 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
12.Rapportage NFI onderzoek, pagina 70 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
13.Rapportage NFI onderzoek, pagina 70 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
14.Rapportage NFI onderzoek, pagina 75 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.