ECLI:NL:RBMNE:2014:1274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
16.702855-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organisatie en uitvoering van drugstransport naar Denemarken en Zweden met hennep en hasj

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2014 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het organiseren en uitvoeren van een drugstransport naar Denemarken en Zweden. De verdachte heeft in de periode van 11 november 2013 tot en met 3 december 2013 een aanzienlijke hoeveelheid hennep en hasj vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met het oog op financieel gewin, opzettelijk deze drugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 18 maart 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Molleman. De officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in haar vervolging. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk buiten Nederland brengen van ongeveer 45.000 gram hennep en 59.500 gram hasj, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine.

De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en de observaties van de politie als bewijs gebruikt. De verdachte heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen, maar de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het drugstransport. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de amfetamine die in de auto werd aangetroffen. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16.702855-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Molleman advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 3 december 2013 te Hilversum en/of Utrecht en/of Nederhorst den Berg en/of op de autosnelweg A27 en/of op de Rijksweg A1 en/of op de Rijksweg A28, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 45000 gram (althans 42000 gram en/of 3000 gram) hennep en/of ongeveer 59500 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en /of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, hebbende hij verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
- een vrachtwagen verbouwd, door een dubbele wand en/of een dubbele deur in de vrachtwagen te bouwen en/of
-
- afspraken gemaakt over de verkrijging van genoemde hoeveelheid softdrugs en over de plaats van de overdracht en over de wijze waarop de overdracht van die softdrugs zou plaatsvinden en/of
-een ontmoeting gehad in Utrecht, waarna de hennep is vervoerd vanuit Utrecht
-(vervolgens) die hennep uitgeladen en/of bewaard in de schuur behorende bij
de woning van (mede)verdachte [medeverdachte] en/of
-(vervolgens) die hennep vervoerd van eerdergenoemde schuur naar de loods te Nederhorst den Berg en/of
-die hennep (in dozen) ingebouwd in de (wanden en/of deuren van) eerdergenoemde vrachtwagen en/of
-(mede)verdachte en/of zijn medeverdachte met eerdergenoemde vrachtwagen (met daarin de hennep) zijn gaan rijden (met de eindbestemming Denemarken en/of Zweden);
Subsidiair
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 3 december 2013 te Hilversum en/of Utrecht en/of Nederhorst den Berg en/of op de autosnelweg A27 en/of op de Rijksweg A1 en/of op de Rijksweg A28, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 45000 gram (althans 42000 gram en/of 3000 gram) hennep
en/of ongeveer 59500 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en /of hasjiesj een middel
als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk:
- een vrachtwagen heeft/hebben verbouwd, door een dubbele wand en/of een
dubbele deur in de
vrachtwagen te bouwen en/of
-
- afspraken gemaakt over de verkrijging van genoemde hoeveelheid softdrugs
en over de plaats van de overdracht en over de wijze waarop de overdracht van
die softdrugs zou plaatsvinden en/of
-een ontmoeting gehad in Utrecht, waarna de hennep is vervoerd vanuit Utrecht
naar Hilversum en/of
-(vervolgens) die hennep uitgeladen en/of bewaard in de schuur behorende bij
de woning van (mede)verdachte [medeverdachte];
-(vervolgens) die hennep vervoerd van eerdergenoemde schuur naar de loods te
Nederhorst den Berg en/of
-die hennep (in dozen) ingebouwd in de (wanden en/of deuren van)
eerdergenoemde vrachtwagen en/of
-(mede)verdachte en/of zijn medeverdachte met eerdergenoemde vrachtwagen (met
daarin de hennep) zijn gaan rijden (met de eindbestemming Denemarken en/of
Zweden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 3 december 2013 te Hilversum
en/of Nederhorst den Berg en/of op de autosnelweg A27 en/of op de Rijksweg A1
en/of op de Rijksweg A28, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 45000 gram (althans 42000 gram en/of
3000 gram) hennep en/of ongeveer 59500 gram hasjiesj, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj, zijnde
hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
hij op of omstreeks de periode van 2 tot en met 3 december 2013 te Nederhorst
den Berg, gemeente Wijdemeren, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram amfetamine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde:
Verdachte wordt verdacht van het tezamen met medeverdachte [medeverdachte] transporteren van een vracht drugs (hennep en hasj) vanuit Nederland naar Zweden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Verdachte gebruikt een deel van een loods waar na een doorzoeking een kilo amfetamine wordt gevonden in een aldaar gestalde auto.
Verdachte ontkent beide tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde onder 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft ten aanzien van het bewijs onder meer verwezen naar de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], zoals afgelegd bij de politie, de aangetroffen drugs, de observaties en de tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit. Zij heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte niet op de hoogte was van het drugstransport. De inhoud van de tapgesprekken zien niet op het transport van drugs maar op het transporteren van fruit. Verdachte heeft enkel een telefoon en wat berichten doorgegeven aan de medeverdachte waardoor er geen sprake kan zijn van medeplegen. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat verdachte opzet heeft gehad op het drugstransport.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist dat er een kilo amfetamine in de auto lag. De auto stond al twee jaar in de loods onder een zeil. Er hadden meerdere mensen toegang tot de loods hetgeen bevestigd wordt door het feit dat op het pakket amfetamine vingerafdrukken van een derde zijn aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op grond van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 en 5 februari 2013 heeft verdachte aangifte gedaan van afpersing. Verdachte heeft daarin verklaard dat hij zich bezig heeft gehouden met drugstransporten naar het buitenland waarbij twee transporten zijn onderschept. Verdachte werd door de opdrachtgevers verantwoordelijk gehouden voor de schade en hiervoor afgeperst. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in zijn vrije tijd sleutelt aan auto’s in een loods te Nederhorst den Berg.
Op 21 oktober 2013 komt er bij de politie een MMA melding binnen waarin onder meer wordt vermeld dat verdachte zich al 25 jaar bezig houdt met drugssmokkel naar het buitenland. Hij zou hasj ophalen in Utrecht en deze hasj verbergen in compartimenten onder de bodemplaten van zijn vrachtwagen. Vervolgens zou hij andere personen in zijn vrachtwagen laten rijden en de hasj vervoeren in de richting van Denemarken. Zijn autohandel zou een dekmantel zijn voor het geld dat hij verdient met de drugssmokkel.
Naar aanleiding van de MMA melding wordt verdachte geobserveerd door de politie.
Op 30 oktober 2013 ziet de politie dat verdachte en ontmoeting heeft met medeverdachte
[medeverdachte]. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] worden vervolgens geobserveerd en getapt door de politie.
Uit de tapgesprekken komt het volgende naar voren:
Op 11 november 2013 te 16.27 uur vindt er een gesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waaruit blijkt dat [medeverdachte] een belastingschuld heeft die betaald moet worden. Voorts deelt [medeverdachte] mee in dit gesprek mee: “Ik heb anderhalf ritje nodig om het op te lossen.”
Om 16.29 uur wordt het gesprek hervat waarbij [medeverdachte] aan verdachte vraagt wanneer hij gaat rijden. Verdachte geeft aan dat [medeverdachte] voor de spullen moet zorgen en dan zorgt verdachte ervoor dat de rest komt. [2]
Op 27 november 2013 te 15.06 uur belt [medeverdachte] met een onbekend gebleven vrouw. Hij geeft aan: “dat datgene met verdachte was even bespreken van hoe en wat, ik ga zondag in ieder geval weg”. Verder komt in het gesprek naar voren dat ze wat dingen hebben nagemeten en dat [medeverdachte] over een paar dingen heeft geklaagd. Er moesten wat dingen veranderd worden. Bijvoorbeeld over de indeling van de vrachtwagen omdat [medeverdachte] altijd loopt te kutten om het in de vrachtwagen te krijgen. Verdachte had gezegd dat het liever niet uitgesteld zou worden maar ook verdachte vond het te belangrijk en dat het niet anders was. [3]
Op 30 november 2013 te 23.07 uur belt verdachte met [medeverdachte]. [medeverdachte] is in de loods te Nederhorst den Berg. Het gesprek gaat als volgt:
Verdachte: Maandag weg.
[medeverdachte]: Ja.
Verdachte: Morgen een uur of drie bij het tuincentrum.
[medeverdachte]: Overvecht, ja oke, dat ophalen doe ik straks wel (….) daar hebben we op ons gemak de tijd voor (…..) het is mooi dat je morgen al kan ophalen dan heb je op je gemak de tijd om goed erin te werken.
Verdachte: Ja, ja het zuiden heb ik nu ook helemaal rond (….) Ja dan weet je het. Maandag om een uur of drie/vier dan gaan we weg (…..) Ja dus je weet het, zoals het er nu voor staat om een uur of drie daar.
[medeverdachte]: Ja dat is geen probleem.
Verdachte: Dan ben ik er ook wel, want er is een andere jongen, die brengt de bus. [4]
Op 1 december 2013 ziet het observatieteam van de politie dat verdachte en [medeverdachte] arriveren bij Tuincentrum Overvecht te Utrecht. Omstreeks 14.57 uur arriveert [medeverdachte] in een Volkswagen Caddy. Verdachte arriveert omstreeks 15.12 uur in een Buick. Omstreeks 15.25 uur ziet de politie verdachte en [medeverdachte] aan een tafeltje zitten in het restaurant van het tuincentrum met een lichtgetinte man .
Omstreeks 15.34 uur stapt [medeverdachte] in een Mercedes-Benz bedrijfsauto en rijdt weg. [medeverdachte] parkeert vervolgens de Mercedes-Benz bij zijn woning en in de laadruimte ziet de politie ongeveer 14 dozen. [medeverdachte] laadt de dozen uit en zet ze in de aanbouw van de woning. Vervolgens rijdt hij weer weg met de Mercedes-Benz. [medeverdachte] parkeert de auto op een parkeerterrein achter een snackbar te Hilversum alwaar verdachte zich ook bevindt samen met de lichtgetinte man. Ze praten met elkaar, waarna de lichtgetinte man in de Mercedes-Benz stapt en wegrijdt. Verdachte stapt in de Buick en [medeverdachte] stapt in de Volkwagen Caddy, waarna ze wegrijden. [5]
Op 1 december 2013 te 0.57 uur belt [medeverdachte] met verdachte. Het gesprek gaat als volgt:
[medeverdachte]: Morgen ga ik verder met die andere kant. In ieder geval het slijpwerk wat geslepen moest worden. Jij kan morgen helemaal niet he (….) Weet je wat het is, die platen zijn niet alleen te doen, die platen.
Verdachte: Maandag is het pas D-day.
[medeverdachte]: Ja weet ik wel maar weet je wat het is, het is allemaal even dit dat.
Verdachte: Ik ben in gesprek, hoor je morgen wel even. (…..) Als jij je telefoon maar aanhoudt dan is het goed. [6]
Op 2 december 2013 te 15.32 uur belt verdachte met [medeverdachte]. Het gesprek gaat als volgt:
Verdachte: Het is een ander adres, moet even kijken hoe we dat bij elkaar krijgen.
[medeverdachte]: Moet telefoon hebben straks.
Verdachte: o ja oke, is goed.
[medeverdachte]: [A] komt hierheen met de kit (…..) met kit en alles.
Verdachte: Oke gaat het een beetje.
[medeverdachte]: Nou er gaan toch twee zakken boven mij erin.
Verdachte: Top.
[medeverdachte]: Ja ik heb nou achter het ene wandje 1,2,3, 18, 22 zakken…44 zakken gaan erin meer niet.
Verdachte: hoeveel.
[medeverdachte]: 44.
Verdachte: Ja ruimte genoeg.
[medeverdachte]: Staat een heel klein beetje bollig die wand, maar dat zie je bijna niet.
Verdachte: Maar dan hebben we toch genoeg.
[medeverdachte]: Ja denk het wel, moet even die bakken leegmaken. (…..) maar dat is niet anders (….) maar daar wacht ik mee tot [A] er is.
Verdachte: Hoe laat ga je rijden.
[medeverdachte]: geen idee nog, echt niet.
Verdachte: geeft niet geeft niet (….) ik was alleen even benieuwd. (….) voorzichtig doen.
[medeverdachte]: ik ben er niet blij mee, echt helemaal eigenlijk niet.
Verdachte: ik ook niet maar euh.
[medeverdachte]: Het liefst zou ik niet gaan rijden maar het moet effe. [7]
Op 2 december 2013 te 17.13 uur belt verdachte met [medeverdachte]. Het gesprek gaat als volgt:
[medeverdachte]: Ik ben met die aluminiumstukken bezig (…) wat een gekut om die dingen erop te krijgen (….) maar maakt niet uit, het zit er aardig netjes op (…) ik ben nou die haakse erop aan het zetten…zitten er allemaal al op (….) en dan ga ik zo het stripje in het midden nog even doen op die naad en dan ben ik weg.
Verdachte: Oke ik heb je telefoon hier liggen, alles heb ik hier liggen.
[medeverdachte]: Ik bel je zo wel even als ik klaar ben. [8]
Op 2 december 2013 te 20.05 uur belt verdachte met [medeverdachte]. Het gesprek gaat als volgt:
Verdachte: Al onderweg.
[medeverdachte]: Nee zo.
Verdachte: Oke laat weten als je gaat rijden. (…) sms me maar gewoon op die andere (….) dan gebruiken we vanaf nu even die andere.
[medeverdachte]: Oke is goed. [9]
Op 2 december 2013 ziet het observatieteam dat verdachte omstreeks 14.45 uur vertrekt bij de loods te Nederhorst den Berg. De politie ziet ook een blauwe vrachtwagen op het terrein. Voorts ziet de politie dat [medeverdachte] bezig is aan de rechterzijde van de laadbak van de vrachtauto. Tevens ziet de politie de schoonvader van [medeverdachte], [B], op het terrein. De politie hoort timmer- en slijpgeluiden. Omstreeks 20.47 uur (p 299) ziet de politie dat [medeverdachte] en [B] met de vrachtwagen vertrekken vanaf de loods te Hilversum waarna zij omstreeks 22.15 uur worden aangehouden. De vrachtwagen wordt overgedragen aan het arrestatieteam van de politie. Omstreeks 00.30 uur wordt verdachte aangehouden in een café te Hilversum. [10]
Op 3 december 2013 wordt de in beslaggenomen vrachtwagen doorzocht. In de vrachtwagen blijkt ter hoogte van de achterwand een dubbele wand te zijn aangebracht. Tussen de oorspronkelijk wand en de nieuw aangebrachte wand bevinden zich 42 zakken met in elke zak één kilo hennep. Voorts wordt er een briefje aangetroffen waarop het adres [adres] is genoteerd. [11]
Op 12 december 2013 wordt [getuige] als getuige gehoord door de politie. Hij heeft verklaard dat hij [medeverdachte] in een horecagelegenheid heeft horen vertellen dat de politie niet alle drugs heeft gevonden in de vrachtwagen. [12]
Op 19 december 2013 wordt de vrachtwagen nogmaals doorzocht. In een bergruimte onder de laadvloer van de vrachtwagen wordt 59,5 kilo hasj en 3 kilo henneptoppen aangetroffen. [13]
Op 3 december 2013 wordt de loods te Nederhorst den Berg doorzocht. In een personenauto, welke onder een zeil staat, wordt een rugzak aangetroffen. In de rugzak zit een pakket waar, na onderzoek, 1 kilo amfetamine in blijkt te zitten. Op het pakket worden vingerafdrukken aangetroffen van een derde.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat hij hennep wilde uitvoeren uit Nederland (p2005). Hij zou hiervoor € 4.000,-- krijgen. Vanwege zijn financiële problemen zag hij geen andere uitweg. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard:
“Ik heb contact met personen, Marokkanen, die leveren dozen in een bus en ik haal die bus op (…..) Ik heb zondagmiddag bij Utrecht Overvecht de dozen opgehaald. Ik heb toen een bus gekregen waar dit in stond. Ik was alleen met die Marokkaan (….) Nee, verdachte was hier ook bij (….) Verdachte is een man die telefoonnummers regelt. Hij heeft hier ook altijd ingezeten (….) Ik heb de dozen naar een loods in Nederhorst den Berg gebracht. Uiteindelijk heb ik de zakken ingebouwd in de wanden van de vrachtwagen (…) Het is mij verteld dat er wiet in zat. Ik zou naar Denemarken gaan en dan zou ik daar gebeld worden voor het eindadres. Eerst zou ik naar Zweden gaan maar dat ging niet door (….) Verdachte regelt de contacten en heeft mij met die jongens in contact gebracht (….) ik kon in Utrecht Overvecht niet vinden waar het busje was. Ik heb toen verdachte gebeld en hij zou mij komen helpen (….) Ik denk dat verdachte contact heeft opgenomen met die personen. Ik neem zelf geen contact op, dit doet verdachte (…) Die Marokkaan en verdachte regelen de ritjes. Verdachte regelt het en ik word ook gebeld door die Marokkaan (….) Ik regel veel zelf maar verdachte regelt de contacten. Verdachte komt wel met de ritjes aan”. [14]
In zijn tweede verklaring heeft [medeverdachte] verklaard dat [adres] een adres in Denemarken betreft en dat hij daar de eindbestemming zou horen. [15]
[B] heeft bij de politie verklaard dat hij voorafgaande aan het transport voor [medeverdachte] een telefoon en tachograaf heeft opgehaald bij verdachte. [16]
Verdachte heeft zich bij de politie grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting van 18 maart 2014 heeft verdachte verklaard dat hij [medeverdachte] desgevraagd wat advies heeft gegeven en een paar dingen heeft geregeld maar niet precies wist waar [medeverdachte] mee bezig was.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
De rechtbank is van oordeel dat gelezen de observaties, de tapgesprekken, de aangetroffen drugs, de verklaring van [B] en medeverdachte [medeverdachte], wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tezamen met medeverdachte [medeverdachte] doende is geweest 45 kilo hennep en 59,5 kilo hasj buiten het grondgebied van Nederland te brengen.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte]. Immers, naast het regelen van alle contacten heeft verdachte geholpen bij de overdracht van de drugs te Utrecht Overvecht. Voorts heeft hij [medeverdachte] voorzien van een telefoon en een tachograaf. Tot slot heeft verdachte zowel tijdens de voorbereiding als tijdens het begin van het transport intensief contact gehad met [medeverdachte] over het wegwerken van de drugs in de vrachtwagen, de reis en het moment van vertrek. Dit contact werd bovendien, gelet op de tapgesprekken, vaak door verdachte geïnitieerd. Het verweer dat verdachte geen wetenschap had van het drugstransport en dat zijn rol van ondergeschikte betekenis was, schuift de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2:
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde onder 2 dient te worden vrijgesproken. De voorhanden zijnde bewijsmiddelen laten de mogelijk open dat een derde de rugtas met daarin een kilo amfetamine in de auto heeft gelegd. Deze mogelijkheid is niet onaannemelijk gelet op het feit dat meerdere mensen toegang hadden tot de loods en er vingerafdrukken zijn gevonden van een derde op het pak amfetamine en niet van verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde onder 2.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Primair
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 3 december 2013 te Hilversum en Utrecht en Nederhorst den Berg en op de autosnelweg A27 en op de Rijksweg A1 en op de Rijksweg A28, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 45.000 gram (althans 42.000 gram en/of 3.000 gram) hennep en ongeveer 59.500 gram hasjiesj zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, hebbende hij verdachte en zijn mededader opzettelijk:
- een vrachtwagen verbouwd, door een dubbele wand en een dubbele deur in de vrachtwagen te bouwen en
-
- afspraken gemaakt over de verkrijging van genoemde hoeveelheid softdrugs en over de plaats van de overdracht en over de wijze waarop de overdracht van die softdrugs zou plaatsvinden en
-een ontmoeting gehad in Utrecht, waarna de hennep is vervoerd vanuit Utrecht
-(vervolgens) die hennep uitgeladen en bewaard in de schuur behorende bij
de woning van medeverdachte [medeverdachte] en
-(vervolgens) die hennep vervoerd van eerdergenoemde schuur naar de loods te Nederhorst den Berg en
-die hennep ingebouwd in de wanden en deuren van eerdergenoemde vrachtwagen en
-medeverdachte met eerdergenoemde vrachtwagen met daarin de hennep is gaan rijden met de eindbestemming Denemarken en Zweden.
Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met eventueel een voorwaardelijk deel met daarbij reclasseringstoezicht en een gedragsinterventie. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de eis van de officier van justitie opgemerkt dat deze te fors is, gelet op de door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich tezamen met een ander schuldig gemaakt aan het organiseren en uitvoeren van een drugstransport richting Denemarken en Zweden. Hierbij is een grote hoeveelheid hennep en hasj vervoerd. Verdachte heeft puur uit geldelijk gewin gehandeld. Drugs als de onderhavige leveren, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers op, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Door de uitvoer van verdovende middelen naar het buitenland wordt de handel in verdovende middelen in het buitenland in stand gehouden. De verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel en kan mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in verdovende middelen worden veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 februari 2014 waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten;
  • een verdachte betreffend rapport d.d. 3 februari 2014, uitgebracht door Reclassering Nederland.
De rechtbank overweegt dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van meer dan 60 maanden bij in- en uitvoer van harddrugs . De rechtbank neemt voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt, met dien verstande dat zij daarbij overweegt dat in het onderhavige geval geen sprake was van harddrugs, maar van softdrugs, hetgeen een matigend effect dient te hebben. In dat kader wordt een verhouding 3:1 redelijk geacht en daar zal van uit worden gegaan. Voorts zal de rechtbank rekening houden met het feit dat het in het onderhavig geval gaat om een grote hoeveelheid softdrugs.
Hoewel de rechtbank een feit niet wettig en overtuigend bewezen acht, is gelet op het hiervoor overwogene, een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank overweegt hierbij nog dat de rechtbank een hogere straf aan verdachte zal opleggen dan aan de medeverdachte, nu verdachte een coördinerende rol en medeverdachte een uitvoerende rol in het drugstransport heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een forser strafblad heeft dan medeverdachte.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave gevorderd van de telefoons aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde telefoons onder de nummers 1 tot en met 3, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 25 februari 2014 onder 1 tot en met 3 vermelde voorwerpen, te weten drie telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. drs. H. Vegter en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013044626, doorgenummerd 1 tot en met 3065.
2.Pagina 112.
3.Pagina 117.
4.Pagina 119.
5.Pagina’s 291, 292 en 293.
6.Pagina 121.
7.Pagina 127
8.Pagina 129.
9.Pagina 130.
10.Pagina’s 298 en 299.
11.Pagina’s 133 en 195.
12.Pagina 267.
13.Pagina’s 247, 248 en 257.
14.Pagina’s 2011, 2012, 2013.
15.Pagina 2024.
16.Pagina 1012.