In de strafzaak tegen de verdachte, die op 13 maart 2014 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de verdachte terecht voor smaad, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats tussen 26 oktober 2009 en 14 april 2010 in de gemeente Almere. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van het slachtoffer heeft aangetast door valse beschuldigingen te uiten via e-mail aan de advocaat en zakelijke relaties van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door hem herhaaldelijk te bedreigen en te intimideren met e-mails en telefoontjes. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een werkstraf van 120 uur had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een voorwaardelijke werkstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet ontvankelijk was in zijn beroep op psychische overmacht, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om weerstand te bieden aan de drang om de feiten te plegen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van een specifieke telefonische mededeling die niet bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, en houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.