ECLI:NL:RBMNE:2014:1333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
16-661332-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van oproeping in ontbindingszaak met wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 31 januari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontbindingszaak met parketnummer 16/661332-13. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie, die op 16 januari 2014 is ingediend. De vordering strekt tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht. Dit bedrag is geschat op een maximumbedrag van € 4.975,00. De verdachte, geboren in Afghanistan en wonende in Groot-Brittannië, is niet ter zitting verschenen. Uit de processtukken is gebleken dat de oproeping van de verdachte niet op de wettelijk voorgeschreven wijze is uitgereikt. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de oproeping nietig is. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechters P.P.C.M. Waarts, L.M.G. de Weerd en M.P. Glerum betrokken waren. De griffier, drs. E.M.S. Arduin, was aanwezig bij de uitspraak, die openbaar is gedaan op dezelfde datum als de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht
Parketnummer: 16/661332-13 (ontneming)
Datum uitspraak: 31 januari 2014
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [woonplaats] (Groot-Brittanië), [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2014.

1.De vordering

De vordering van de officier van justitie d.d. 16 januari 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4, Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 4.975,00.

2.De procesgang

De verdachte is niet ter zitting verschenen.
Uit de stukken is gebleken dat de oproeping van de verdachte niet is uitgereikt op een bij de wet voorgeschreven wijze.

3.DE BESLISSING

De rechtbank verklaart de oproeping van de verdachte voor de zitting van heden nietig.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.P.C.M. Waarts (voorzitter), L.M.G. de Weerd en M.P. Glerum, bijgestaan door drs. E.M.S. Arduin als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2014.