ECLI:NL:RBMNE:2014:1324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
16-701874-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van witwassen na gebrek aan bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht over geldbedragen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van witwassen. De zaak betreft een incident op 26 oktober 2012, waarbij de verdachte werd aangetroffen in een BMW met een aanzienlijke hoeveelheid contant geld onder de bijrijdersstoel. De rechtbank heeft op 4 april 2014 uitspraak gedaan na een zitting op 3 januari en 21 maart 2014, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. W.C. den Daas.

De tenlastelegging was gewijzigd en betrof het witwassen van geldbedragen, waarvan de officier van justitie meende dat de verdachte deze samen met anderen had voorhanden gehad, wetende dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het geld in de auto. De verbalisanten hadden op de bewuste nacht de BMW opgemerkt en zagen dat de inzittenden, waaronder de verdachte, zich verdacht gedroegen. Bij controle werd een blauwe plastic zak met bankbiljetten aangetroffen.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat er geen bewijs was dat de verdachte of de medeverdachten wetenschap hadden van het geld. De verdachte en de medeverdachten weigerden verklaringen af te leggen over de herkomst van het geld. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de verdachte betrokken was bij het witwassen van de geldbedragen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist over het beslag van de in beslag genomen geldbedragen. De rechtbank gelastte de bewaring van de geldbedragen van € 27.950,- en € 600,- ten behoeve van de rechthebbende, aangezien niemand zich als eigenaar had gemeld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701874-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1976],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 januari 2014 en 21 maart 2014.
De verdachte is niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging ter terechtzitting te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 3 januari 2014 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 oktober 2012 te Utrecht al dan niet in vereniging met anderen geldbedragen heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor witwassen van deze geldbedragen wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - onder verwijzing naar zijn pleitnota - bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen enkele wetenschap had van de aanwezigheid van het geld onder de bijrijdersstoel. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er in het dossier geen aanwijzingen zijn dat verdachte de beschikkingsmacht of feitelijke zeggenschap over het geld heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
Op 26 oktober 2012 omstreeks 01.29 uur zagen verbalisanten [A] en [B]op de Aziëlaan in Utrecht een zwarte personenauto van het merk BMW en voorzien van het kenteken [kenteken]. De tenaamgestelde van het voertuig bleek te zijn [C]. Toen verbalisanten hun dienstvoertuig naast de BMW tot stilstand brachten zagen zij drie inzittenden. Verbalisanten zagen dat de bestuurder van de zwarte BMW wegreed. Verbalisanten reden de BMW achterna. De BWM kwam tot stilstand en de bijrijder en de passagier, die achter de bijrijder zat, stapten beiden uit en liepen weg in de richting van de Van Eechoudlaan te Utrecht.
Verbalisant [A] liep naar de bestuurder van de BMW, zijnde verdachte, en zag hierbij dat zich onder de bijrijdersstoel van de BMW een blauwe plastic zak uitstak. Verbalisant zag dat uit de zak veel bankbiljetten van vijftig euro staken. Dit geld bleek te bestaan uit verschillende bankbiljetten van in totaal € 27.950,-.
Verbalisant [B]reed de weggelopen twee passagiers van de BMW achterna en hield beide passagiers van de BMW constant in het zicht. Verbalisant [B]hield de passagiers staande op ongeveer 40 meter afstand van de kruising met de Fernandezlaan. De bijrijder gaf op te zijn [D] De passagier achter de bijrijder bleek na controle te zijn [E].
Op de looproute van de passagiers, beiden medeverdachten, ter hoogte van de plek waar zij staande zijn gehouden trof verbalisant [B]een stapel met 60 bankbiljetten van tien euro. Dit geld was op dezelfde manier verpakt als het geld dat in de auto is aangetroffen, namelijk met elastiekjes en één opgevouwen bankbiljet om het totaal aan bankbiljetten bij elkaar te houden.
Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [D]is een geldbedrag van € 1.100,- aangetroffen.
De rechtbank overweegt op grond van het bovenstaande en het verhandelde ter zitting dat niet kan worden vastgesteld waar de zak met geld zich in de BWM bevond. In het proces-verbaal van bevindingen staat dat de zak van onder de bijrijdersstoel uitstak. [1] Tevens staat er in dat proces-verbaal dat het geld zich achter de bijrijdersstoel bevond. [2] Op basis hiervan kan niet worden vastgesteld of en voor wie van de inzittenden van de BMW deze zak met geld zichtbaar was. Hier komt bij dat verdachte, de medeverdachten en de eigenaar van de auto niets wensten te verklaren over de aanwezigheid van het aangetroffen geld dan wel ontkenden dat het geld van hen is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op bovenstaande niet kan worden vastgesteld of en wie wetenschap had van de aanwezigheid van het geldbedrag in de auto en het geldbedrag op de looproute van medeverdachten [D]en [E]. Het aangetroffen bedrag in de fouillering van medeverdachte [D] kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier op geen enkele wijze worden gelinkt aan het geld in de auto en op de looproute. De rechtbank acht - nu de wetenschap en daarmee de bewustheid met betrekking tot aanwezigheid van het geld in de auto en het geld op de looproute ontbreekt - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen of alleen geldbedragen heeft witgewassen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

5.Het beslag

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de in beslaggenomen geldbedragen van 27.950,- euro, 1.100,- euro en 600,- euro.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewaring ten behoeve van rechthebbende van de geldbedragen van € 27.950,- en € 600,-
In onderhavige zaak is uit de BMW een geldbedrag van € 27.950,- in beslag genomen. Op de looproute van medeverdachten [D]en [E] is een bedrag van € 600,- aangetroffen, welke in beslag is genomen. Niet kan worden vastgesteld aan wie deze geldbedragen toebehoren. De verdachte, de medeverdachte, de eigenaar van de BWM noch iemand anders hebben zich als eigenaar van deze geldbedragen gemeld. De rechtbank zal voor deze geldbedragen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedragen van € 27.950,- en € 600,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mrs. E.A.A. van Kalveen en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 oktober 2012, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meerdere
voorwerp(en), te weten (een) (contant(e)) geldbedrag(en) van 27.950,00 euro
en/of 1.100,00 euro en/of 600,00 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of
verhuld, dan wel heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
dat voorwerp was, of wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had,
en/of dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012239321-12, blz. 106 van het proces-verbaal nr. PL091A 2012239321.
2.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0910 2012239321-12, blz. 107 van het proces-verbaal nr. PL091A 2012239321.