ECLI:NL:RBMNE:2014:1348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
16-700606-13 en 15-750045-12 (tul algemene voorwaarden)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door een minderjarige met een voorwaardelijke PIJ-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1996, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte werd beschuldigd van het beroven van een handtas van een 88-jarige vrouw op 13 februari 2013 in Bussum. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 2 juli, 20 september en 19 november 2013, waarbij de verdachte op 20 september 2013 een bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld, en de verdediging heeft aanvankelijk vrijspraak bepleit, maar later de bekennende verklaring van de verdachte erkend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 221 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft daarnaast een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gedragsstoornis heeft en dat er sprake is van verslavingsproblematiek. De deskundigen hebben geadviseerd om de verdachte in een ambulant traject te plaatsen bij MultiPlusZorg in Amsterdam, waar hij de nodige begeleiding kan krijgen.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de proeftijd nog niet was aangevangen op het moment van het plegen van het nieuwe feit. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de voorwaarden voor de PIJ-maatregel vastgesteld, waaronder verblijf in een inrichting en medewerking aan behandeling. De rechtbank heeft de uitspraak dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de noodzaak van behandeling en de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700606-13 en 15/750045-12 (tul algemene voorwaarden) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 januari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] in [geboorteplaats],
thans gedetineerd in rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juli 2013, 20 september 2013 en 19 november 2013. Bij tussenvonnis van 3 december 2013 heeft de rechtbank het onderzoek heropend aangezien de rechtbank het, alvorens eindvonnis te kunnen wijzen, noodzakelijk vond nadere rapportages met betrekking tot de afdoeningsmogelijkheden in de strafzaak op te laten maken. Vervolgens heeft op 7 januari 2014 een voortzetting van de behandeling plaatsgevonden. Het onderzoek op de terechtzittingen heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. R. el Hessaini, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 februari 2013 in Bussum [slachtoffer] met geweld van haar handtas heeft beroofd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en verwijst daarbij naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter zitting d.d. 2 juli 2013 een vrijspraak bepleit. Echter heeft verdachte ter zitting d.d. 20 september 2013 een bekennende verklaring afgelegd, in bijzijn van de raadsvrouw. De verdediging heeft hierna de rechtbank niet nogmaals verzocht om verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde feit en slechts een strafmaatverweer gevoerd. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdediging hiermee het eerder ingenomen standpunt heeft verlaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en is, naar oordeel van de rechtbank, uiteindelijk geen vrijspraak bepleit door de verdediging. Derhalve zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen zoals hieronder vermeld. [1]
  • Bekennende verklaring van verdachte ter zitting d.d. 20 september 2013;
  • Aangifte [slachtoffer];
- Bevindingen verbalisant Ruiter ten aanzien van de herkenning van verdachte. [3]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 13 februari 2013 in de gemeente Bussum, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte de handtas van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens met kracht uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal, vergezeld met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie tot 17 januari 2014 om 10:00 uur en daarnaast een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een proeftijd van 2 jaar en daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo lang en zo vaak de jeugdreclassering dat nodig acht, verplicht mee moet werken aan behandeling indien de jeugdreclassering dat nodig acht, moet verblijven bij MultiPlusZorg in Amsterdam of een andere locatie (hierna: MPZ) of een soortgelijke instelling en mee moet werken aan urinecontroles.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen een te zware maatregel is. Er is volgens de verdediging nooit een kans geweest voor verdachte om daadwerkelijk te profiteren van de jeugdreclassering die hem in het verleden is opgelegd omdat deze van een te korte duur was. De verdediging verzoekt de rechtbank om te volstaan met een jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een gedeelte voorwaardelijk met hieraan gekoppeld de bijzonder voorwaarden zoals deze zijn voorgesteld door de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een straatroof. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof gedurende geruime tijd de psychische nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Voorts worden door het plegen van dit soort strafbare feiten de bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij bevestigd en versterkt. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte een vrouw van 88 jaar oud als slachtoffer heeft uitgekozen. Zij was naar eigen zeggen moeilijk ter been en altijd al bang om te vallen. Juist voor dit kwetsbare slachtoffer brengt het delict grote gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee wanneer zij in het vervolg op straat loopt.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
De inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 december 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld;
Een pro justitia rapportage d.d. 12 november 2013 opgesteld door drs. V.Y. Vuurmans, GZ psycholoog waaruit blijkt dat er bij [verdachte] sprake is van een gedragsstoornis en dat er daarnaast forse verslavingsproblematiek speelt. Voorts komt uit onderzoeken naar voren dat hij functioneert op het grensgebied van beneden gemiddeld en zwakbegaafd niveau, en wekt de indruk dat hij op zwakbegaafd niveau functioneert. Hieruit vloeit voort dat de psycholoog verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht. Ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling wordt geadviseerd om [verdachte] terug te plaatsen in een voorziening bij MPZ en hem daarbij strak te begeleiden. Daarnaast dienen de gesprekken met de psycholoog te worden voortgezet en dient hij behandeld te worden door de Jellinekkliniek voor zijn verslavingsproblematiek. Wat betreft de strafrechtelijke afdoening adviseert de psycholoog een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Een pro justitia rapportage d.d. 12 november 2013 opgesteld door drs. P. Boeting, kinder- en jeugdpsycholoog waaruit blijkt dat de deskundige adviseert om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De psychiater concludeert dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht. Een concreet ambulant behandelaanbod gericht op de specifieke problematiek van verdachte kan voldoende zijn als er een voldoende stevige stok stok achter de deur is voor [verdachte] om zijn ontwikkeling positief te kunnen beïnvloeden. Ten aanzien van de behandeling dient te worden gedacht aan een behandeltraject bij de Jellinekkliniek en de forensische polikliniek van de Bascule of De Waag gericht op gedragsverandering en het leren omgaan met middelengebruik.
Een brief d.d. 31 december 2013 opgesteld door drs. V.Y. Vuurmans, GZ psycholoog en drs. P. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater, waaruit blijkt dat deze deskundigen een voorwaardelijke PIJ-maatregel zien als de beste strafafdoening voor verdachte. [verdachte] toont enige intrinsieke motivatie die noodzakelijk is voor het volgen van een ambulant traject. Van een ambulant traject gaat mogelijk een meer stimulerend effect uit ten aanzien van zijn eigen verantwoordelijkheid, motivatie en ontwikkeling. Dit alles zou door een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel teniet worden gedaan, waardoor mogelijk geen vooruitgang zal worden geboekt. De beide deskundigen zijn het erover eens dat geen alternatieven mogelijk zijn voor de plaatsing bij MPZ in combinatie met de voorwaardelijke maatregel. Ze zijn van mening dat plaatsing bij MPZ de meest wenselijke optie is, gezien de mogelijkheden van MPZ die aansluiten bij de hulpvraag van [verdachte] en hun eerdere ervaringen met hem.
Ter terechtzitting is drs. V.Y. Vuurmans gehoord als getuige-deskundige, waarbij zij nogmaals heeft benadrukt dat zowel zij als drs. P. Boeting het opleggen van een voorlopige PIJ-maatregel met plaatsing bij MPZ in Amsterdam de beste strafafdoening vinden voor verdachte. Tevens zijn gehoord mevrouw [A] van de Raad van de Kinderbescherming en dhr. [B]van MPZ te Amsterdam, welke beiden het advies van de deskundigen onderschrijven. Ook in het rapport van 20 december 2013 adviseert de Raad voor de Kinderbescherming deze voorwaardelijke maatregel met de genoemde bijzondere voorwaarden.
Ter zitting is tevens gebleken dat de noodzakelijke indicatie voor plaatsing in MPZ verleend zal worden uiterlijk per 17 januari 2014.
De rechtbank is met de deskundigen en de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel de enige passende sanctie is voor verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, waarbij verdachte is overgegaan tot agressief gedrag.
Niet alleen is het gepleegde delict ernstig genoeg voor het opleggen van de jeugdmaatregel, het betreft immers een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak van behandeling ter beveiliging van de maatschappij aanwezig is en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal een positieve ontwikkeling van verdachte doen stagneren, nu door de deskundigen is vastgesteld dat hij intrinsiek gemotiveerd is voor ambulante behandeling en dat de beste setting is voor gedragsverandering. Zowel verdachte als de deskundigen zijn het erover eens dat deze ambulante behandeling plaats dient te vinden bij MultiPlusZorg in Amsterdam, waar men verdachte goed kent en een begeleidings- en behandelkader kan bieden, in combinatie met de aan te bieden ambulante hulpverlening dat tegemoet komt aan de hulpvragen van verdachte. Het voorstel van de verdediging biedt naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende waarborgen.
Gezien al het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jongeren, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opnemen dat verdachte tot de dag van de uitspraak, te weten 17 januari 2014, zal verblijven te Eikenstein in Zeist, zich op die dag zal melden bij de William Schrikker Groep en vervolgens vanuit daar naar MPZ in Amsterdam zal vertrekken om daar te verblijven. Daarnaast zal verdachte zich moeten houden aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, ook als dat inhoudt meewerken aan ambulante behandelingen bij de Jellinekkliniek, De Waag of soortgelijke instellingen.
Nu er zonder behandeling van verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam voor een of meer personen, zal de rechtbank het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien verdachte veroordeeld zal worden wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen en bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 15/750045-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 maart 2013 van de meervoudige strafkamer te Haarlem, waarbij verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen waarvan 71 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met bevel dat van deze straf voor het voorwaardelijk deel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat het vonnis waarop de vordering tot tenuitvoerlegging berust, onherroepelijk is geworden op 28 maart 2013. Het feit waarvoor verdachte terecht staat, dateert van voor deze datum, namelijk 13 februari 2013. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen, nu de proeftijd tijdens het plegen van het strafbare feit nog niet was aangevangen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77a, 77g, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
221 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Maatregel
Legt op aan verdachte
de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Beveelt dat deze maatregel
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als verdachte tijdens de proeftijd de volgende
algemene en bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
algemene voorwaardendat:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit;
de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
de veroordeelde tot vrijdag 17 januari 2014 verblijft in de rijksinrichting de Heuvelrug, locatie Eikenstein in Zeist en zich vanuit daar op diezelfde dag om 10:00 uur zal melden bij de William Schrikker Groep;
de veroordeelde vanaf 17 januari 2014 zal verblijven bij MultiPlusZorg in Amsterdam;
de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem worden gegeven door de William Schrikker Groep, ook als dat inhoudt enige vorm van behandeling bij de Bascule, de Jellinek kliniek of soortgelijke instellingen, indien de William Schrikker Groep dat nodig acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15/750045-12.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. P.J.M. Mol en A.M.M.E. Doekes-Beijnes rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 13 februari 2013 in de gemeente Bussum, althans in het arrondissement Midden Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte de handtas van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met kracht uit de hand(en) van die [slachtoffer] heeft getrokken (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) is weggerend;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL1405 2013006495, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 10 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 44 van het proces-verbaal genoemd onder voetnoot 1.