ECLI:NL:RBMNE:2014:1326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
16-701873-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van witwassen na onvoldoende bewijs van wetenschap en betrokkenheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2014, stond de verdachte terecht voor de verdenking van medeplegen van witwassen. De zaak kwam voort uit een incident op 26 oktober 2012, waarbij de politie een BMW met verdachte en medeverdachten aanhield. Tijdens de controle werd een aanzienlijke hoeveelheid contant geld, in totaal € 27.950,-, aangetroffen onder de bijrijdersstoel van de auto. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met anderen dit geld had gewitwasht, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van het geld en slechts een lift had gekregen van de medeverdachten.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van het geld in de auto of dat hij betrokken was bij het witwassen ervan. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de betrokkenen inconsistent waren en dat er geen duidelijke link was tussen de verdachte en het aangetroffen geld. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte of de medeverdachten zich als eigenaar van het geld hadden gemeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij samen met anderen geldbedragen had gewitwasht. Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de in beslag genomen geldbedragen, waarvan de rechthebbende niet kon worden vastgesteld, onder bewaring worden gesteld ten behoeve van de rechthebbende. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701873-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in 1977,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2014 en 21 maart 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 3 januari 2014 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 oktober 2012 te Utrecht al dan niet in vereniging met anderen geldbedragen heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor witwassen van deze geldbedragen wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niets af wist van het geld onder de bijrijdersstoel in de auto. Voorts is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en[medeverdachte 2]. Verdachte kreeg slechts een lift van deze mannen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
Op 26 oktober 2012 omstreeks 01.29 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Aziëlaan in Utrecht een zwarte personenauto van het merk BMW en voorzien van het kenteken [kenteken]. De tenaamgestelde van het voertuig bleek te zijn Sofian Said. Toen verbalisanten hun dienstvoertuig naast de BMW tot stilstand brachten zagen zij drie inzittenden. Verbalisanten zagen dat de bestuurder van de zwarte BMW wegreed. Verbalisanten reden de BMW achterna. De BWM kwam tot stilstand en de bijrijder en de passagier, die achter de bijrijder zat, stapten beiden uit en liepen weg in de richting van de Van Eechoudlaan te Utrecht.
Verbalisant [verbalisant 1] sprak de bestuurder van de BMW (zijnde medeverdachte [medeverdachte 1]) aan en zag hierbij dat zich onder de bijrijdersstoel van de BMW een blauwe plastic zak uitstak. Verbalisant zag dat uit de zak veel bankbiljetten van vijftig euro staken. Dit geld bleek te bestaan uit verschillende bankbiljetten van in totaal € 27.950,-.
Verbalisant [verbalisant 2] reed de weggelopen twee passagiers van de BMW achterna en hield beide passagiers van de BMW constant in het zicht. De passagier achter de bijrijder bleek na controle te zijn [verdachte], zijnde verdachte. De bijrijder gaf op te zijn [medeverdachte 2], zijnde medeverdachte.
Verbalisant [verbalisant 2] trof op de looproute van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] - ter hoogte van de plek waar zij staande zijn gehouden - een stapel met 60 bankbiljetten van tien euro. Dit geld was op dezelfde manier verpakt als het geld dat in de auto is aangetroffen, namelijk met elastiekjes en één opgevouwen bankbiljet om het totaal aan bankbiljetten bij elkaar te houden.
Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] is een geldbedrag van € 1.100,- aangetroffen.
De rechtbank overweegt op grond van het bovenstaande en het verhandelde ter zitting dat niet kan worden vastgesteld waar de zak met geld zich in de BWM bevond. In het proces-verbaal van bevindingen staat dat de zak van onder de bijrijdersstoel uitstak. [1] Tevens staat er in dat proces-verbaal dat het geld zich achter de bijrijdersstoel bevond. [2] Op basis hiervan kan niet worden vastgesteld of en voor wie van de inzittenden van de BMW deze zak met geld zichtbaar was. Hier komt bij dat verdachte, de medeverdachten en de eigenaar van de auto niets wensten te verklaren omtrent de aanwezigheid van het aangetroffen geld dan wel ontkenden dat het geld van hen is.
Op basis van het dossier kan evenmin worden vastgesteld wie van de twee passagiers, verdachte of medeverdachte [medeverdachte 2], het op de looproute aangetroffen geldbedrag heeft laten liggen en of de ander daar enige bewustheid van had.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovenstaande niet kan worden vastgesteld of en wie wetenschap had van de aanwezigheid van het geldbedrag in de auto en het geldbedrag op de looproute van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Het aangetroffen bedrag in de fouillering van medeverdachte [medeverdachte 2] kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier op geen enkele wijze worden gelinkt aan het geld in de auto en op de looproute.
De rechtbank acht - nu de wetenschap en daarmee de bewustheid met betrekking tot aanwezigheid van het geld in de auto en het geld op de looproute ontbreekt - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen of alleen geldbedragen heeft witgewassen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

5.Het beslag

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de in beslaggenomen geldbedragen van 27.950,- euro, 1.100,- euro en 600,- euro.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewaring ten behoeve van rechthebbende van de geldbedragen van € 27.950,- en € 600,-
In onderhavige zaak is uit de BMW een geldbedrag van € 27.950,- in beslag genomen. Op de looproute van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] is een bedrag van € 600,- aangetroffen, welke in beslag is genomen. Niet kan worden vastgesteld aan wie deze geldbedragen toebehoren. De verdachte, de medeverdachte, de eigenaar van de BWM noch iemand anders hebben zich als eigenaar van deze geldbedragen gemeld. De rechtbank zal voor deze geldbedragen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen van € 27.950,- en € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 oktober 2012, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meerdere
voorwerp(en), te weten (een) (contant(e)) geldbedrag(en) van 27.950,00 euro
en/of 1.100,00 euro en/of 600,00 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of
verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
dat voorwerp was, of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
en/of dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012239321-12, blz. 106 van het proces-verbaal nr. PL091A 2012239321.
2.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012239321-12, blz. 107 van het proces-verbaal nr. PL091A 2012239321.