ECLI:NL:RBMNE:2014:1328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
16-661244-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg tijdens verkeersruzie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2014, stond de verdachte terecht voor mishandeling van het slachtoffer, waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 6 maart 2013 te Zeist, waar de verdachte tijdens een verkeersruzie het slachtoffer met een vuistslag tegen het hoofd heeft geslagen. Het slachtoffer viel als gevolg van deze klap achterover en liep ernstig letsel op, waaronder een schedelbreuk en hersenbloeding. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 14 maart 2014 gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.G.J. Booij.

De tenlastelegging omvatte zowel zware mishandeling als eenvoudige mishandeling. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging voerde aan dat er geen causaal verband was tussen de klap en het letsel van het slachtoffer en dat er sprake was van noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar de vuistslag had gegeven, maar dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling, maar achtte de eenvoudige mishandeling wel bewezen.

De rechtbank legde een werkstraf op van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de impact daarvan op zijn leven, maar ook met het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat hij nooit de intentie had gehad om dergelijk letsel toe te brengen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van proportionaliteit in geweldsincidenten, vooral gezien de achtergrond van de verdachte als professioneel bokser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661244-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.G.J. Booij, advocaat te De Meern.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
(primair)[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel
(subsidiair)[slachtoffer] heeft mishandeld ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet -al dan niet in voorwaardelijke zin- heeft gehad op zware mishandeling van het slachtoffer en vordert vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op basis van het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het aan hem subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaring van verdachte, de getuigenverklaringen en de medische rapporten van het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - onder verwijzing naar zijn pleitnota - ten aanzien van het primair tenlastegelegde aangevoerd dat er uit het dossier geen causaal verband kan worden afgeleid tussen de klap of stomp door verdachte en het letsel van het slachtoffer. Het ontbreken van het causaal verband levert een afzonderlijke grond op voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Voorts voert de verdediging aan dat er in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden is voor de gedachte dat verdachte ‘willens en wetens’ zwaar lichamelijk letsel nastreefde. Van een dergelijke vooropgezetheid, van een op dergelijk letsel gerichte klap, is niet gebleken. De verdediging is tevens van mening dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Noch de ‘aanmerkelijke kans’ kan in deze zaak worden bewezen, noch ‘het voor lief nemen’ van die kans.
De verdediging heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat er geen sprake was van opzet, gericht op eenvoudige mishandeling. De enkele klap had geen pijn of letsel als doel, maar was slechts bedoeld om de aanval van het slachtoffer jegens verdachte te stoppen. Voorts ontbreekt de wederrechtelijkheid aan de klap of stomp van verdachte. Er was naar het oordeel van de verdediging sprake van een noodweersituatie. Subsidiair doet de verdediging een beroep op noodweerexces.
De verdediging heeft om aanvulling en actualiseren van de medische gegevens van het slachtoffer verzocht. Hierbij is erop gewezen dat het letsel van het slachtoffer gedateerd en onvolledig is. De meest recente gegevens dateren van juni/juli 2013. Dit is juridisch van belang, omdat de bewijsmiddelen duidelijke indicaties moeten verschaffen over de aard en de ernst van het letsel, van de eventuele noodzaak tot medisch ingrijpen én van het wel of niet ontbreken van uitzicht op (volledig) herstel. De verdediging heeft benadrukt dat in ieder geval het laatste ontbreekt, terwijl er wel duidelijke aanwijzingen zijn voor steeds sneller herstel van het slachtoffer op zowel lichamelijk als geestelijk gebied.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank baseert haar oordeel op de hierna volgende bewijsmiddelen. [1]
Verdachte heeft bekend dat hij op 6 maart 2013 te Zeist [slachtoffer] een vuistslag tegen zijn kin heeft gegeven. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zag dat het slachtoffer meteen onderuit ging. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 6 maart 2013 liep op de Cornelis Schellingerlaan te Zeist. [3] De getuige zag dat de fietser (zijnde verdachte) met zijn vuist uithaalde en de automobilist (zijnde het slachtoffer) op zijn gezicht sloeg. De getuige zag toen dat het slachtoffer door de klap achterover viel. Het slachtoffer viel stijl achteruit met zijn achterhoofd op de grond. De getuige hoorde dat het slachtoffer met zijn achterhoofd hard op de grond bonkte. [4]
[slachtoffer] is op 6 maart 2013 per ambulance vervoerd naar de spoed eisende hulp van het AMC in Amsterdam. Aldaar is vastgesteld dat hij gedesoriënteerd was in plaats en persoon en een apathische indruk maakte. In verband met de ernstige medische situatie is verdachte opgenomen op de intensive care. Op de gemaakte CT scans zijn aan de voorzijde van de hersenen zowel links als rechts kneuzinghaarden gezien. Tevens is er sprake van subarachnoidaal bloed. Ook zijn barsten gezien aan de achterzijde van de schedel van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft op 9 maart 2013 en 11 maart 2013 als gevolg van hersenschade een bewustzijnsdaling doorgemaakt. Er werd voor het leven van het slachtoffer gevreesd. Alle medische informatie overziend kan gesteld worden dat er bij het slachtoffer, als gevolg van trauma, sprake is van zeer ernstig en uitgebreide hersenschade. Zeer langdurige revalidatie van vele maanden zal noodzakelijk zijn om de bij het slachtoffer aanwezige restcapaciteit te activeren. Het is nagenoeg uitgesloten dat het slachtoffer na revalidatie zal functioneren op het niveau van voor het trauma. Dit zal consequenties hebben voor zijn werk en zijn algemeen/sociaal functioneren. [5]
Kwalificatie van het letsel
Een schedelbreuk, hersenbloeding en ernstig en zeer uitgebreide hersenschade, waarbij zeer langdurige revalidatie van vele maanden noodzakelijk wordt geacht om de restcapaciteit te activeren, dient als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet – artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht – aangemerkt te worden. Bij genoemd letsel ontbreekt immers het uitzicht op een volkomen genezing.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om aanvulling en actualisering van de medische gegevens van het slachtoffer af. De rechtbank acht de huidige medische gegevens niet relevant voor beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
Bij de vraag of er sprake is van zware mishandeling of mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Vaststaat dat verdachte het slachtoffer eenmaal met gebalde vuist met kracht tegen het hoofd heeft gestompt, ten gevolge waarvan het slachtoffer recht achterover is gevallen en met zijn hoofd zeer hard op het wegdek terecht is gekomen, waarna hij het bewustzijn heeft verloren en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het feit gelet op het handelen van verdachte, de uiterlijke verschijningsvormen daarvan en de omstandigheden waaronder dat handelen heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte met kracht een vuistslag tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven en deze vuistslag kennelijk zo hard was dat het slachtoffer ten gevolge van die vuistslag achterover viel, onvoldoende grond vormt voor het oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Voorts is niet gebleken dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Opzet op mishandeling
De raadsman stelt dat er geen sprake was van opzet, gericht op eenvoudige mishandeling, omdat de enkele klap geen pijn of letsel als doel, maar was slechts bedoeld om de aanval van het slachtoffer jegens verdachte te stoppen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, het doel van de vuistslag en gelet op de ervaring van verdachte als bokser kan het niet anders zijn dan dat hij wist dat het geven van een dergelijke vuistslag tenminste pijn tot gevolg zou hebben.
Overige bewijsoverwegingen
Uit het feit dat het slachtoffer ten gevolge van de vuistslag onmiddellijk achterover is gevallen, volgt dat dat de vuistslag met veel kracht is gegeven door verdachte.
Conclusie
Resumerend acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte de primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft gepleegd, maar acht het wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
subsidiair
op 06 maart 2013 te Zeist opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met gebalde
vuist en met veel kracht die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd heeft gestompt, waardoor die [slachtoffer] recht achterover is gevallen en met zijn hoofd zeer hard op
de grond is gevallen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk
letsel,
- schedelbreuk,
- hersenletsel en hersenbloeding[en],
heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

6.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair een beroep gedaan op noodweer. De verdediging heeft hierbij aangevoerd dat verdachte de klap of stomp heeft gegeven omdat die was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. Het slachtoffer stapte uit zijn auto, riep dat hij verdachte ging slaan, liep op hem af en begon met zijn vuisten naar en tegen verdachte te slaan. Verdachte werd meermalen door de slagen van het slachtoffer geraakt en liep daardoor pijn en letsel op. Als reactie daarop gaf verdachte, nog tijdens de actie van het slachtoffer, de klap. De verdediging van verdachte was noodzakelijk en voldeed aan de proportionaliteitseis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Slechts verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer slaande bewegingen richting hem maakte die hij met zijn armen heeft afgeweerd. De getuigen [getuige] heeft verklaard dat er sprake was van een schermutseling, maar heeft niet gezien dat het slachtoffer slaande bewegingen naar verdachte heeft gemaakt. Voorts is op geen enkele wijze gebleken dat het letsel weergegeven op pagina 53 van het proces-verbaal nr. [nummer] letsel betreft dat is opgelopen tijdens het voorval op 6 maart 2013 en is veroorzaakt door geweld van het slachtoffer jegens verdachte. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de vorm van slaande bewegingen. Het beroep op noodweer zal daarom worden verworpen.
Het hiervoor overwogene maakt dat de rechtbank het bewezenverklaarde strafbaar acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
subsidiair:mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Het bestaan van een andere rechtvaardigingsgrond is evenmin aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat - indien de enkele klap disproportioneel wordt bevonden - noodweerexces dient te worden aanvaard. Het is invoelbaar dat de onverhoedse en ongerechtvaardigde verbale en fysieke aanval door het slachtoffer een dermate schrikreactie opriep, nog versterkt door de eerdere bijna-aanrijding, dat met één enkele klap of stomp is gereageerd om de aanranding te laten stoppen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het beroep op noodweerexces overweegt de rechtbank dat zij het beroep op noodweer heeft verworpen omdat het bestaan van een noodsituatie niet aannemelijk is geworden (zoals overwogen in 6.3). Van noodweerexces kan daarom geen sprake zijn. De rechtbank verwerpt het beroep.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde, nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die zijn strafbaarheid opheft.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een strafoplegging komt heeft de verdediging bepleit dat aan verdachte een volledig voorwaardelijke straf wordt opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tijdens een verkeersruzie het slachtoffer een vuistslag tegen het hoofd gegeven ten gevolge waarvan het slachtoffer achterover is gevallen, met zijn hoofd hard op het wegdek terecht is gekomen en hersenletsel heeft opgelopen.
Het slachtoffer heeft bij deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft ter zitting naar voren gebracht hoe zijn leven en dat van zijn familie sinds 6 maart 2013 ingrijpend is veranderd en veranderd zal blijven. Het slachtoffer heeft hard gewerkt om fysiek weer te herstellen, maar merkt dagelijks dat zijn leven totaal is veranderd en dat hij niet meer de man is wie hij was voor het hersenletsel.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad dergelijk zwaar en ingrijpend letsel toe te brengen. Dit neemt echter niet weg dat het letsel wel degelijk aan het handelen van verdachte is te wijten.
De rechtbank rekent ten nadele van verdachte mee dat de vele omstanders op straat, waaronder de minderjarige zoon van verdachte, mee dat de vele omstanders, waaronder de wild geconfronteerd zijn met deze mishandeling en haar gevolgen. t van zijn familie siongewild geconfronteerd zijn met deze mishandeling en haar gevolgen. Voor de samenleving in het algemeen geldt dat deze misdrijven, zeker als deze worden begaan op een openbare plaats, als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken.
Voorts rekent de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat verdachte professioneel bokser is geweest en ten tijde van het plegen van het delict bokstrainer was. Van een professioneel bokser mag worden verwacht dat deze conflicten uit de weg gaat en deze op een correcte, niet gewelddadige wijze, oplost. Verdachte heeft dat niet gedaan en zijn handelen heeft geleid tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank weegt ten voordele van verdachte mee dat uit zijn uittreksel uit zijn justitiële documentatie d.d. 31 januari 2014 is gebleken dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 8 juli 2013, opgemaakt door I.M. Brandsma, reclasseringswerker, waaruit op geen van diverse leefgebieden problemen zijn geconstateerd.
De rechtbank is gezien bovengenoemde overwegingen van oordeel dat de maximale werkstraf van 240 uren een passende straf is en zal verdachte deze straf opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, nu er geen reëel risico bestaat dat verdachte zich wederom aan dergelijke feiten schuldig zal maken.
sel veroorzaakt bij een man die is gevallen en hersenletsel heeft opgelopen. Verdachte heeft op deze wijze zwaar lichamelijk

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair:mishandeling, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. J. Mendlik en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2014.
Mr. J. Mendlik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Zeist, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(- schedelbreuk, althans een breuk van het achterhoofdbeen en/of
- hersenletsel en/of hersenbloeding[en]),
heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk (met gebalde
vuist) en/of (met [veel] kracht) die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd te
slaan en/of te stompen en/of te stoten (waardoor die [slachtoffer] recht
achterover is gevallen en/of met zijn hoofd (zeer) hard op de grond is
gevallen);
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 maart 2013 te Zeist, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met gebalde
vuist) en/of (met [veel] kracht) die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd
heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten (waardoor die [slachtoffer]
recht achterover is gevallen en/of met zijn hoofd (zeer) hard op de grond is
gevallen), tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk
letsel,
- schedelbreuk, althans een breuk van het achterhoofdbeen en/of
- hersenletsel en/of hersenbloeding[en],
althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2013.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] nr. [nummer]-9, blz. 32 van het proces-verbaal nr. [nummer].
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] nr. [nummer]-9, blz. 33 van het proces-verbaal nr. [nummer].
5.Medische informatie betreffende dhr. [slachtoffer] d.d. 25 maart 2013.