In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2013 te Hilversum onder invloed van alcohol een voertuig bestuurde. Het alcoholgehalte in het bloed van de verdachte was vastgesteld op 1,72 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De officier van justitie vorderde vervolging, maar de verdediging stelde dat de officier niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte financieel niet in staat was om deel te nemen aan het alcoholslotprogramma (ASP) en dat de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs een dubbele bestraffing zou betekenen.
De politierechter oordeelde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen maatregel is die kan worden aangemerkt als een 'criminal charge' in de zin van artikel 6 van het EVRM. Dit betekent dat het ne bis in idem-beginsel niet van toepassing is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging. De rechter overwoog dat de maatregel van het ASP door de wetgever is bedoeld als herstelmaatregel en niet als straf. De politierechter achtte het bewezen dat de verdachte onder invloed van alcohol had gereden en legde een geldboete op van € 850,00, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd was.
Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden toegewezen. De politierechter benadrukte dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen, zich bewust moest zijn van de risico's van rijden onder invloed. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.A. Verstraaten.