ECLI:NL:RBMNE:2014:1337

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
5 april 2014
Zaaknummer
16-701994-13 & 16-601187-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van ex-vriendin

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2014, is de verdachte veroordeeld voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn ex-vriendin. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 juli 2013, waarbij de verdachte de aangeefster tegen haar wil in zijn woning heeft gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster in haar slaapkamer heeft benaderd, haar mond heeft bedekt en haar vervolgens in een auto heeft geduwd. Ondanks haar verzet heeft hij haar naar zijn woning vervoerd en haar daar opgesloten. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, waarbij de verklaringen van de aangeefster over de mishandelingen in de periode van 2010 tot 2013 ook zijn meegenomen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de bedreiging met de dood, omdat er onvoldoende bewijs was voor dit feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de ex-vriendin, voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/701994-13 & 16/601187-10 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1991],
gedetineerd in het Huis van Bewaring Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 23 juli 2013 [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden;
feit 2: in de periode van 1 juni 2010 tot en met 4 juli 2013 [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 3: op 4 juli 2013 [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van aangeefster, de verklaringen van de getuigen, de processen-verbaal van bevindingen en het letsel van aangeefster, zoals blijkt uit de foto’s.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnota, het verweer gevoerd dat de verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat er niet vast is komen te staan dat aangeefster daadwerkelijk in haar bewegingsvrijheid beknot dan wel beperk was, het opzet van verdachte nimmer gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster en het voor verdachte op geen enkel moment duidelijk was dat hij aangeefster tegen haar zin naar zijn woning had gebracht. Voorts meent de verdediging dat dit verdachte ook niet duidelijk had moeten zijn.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 merkt de verdediging het volgende op. Verdachte ontkent aangeefster mishandeld en bedreigd te hebben. De enige bron dat dit anders zou zijn bestaat uit de verklaringen van aangeefster bij de politie. Echter, aangeefster erkent dat in de aangifte van 19 dan wel 23 juli 2013 dingen staan die niet kloppen. Wanneer aangeefster zelf aangeeft dat in de aangifte meerdere fouten staan is het gebruiken van deze verklaring voor het bewijs bijzonder hachelijk. Deze verklaring is hierdoor dusdanig onbetrouwbaar geworden dat zij niet voor het bewijs gebruikt kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak
Partiele vrijspraak feit 2
Onder feit 2, derde gedachtestreepje, is aan verdachte ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) de handen/armen van die [slachtoffer] op haar rug te draaien. Verdachte ontkent dit te hebben gedaan. Nu zich in het dossier slechts een aangifte bevindt over deze mishandeling, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het wettelijk minimum aan bewijs dat verdachte zich aan dit onderdeel van de tenlastelegging schuldig heeft gemaakt. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van het onder feit 2, derde gedachtestreepje, tenlastegelegde partieel vrijspreken.
Vrijspraak feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood, althans met zware mishandeling door haar dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga je neus breken" en/of "Ik heb tape gekocht, ik ga je intapen en naar het bos brengen en niemand die je gaat horen" en/of "Je gaat vandaag nog dood". Verdachte ontkent dit tegen aangeefster te hebben gezegd en het dossier bevat niet meer dan de (directe en indirecte) verklaring van aangeefster dat verdachte deze of dergelijke woorden tegen haar heeft gezegd. Verdachte dient derhalve van het onder 3 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs.
4.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende. [1]
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster [slachtoffer] verklaarde dat zij op 23 juli 2013 lag te slapen in de woning van haar moeder aan de [adres] in [woonplaats]. [2] Zij werd wakker toen iemand zijn hand voor haar mond deed. Aangeefster zag [verdachte] (zijnde verdachte) voor haar staan. [3] Verdachte zei dat hij via de balkondeur binnen was gekomen. [4] Verdachte zei tegen aangeefster dat zij rustig moest zijn. Aangeefster zei tegen verdachte dat hij beter weg kon gaan voordat het uit de hand zou lopen. Verdachte zei dat hij en aangeefster even naar de auto moesten lopen. [5] Zij wilde dit niet en bleef staan. Verdachte pakte de hand van aangeefster beet en zei dat zij moest lopen naar de auto. Aangeefster liep toen mee naar de auto. [6] Verdachte zette aangeefster toen in de auto. Aangeefster zei dat zij niet mee wilde. Aangeefster zat achter de bestuurder en verdachte zat naast haar. Zij zijn naar het huis van verdachte in [woonplaats] gereden. [7] Verdachte en aangeefster zijn de woning ingegaan. Verdachte heeft de woning van binnen op slot gedraaid. Aangeefster wist toen dat zij niet weg kon en bleef vooral rustig om verdachte te vriend te houden. De politie belde aan bij de woning. Verdachte en aangeefster zijn toen naar de kamer van de vader van verdachte gegaan en in de kast gaan zitten. [8]
Getuige [getuige 1] sliep op 23 juli 2013 samen met aangeefster in de woning van haar moeder. De getuige werd wakker van geluid en een lichtschijnsel in de slaapkamer. De getuige hoorde de persoon tegen aangeefster zeggen: “stil [slachtoffer], ik ben het [verdachte], dit is geen droom”. De getuige hoorde dat aangeefster iets probeerde terug te zeggen, maar kon dit niet verstaan omdat aangeefster mompelde. De getuige hoorde dat de persoon zwaar ademde en meerdere malen tegen aangeefster zei dat ze mee moest gaan. De getuige hoorde dat aangeefster met zachte stem zei dat ze dit niet wilde. De getuige zag dat zij via de slaapkamer deur de kamer verlieten. [9]
Op 23 juli 2013 trad de politie binnen in de woning van verdachte, gevestigd aan de
[adres] te [woonplaats], gemeente [woonplaats]. Verbalisant
[verbalisant] betrad de woning door via een uitstaand raam naar binnen te klimmen. De verbalisanten troffen boven in de woning een deur welke op slot zat. Na roepen hoorden verbalisanten een mannen stem. De deur is door middel van trappen geopend. De verbalisanten zagen verdachte en aangeefster op het bed zitten. [10]
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [slachtoffer] verklaarde dat zij zes jaar een relatie heeft gehad met verdachte. [11] De eerste keer toen verdachte haar mishandelde was in de zomer van 2010. Aangeefster stond bij de voordeur van de woning van de zus van verdachte aan de [adres] te [woonplaats]. Aangeefster rende weg. Zij zag dat verdachte achter haar aan kwam. Aangeefster werd van achter opzettelijk en met kracht onderuit gehaald. Aangeefster viel hierdoor op de grond met haar hoofd naar achter op de straatstenen. Aangeefster had een gat in haar hoofd. Aangeefster voelde pijn. Aangeefster is toen met haar vader en zus naar Schiphol gegaan. Zij zou binnen twee uur naar Turkije vliegen. [12]
In januari 2013 haalde verdachte aangeefster op van school. Aangeefster stapte bij verdachte in de bus. Verdachte had zijn arm in 90 graden gebogen en sloeg aangeefster met zijn gebalde vuist. Dit was opzettelijk en met kracht. Aangeefster voelde gelijk haar oog opzwellen en dik worden. Zij zag een blauw oog. Verdachte reed toen met aangeefster naar haar werk in Utrecht. [13]
Aangeefster heeft foto’s gemaakt van het letsel van de mishandeling van januari 2013 en deze foto’s aan de politie overgelegd. [14]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat aangeefster kort voor haar vakantie naar Turkije naar de woning van de zus van verdachte is gelopen. De getuige zag dat verdachte achter aangeefster rende. De getuige zag dat verdachte aangeefster bij haar haren naar achteren trok en begon te trappen. De getuige zag dat aangeefster op de grond viel. [15] De getuige zag dat verdachte helemaal uit het lint ging en aangeefster weer begon te trappen. [16]
Bewijsoverweging vrijheidsberoving
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gesteld dat geen sprake is geweest van vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Hij stelt zich op het standpunt dat er niet vast is komen te staan dat aangeefster daadwerkelijk in haar bewegingsvrijheid was beknot dan wel beperk, het opzet van verdachte nimmer gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster, het voor verdachte op geen enkel moment duidelijk was dat hij aangeefster tegen haar zin naar zijn woning had gebracht en dit verdachte ook niet duidelijk had moeten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd een impliciete dreiging van geweld behelzen als gevolg waarvan aangeefster geen verzet heeft geboden. Verdachte is midden in de nacht via het balkon de woning van de moeder van aangeefster binnengegaan, heeft zijn hand op de mond van aangeefster gelegd, heeft aangeefster - die slechts gekleed was in een nachtjapon en op blote voeten - ondanks haar weigering meegenomen naar zijn woning en heeft ook toen hem duidelijk was dat de politie bij zijn woning was zich in de woning stil gehouden en is vervolgens samen met aangeefster in een kast in een afgesloten slaapkamer gaan zitten. Door de situatie die verdachte welbewust heeft gecreëerd en gelet op het verleden waarbij aangeefster meermalen is mishandeld door verdachte, is er bij aangeefster de indruk gewekt dat, als zij niet zou meewerken, er geweld tegen haar zou worden gebruikt. De rechtbank is gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden dan ook van oordeel dat de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 23 juli 2013 te [woonplaats] en [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk zonder toestemming en tegen de wil van die [slachtoffer] haar slaapkamer binnengedrongen en een hand op haar mond gelegd en haar in een auto laten plaatsnemen en haar met die auto vervoerd naar zijn, verdachtes, woning en haar mee naar binnen genomen en de deur van die woning afgesloten en die [slachtoffer] in een (slaap)kamer in een kast verstopt en de deur van die (slaap)kamer op slot gedaan;
2.
meermalen in de periode van 1 juni 2010 tot en met 4 juli 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht, en Utrecht telkens opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer],
- met kracht onderuit heeft gehaald en geschopt, waardoor die [slachtoffer] met haar hoofd op de grond is gevallen en
- eenmaal met kracht in het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 2:mishandeling, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door psycholoog M.F. Raven. Op 3 januari 2014 heeft de psycholoog een rapport uitgebracht. De psycholoog concludeert dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een disharmonisch intelligentieprofiel. Zijn verbale vaardigheden en algemene kennis liggen op een laaggemiddeld niveau, maar zijn onmiddellijke probleemoplossingsvaardigheden -van belang in sociale situaties -, zijn alertheid en de snelheid waarmee hij informatie verwerkt, liggen op een moeilijk lerend tot licht verstandelijk beperkt niveau.
Door de volledige ontkenning van verdachte kan niet worden vastgesteld op welke manier en in welke mate de vastgestelde gebrekkige ontwikkeling op het tenlastegelegde heeft doorgewerkt. De psycholoog adviseert om verdachte voor het ten laste gelegde als licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt het oordeel van de psycholoog over en is van oordeel dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid volledig uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft hij gevorderd een contactverbod met [slachtoffer], gedurende de proeftijd. Deze voorwaarde zou dadelijk uitvoerbaar verklaard moeten worden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving van zijn ex-vriendin. Voorts heeft verdachte haar gedurende hun relatie meerdere malen mishandeld.
Vrijheidsberoving en mishandeling zijn ernstige strafbare feiten. Het vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, het is voor het slachtoffer een beangstigende en bedreigende situatie en veroorzaakt pijn en leed. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het welzijn van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen. Een gedeelte van deze straf, te weten 6 maanden, zal zij voorwaardelijk opleggen met als doel dat dit verdachte zal weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal zij de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte wordt verboden om gedurende de proeftijd contact te leggen met het slachtoffer [slachtoffer].
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er op grond van de aard van de bewezenverklaarde feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van € 904,00, waarvan € 154,00 voor materiële schade en € 750,00 voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces. De immateriële schade is begroot op € 250,00 voor ieder strafbaar feit.
9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aangevoerd niet in te zien waarom in onderhavige zaak € 250,00 per feit aan immateriële schade is gevorderd, terwijl er in vergelijkbare zaken een lager bedrag is toegekend.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 654,00 een rechtsreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 154,00 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 23 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank acht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering, nu verdachte is vrijgesproken van feit 3 en er aldus geen rechtstreeks verband is met het ontstaan van die schade. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden, opgelegd bij vonnis van 2 februari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het primaire standpunt verzoekt de verdediging afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat feit 2 deels ziet op een periode waarop de voorwaardelijke straf nog niet was opgelegd. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de voorwaardelijke straf is opgelegd voor een compleet andersoortig feit dan onderhavige feiten. Toewijzing van de vordering van de officier van justitie ligt dan ook niet in de rede.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tenuitvoerlegging worden toegewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 24c, 36f, 57, 282, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte feit 1 en feit 2 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 2:mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 654,00 (zegge zeshonderdvierenvijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 654,00 (zegge zeshonderdvierenvijftig euro) aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 23 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 13 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf
Gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 2 februari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601187-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. A. van Maanen en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht, en/of [woonplaats],
althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar
opzettelijk wederrechtelijk zonder toestemming en/of tegen de wil van die
[slachtoffer] haar slaapkamer binnengedrongen en/of een hand op/over haar mond
gelegd en/of haar in een auto geduwd en/of laten plaatsnemen en/of de
autodeur(en) (van binnenuit) op slot gedaan en/of haar met die auto vervoerd
naar zijn, verdachtes, woning en/of haar mee naar binnen genomen en/of de deur
van die woning afgesloten en/of de sleutel in zijn, verdachtes, zak gestoken
en/of die [slachtoffer] in een (slaap)kamer in een kast verstopt en/of de deur van die
(slaap)kamer op slot gedaan;
2.
hij meermalen, in elk geval eenmaal in of omstreeks de periode van 1 juni 2010
tot en met 4 juli 2013 te [woonplaats], gemeente Utrecht, en/of Utrecht en/of
Amsterdam en/of [woonplaats], althans in Nederland, (telkens) opzettelijk
mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer],
- ( met kracht) onderuit heeft gehaald en/of geschopt (waardoor die [slachtoffer] met
haar hoofd op de grond is gevallen) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd,
in elk geval op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
- ( met kracht) de handen/armen van die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 04 juli 2013 te [woonplaats] en/of Utrecht, althans in
Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga je neus breken" en/of "Ik heb
tape gekocht, ik ga je intapen en naar het bos brengen en niemand die je gaat
horen" en/of "Je gaat vandaag nog dood", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 75 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 73 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 76 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 73 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 76 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 74 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL091A-2013164512-1, blz. 77 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] nr. PL0910-2013164512-4, blz. 84 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
10.Proces-verbaal van binnentreding woning nr. PL0920-2013164512-6, blz. 106-107 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL0910-2013161762-1, blz. 64 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL0910-2013161762-1, blz. 65 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] nr. PL0910-2013161762-1, blz. 66 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
14.Blz. 69-73 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] nr. PL0910-2013164512-2, blz. 90 van het proces-verbaal nr. 2013164512.
16.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] nr. PL0910-2013164512-2, blz. 91 van het proces-verbaal nr. 2013164512.