ECLI:NL:RBMNE:2014:1327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
16-661633-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk brand stichten en opzettelijk brand stichten in Veenendaal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2014, stond de verdachte terecht voor de poging tot opzettelijk brand stichten en opzettelijk brand stichten in Veenendaal. De verdachte, geboren in 1963 en ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. Moszkowicz. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de eerste was de poging om in de nacht van 16 op 17 augustus 2012 brand te stichten in een auto, en de tweede was het daadwerkelijk in brand steken van diezelfde auto op 18 augustus 2012. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit had gepleegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de subsidiaire tenlastelegging van feit 1 en feit 2, op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid en andere psychische stoornissen, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661633-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Winterswijk op[1963],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
Primair: in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 17 augustus 2012 brand heeft gesticht in een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Subsidiair: heeft geprobeerd in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 17 augustus 2012 brand te stichten in een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Meer subsidiair: in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 17 augustus 2012 een auto heeft vernield.
Feit 2:
Op 18 augustus 2012 brand heeft gesticht in een auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd en vordert dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiften, de processen-verbaal van sporenonderzoek en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat verdachte nabij de rechterachterwiel van de personenauto droog gras en een vlag van de C1000 heeft besprenkeld met lampenolie en vervolgens met een aansteker het gras heeft aangestoken. Echter blijkt uit het dossier dat deze brandstichting feitelijk niet is gelukt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde voltooide brandstichting.
4.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafrecht, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [1]
- de aangifte van [A], namens [B]; [2]
Ten aanzien van feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [3]
- de aangifte van [A], namens [B]; [4]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
in de periode van 16 augustus 2012 tot en met 17 augustus 2012 te Veenendaal ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een personenauto (merk: Opel), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (voornoemde personenauto en de goederen in voornoemde personenauto en garages en zich in die garages bevindende goederen) te duchten was, met dat opzet een doek/tod en droog gras heeft besprenkeld met olie en dat gras en die doek/tod vervolgens met een aansteker heeft aangestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 18 augustus 2012 te Veenendaal, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een personenauto (merk: Opel), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine over die auto gegooid
en een prop papier aangestoken en vervolgens die prop naar voornoemde personenauto gegooid, ten gevolge waarvan die prop en die benzine en voornoemde personenauto zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (voornoemde personenauto en de goederen in voornoemde personenauto en één schuur en zich in die schuur bevindende goederen) te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1, subsidiair: poging opzettelijk brand stichten, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2: opzettelijk brand stichten, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is psychologisch onderzocht door gz-psycholoog dr. D.J. Burck. De psycholoog heeft in het rapport van 21 februari 2014 geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en afhankelijke trekken. Voorts is verdachte lijdende aan (verlatings)depressie en alcoholafhankelijkheid, die beiden thans in vroege remissie zijn. Bovenstaande stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Door middel van het stichten van brand heeft verdachte op een indirecte manier aandacht voor zijn situatie gevraagd en tevens een soort macht/wraakbeleving ervaren. Het gevoel van uitzichtloosheid heeft daarbij zodanig overheerst, dat hij zich over de consequenties van zijn daden nauwelijks heeft bekommerd. Zijn onvermogen om zijn gedrag te analyseren en zijn handelingsalternatieven te overzien, zal op grond van de persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en afhankelijke trekken en de verlatingsdepressie zodanig beperkt zijn geweest, dat te adviseren valt verdachte voor het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en is derhalve van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte is wel strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot werkstraf van 200 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en verplicht reclasseringstoezicht, een gedragsinterventie en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering van 4 december 2013. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat aan verdachte wordt opgelegd een werkstraf van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geprobeerd in de nacht van 16 op 17 augustus 2012 de auto van zijn ex schoonfamilie in brand te steken. Toen is gebleken dat de brandstichting niet was gelukt is verdachte de volgende dag terug gegaan naar de auto, heeft deze auto overgoten met benzine en in brand gestoken.
Brandstichting is een zeer gevaar zettend en voor de omgeving bedreigend delict. Zo is ook gebleken in onderhavige zaak, waarbij een naast de auto gelegen schuur is beschadigd door de brand.
In deze zaak acht de rechtbank de persoon van de verdachte en zijn problematiek van groot belang. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank dan ook rekening gehouden met:
- voormeld rapport van dr. D.J. Burck, gz-psycholoog. De psycholoog is van oordeel dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en afhankelijke trekken. Daarnaast is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een verlatingsdepressie en alcoholafhankelijkheid. De psycholoog is van mening dat verdachte baat heeft bij een behandeling die hem inzicht geeft in zijn persoonlijkheidsstoornis en die hem motiveert voor behandeling in de vorm van sociale vaardigheids- of assertiviteitstraining. Er wordt een ambulante behandeling van lage tot gemiddelde intensiteit geadviseerd voor de duur van een jaar, waarbij geen speciale eisen aan beveiliging wordt gesteld. Tevens wordt geadviseerd om reclasseringstoezicht op te leggen.
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 4 december 2013, opgemaakt door P. Remmerswaal, reclasseringswerker, inhoudende het advies om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht, de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden en een behandelverplichting.
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 oktober 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, laatstelijk op 25 februari 2013 tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een werkstraf van 100 uren. Bij de beoordeling van de zaak houdt de rechtbank rekening met de hiervoor genoemde veroordeling en past daarom artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook conform de eis van de officier van justitie een werkstraf opleggen van 200 uren waarvan 100 uren voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en de na te noemen bijzondere voorwaarden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45, 57, 63, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:poging opzettelijk brand stichten, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2:opzettelijk brand stichten, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
200 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 100 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende voorwaarden niet is nagekomen, namelijk de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
en de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich na zijn veroordeling binnen twee werkdagen meldt bij BouwmanGGZ Reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt;
verplicht deelneemt aan de volgende gedragsinterventie: GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
verplicht zijn medewerking verleent aan een intake bij de forensische polikliniek van BouwmanGGZ of een soortgelijke instelling en indien geïndiceerd zich laat behandelen en/of een training volgt.
Geeft opdracht aan Bouwman GGZ Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2014.
Mr. J. Mendlik is buiten staat dir vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 augustus
2012 tot en met 17 augustus 2012 te Veenendaal, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in een (personen)auto (merk: Opel),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een doek/tod en/of droog gras
besprenkeld met olie en/of dat gras en/of die doek/tod (vervolgens) (met een
aansteker) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met gras en/of een doek/tod, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan dat gras en/of die doek/tod en/of een wiel/band van
voornoemde (personen)auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen
(voornoemde auto en/of de goederen in voornoemde auto en/of één of meerdere
garage(s), althans bouwwerk(en), en/of zich in die garage(s), althans
bouwwerk(en), bevindende goederen) te duchten was;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 augustus
2012 tot en met 17 augustus 2012 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te
stichten aan/in een (personen)auto (merk: Opel), terwijl daarvan gemeen gevaar
voor goederen (voornoemde (personen)auto en/of de goederen in voornoemde
(personen)auto en/of één of meerdere garage(s), althans bouwwerk(en), en/of
zich in die garage(s), althans bouwwerk(en), bevindende goederen) te duchten
was,met dat opzet een doek/tod en/of droog gras heeft besprenkeld met olie
en/of dat gras en/of die doek/tod (vervolgens) (met een aansteker) heeft
aangestoken, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft
gebracht met gras en/of een tod/doek, althans met (een) brandbare stof(fen),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 augustus
2012 tot en met 17 augustus 2012 te Veenendaal, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk: Opel), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en
wederrechtelijk één of meerdere ruitenwisser(s) te verbuigen en/of één of
meerdere goed(eren) die op/bij een wiel/band van voornoemde (personen)auto
lag(en) in brand te steken.
2.
hij op of omstreeks 18 augustus 2012 te Veenendaal, in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een (personen)auto (merk: Opel),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine over die auto gegooid
en/of (een prop) papier aangestoken en/of (vervolgens) die/dat prop/papier
naar voornoemde (personen)auto gegooid, in elk geval opzettelijk (open) vuur
in aanraking gebracht met benzine en/of voornoemde (personen)auto, althans met
(een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die/dat prop/papier en/of die
benzine en/of voornoemde (personen)auto geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen (voornoemde (personen)auto en/of de goederen in voornoemde
(personen)auto en/of één of meerdere schu(u)r(en), althans bouwwerk(en), en/of
zich in die schu(u)r(en), althans bouwwerk(en), bevindende goederen) te
duchten was.

Voetnoten

1.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte van Gerritje Cornelia van Geerenstein, opgenomen op pagina 21 van het proces-verbaal dossiernummer PL0950 2013114480, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 74.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014.
4.Proces-verbaal van aangifte van Gerritje Cornelia van Geerenstein, opgenomen op pagina 28 van het proces-verbaal dossiernummer PL0950 2013114480, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 74.