ECLI:NL:RBMNE:2014:1252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
07.662622-12 + 16.659365-13 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten voor betrokkenheid bij schietpartij in Almere

Op 31 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten die betrokken waren bij een schietpartij in de Stedenwijk in Almere op 25 oktober 2012. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van drie tot acht jaar. Een vierde verdachte werd vrijgesproken van betrokkenheid bij de schietpartij. De zaak begon met een ontmoeting tussen twee broers en een verdachte uit een rivaliserende groep, wat leidde tot een achtervolging en meerdere schietincidenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel aanwezig bij de schietpartij, niet kon worden veroordeeld voor poging tot moord of doodslag, omdat zijn aandeel niet bewezen kon worden. Wel werd hij veroordeeld tot 106 dagen cel voor het bezit van anabole steroïden en een wapen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. E.M. van der Burg, en de verdediging van de verdachte, mr. S.F.J. Smeets, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en de verklaringen van getuigen en verdachten zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van verboden middelen en een wapen. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd en de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 07.662622-12 + 16.659365-13 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Irak),
wonende [adres]) te [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 5 maart 2013. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 21 mei 2013, 23 juli 2013, 17 september 2013,
25 september 2013 en 16 december 2013. Op 17 september 2013, 10 maart 2014 en 11 maart 2014 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden, waarna op 17 maart 2014 het onderzoek ter terechtzitting is gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M. van der Burg en van de standpunten door de raadsman van verdachte, mr. S.F.J. Smeets, naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging d.d. 21 mei 2013 (parketnummer 07.662622-12) en een wijziging tenlastelegging d.d. 17 september 2013, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.662622-12
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 augustus 2012 tot en met 19 november 2012 (telkens) in de gemeente Almere en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen in ieder geval éénmaal, (telkens) opzettelijk in voorraad heeft/hebben gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied gebracht, 1010 doosjes (met daarin in totaal 30650 tabletten/pillen en/of 6440 ml) androgene steroïden en/of anabole steroïden en/of anti-oestrogeen, in ieder geval een (grote) hoeveelheid androgene steroïden en/of anabole steroïden en/of anti-oestrogeen, (telkens) zijnde een geneesmiddel, waarvoor geen handelsvergunning geldt;
Parketnummer 16.659365-13
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2012 in de gemeente Almere (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade en/of opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer (nog onbekend gebleven) personen, van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg en/of met dat opzet, (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, in/op/nabij de Goudastraat en/of de Delftstraat en/of de Rotterdamweg en/of de Hollandsedreef en/of de Louis Armstrongweg, (vanuit een personenauto) met (een) vuurwapen(s) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en) heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 oktober 2012 in de gemeente Almere (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, te weten een pistool (Browning, 9mm) en/of een of meerdere nog onbekend gebleven pistolen en/of vuurwapens en/of munitie van categorie II en/of III, te weten: een of meer patronen van kaliber 6.35mm en/of 9mm voorhanden heeft/hebben gehad;
4.
hij op of omstreeks 14 november 2012 in de gemeente Almere, een wapen (te weten: een boksbeugel), van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.662622-12 ten laste gelegde feit en het met parketnummer 16.659365-13 onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten als de feiten 1 tot en met 4.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 25 oktober 2012 komt omstreeks 00:39 uur een melding bij de politie Flevoland binnen dat er een schietincident heeft plaatsgevonden op de Delftstraat in Almere. Een donkere en een witte auto zouden hierbij betrokken zijn (hierna: plaats delict 1). Kort daarna wordt er weer geschoten in de Delftstraat maar nu ter hoogte van de Rotterdamweg (hierna: plaats delict 2). Dezelfde auto’s zouden daarbij betrokken zijn. De auto’s rijden langs het Shell tankstation weg in de richting van de Stedendreef. Vervolgens komt er opnieuw een melding binnen bij de regionale meldkamer van de politie Flevoland dat er een schietincident heeft plaatsgevonden en wel aan de Hollandsedreef ter hoogte van de kruising met de Louis Armstrongweg (hierna: plaats delict 3). Aldaar troffen agenten een grijze Opel aan. Naast deze personenauto stond een man te bellen die volgens een getuige betrokken zou zijn bij het schietincident. Deze man, [slachtoffer 1], werd op heterdaad aangehouden.
Door verschillende getuigen is verklaard dat er een witte Fiat 500C betrokken was bij de schietincidenten. Uit informatie van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (hierna: RCIE) bleek dat er een oorlog gaande was tussen een goudhandelaar [verdachte] en zijn broer [medeverdachte ] enerzijds en een Marokkaanse familie uit Almere anderzijds. Een van de leden van deze familie betreft [slachtoffer 2].
Op de camerabeelden van de Esso Hogering in Almere is te zien dat [slachtoffer 2] op 25 oktober 2012 rond 00:20 uur contact met [verdachte] heeft gehad. Op 26 oktober 2012 is [slachtoffer 2] vertrokken naar Marokko en hij is op 24 september 2013 in Spanje aangehouden.
Op 13 november 2012 is in de uitzending van Opsporing Verzocht aandacht besteed aan de drie schietincidenten. Nadat deze uitzending was aangekondigd heeft [medeverdachte ] in een (getapt) telefoongesprek aan [verdachte] meegedeeld dat het (misschien) op de tv komt.
Op 14 november 2012 vond een doorzoeking plaats op het adres aan [adres] te [woonplaats]. Hierbij is een hoeveelheid medicamenten in beslag genomen. Deze zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht.
[medeverdachte ], wordt op 14 november 2012 aangehouden als verdachte. Zijn broer [verdachte] wordt op 19 november 2012 aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met betrekking tot het eerste schietincident veroordeeld wordt voor het medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en met betrekking tot het tweede en derde schietincident wordt veroordeeld voor het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt voor het voorhanden hebben van een boksbeugel, een vuurwapen en/of munitie en het in vereniging in voorraad hebben, verkopen, afleveren, ter hand stellen en invoeren van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Zij heeft daartoe – zoals vervat in een aan de rechtbank op schrift gesteld requisitoir – voor het onder 1 ten laste gelegde onder meer verwezen naar de terzake door het NFI en de inspecteur voor de Gezondheidszorg opgemaakte rapporten, en de aangetroffen anabole steroïden op het adres aan [adres], in de slaapkamer van de woning van verdachte en in de woning van [C]. Daarnaast heeft zij verwezen naar een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte ] en een tapgesprek tussen [A] en [B]. Zij heeft eveneens verwezen naar de bij [C] aangetroffen bescheiden en e-mailberichten, de contacten tussen het bedrijf van verdachte [bedrijf] en [D], de aangetroffen foto met een lijst van groeihormonen in de telefoon van verdachte, de aangetroffen prijslijst van E-pharma achter de zonneklep van de auto van verdachte en de in één van de dozen aangetroffen enveloppe afkomstig uit Hongarije met daarin een dagstempel van 2 augustus 2012.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft voor het onder 2 ten laste gelegde onder meer verwezen naar de bekennende verklaring van [medeverdachte ], de verklaring van [slachtoffer 1], de verklaring van getuige [getuige 1] en de OVC gesprekken en sms- berichten tussen verdachte en zijn broer.
Plaats delict 1, 2 en 3
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte ] bij het eerste schietincident met voorbedachte raad en opzet heeft gehandeld. Daarbij acht zij van belang dat voor de ontmoeting met [slachtoffer 2] een vuurwapen was geregeld, [medeverdachte ] met een getrokken vuurwapen op de auto waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich bevonden, is afgelopen en vervolgens op korte afstand meerdere malen op die auto heeft geschoten. Met betrekking tot het tweede schietincident acht de officier van justitie poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen door verdachte met [medeverdachte ]
De officier van justitie heeft vervolgens gesteld dat, ondanks dat niet bewezen kan worden dat verdachte geschoten heeft, er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte ]. Deze samenwerking blijkt onder meer uit de aanwezigheid van verdachte bij de schietincidenten, het verzoek van [medeverdachte ] aan verdachte om hem te helpen, de ontmoeting van verdachte en [slachtoffer 2] bij het Esso tankstation en de nabespreking daarvan met [medeverdachte ]. Ook heeft de officier van justitie als elementen van samenwerking aangevoerd dat verdachte [medeverdachte ] in zijn Volkswagen Jetta heeft gevolgd naar de plaatsen van de eerste twee schietincidenten en dat hij de Opel Signum waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zaten heeft gevolgd naar de plaats van het derde schietincident. Voorts heeft zij op de telefonische contacten tussen verdachte en [medeverdachte ] vlak voor en vlak na het schietincident gewezen, alsook op het gegeven dat verdachte geweten moet hebben dat [medeverdachte ] en zijn vrienden zich niet ongewapend naar een ontmoeting met [slachtoffer 2] hadden begeven. Verdachte had daarom rekening moeten houden met de aanmerkelijke kans dat het op een schietpartij zou uitlopen waarbij mogelijk doden konden vallen er doden vallen en dat hij door het volgen van de auto van [medeverdachte ] bewust deze kans heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft voor het onder 4 ten laste gelegde verwezen naar het proces-verbaal van categorisering waarin de inbeslagname van de boksbeugel wordt omschreven.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota - betoogd dat uit het enkele feit dat in een ruimte behorende bij een pand waarin het bedrijf van cliënt is gevestigd anabolen worden aangetroffen, niet kan worden afgeleid dat deze aan hem toebehoorden. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van een situatie die ‘om een verklaring schreeuwt’, zodat het stilzwijgen van verdachte niet tegen hem kan worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris niet voor het bewijs kan worden gebezigd nu [slachtoffer 2] gelijktijdig als getuige in de zaak van verdachte is gehoord alsook als verdachte in zijn eigen zaak. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van de getuigen die zich op hun verschoningsrecht hebben beroepen van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu de verdediging deze getuigen niet effectief heeft kunnen ondervragen. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als zodanig onaannemelijk en onbetrouwbaar zijn en reeds om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsman heeft ten aanzien van de schietincidenten betoogd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte daarbij betrokken is. Uit het forensisch onderzoek is niet gebleken dat één van de aangetroffen hulzen in verband kan worden gebracht met verdachte. Voorts zijn op de jas van verdachte mogelijk schotresten terechtgekomen, die niets te maken hebben met de schietincidenten op 25 oktober 2012 en ontbreekt ten aanzien van de handschoenen iedere aanwijzing dat verdachte die op het moment van de schietincidenten heeft gedragen. Voorts is aan de Volkswagen Jetta geen schade geconstateerd waaruit een betrokkenheid van verdachte bij de schietincidenten kan worden afgeleid. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat uit de tap- en OVC-gesprekken niet blijkt dat verdachte bij het schietincident aanwezig is geweest. Deze gesprekken kunnen immers op verschillende wijzen worden geïnterpreteerd.
Medeplegen
Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen heeft de raadsman betoogd dat het enkele aanwezig zijn in een auto, zonder dat van concrete wetenschap dan wel voorwaardelijk opzet op de plannen van de bestuurder van de andere auto kan worden gesproken, onvoldoende is om nauwe en bewuste samenwerking aan te nemen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte ook maar één schot gelost heeft, zodat ook daarom het bewijs ontbreekt voor het ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt aangaande het onder 4 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander op 14 november 2012 in Almere een grote hoeveelheid middelen bevattende androgene steroïden, anabole steroïden en anti-oestrogeen in voorraad heeft gehad. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Op 14 november 2012 is de bedrijfsruimte [bedrijfsruimte] aan [adres] te [woonplaats] doorzocht alwaar zich een kantoorruimte van [bedrijf] bevond. [2] In de kluisruimte van de bedrijfsruimte is een grote hoeveelheid middelen aangetroffen waarvan werd vermoed dat dit verboden geneesmiddelen waren. Er zijn 20 verschillende soorten, in doosjes verpakte, middelen in de vorm van pillen en flesjes aangetroffen. [3] Tevens zijn naast de doosjes drie zakken met pillen aangetroffen. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 17 september 2013 verklaard dat hij een eigen bedrijf genaamd [bedrijf] heeft. [5] Gedurende de doorzoeking van het bedrijfspand aan [adres] te [woonplaats] heeft de huismeester van het pand aan de aanwezige verbalisanten verteld dat de firma [bedrijf] gebruik maakte van twee, op dat moment nog niet doorzochte, ruimtes. Dit betrof onder meer een afgesloten kluisruimte. Deze kluisruimte bleek niet te openen met de sleutel van het bedrijfspand. Hierop is geprobeerd met de in de jas van verdachte aangetroffen sleutelbos de kluisruimte te openen. [6] Dit bleek te lukken. [7] Vervolgens heeft de huismeester van het bedrijfspand, [getuige 2], verklaard dat [bedrijf].nl de enige gebruiker is van voormelde kluisruimte. [8] Voorts heeft hij verklaard dat een persoon, die hij op een hem getoonde foto heeft herkend als zijnde verdachte, dagelijks in het pand aanwezig was. [9] Eveneens heeft de getuige [getuige 2], [A] en [C] op de hem getoonde foto’s herkend als zijnde personen die bijna dagelijks in de bedrijfsruimten van [bedrijf].nl aanwezig waren en samenwerkten met verdachte. [10]
Uit het proces-verbaal van de inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg A. van Nes blijkt het volgende. De hiervoor genoemde doseereenheden voldoen aan het kenmerk “geneesmiddel” ex artikel 1, kleine letter b onder sub 3 van de Geneesmiddelenwet en tevens aan het kenmerk “geneesmiddel” ingevolge Richtlijn 2001/83/EG. [11] Voor alle middelen geldt dat door het College ter beoordeling van geneesmiddelen nimmer een vergunning is afgegeven. De middelen mogen derhalve niet in voorraad gehouden worden. De middelen behoren in hoofdzaak tot de groep spierversterkende middelen, ook wel anabole steroïden genoemd. [12] Deze bevindingen worden ondersteund door het NFI, dat een gedeelte van de middelen heeft onderzocht. Het NFI heeft geconcludeerd dat de aangetroffen tabletten en vloeistoffen met de etiketten “Nandrolone Decanoate”, “Testosterone Cypionate Injection”, “Trenbolone Acetate Injection”, “Oxymetholone Tablets”, “Primobolan Injection”, “Methandlenone Tablets”, “Tamoxifen Citrate Tablets”, “Mix Products Injection”, “Nandrolone Phenylpropionate Injection”, “Stanozolol Tablets”, “Testosterone Enanthate Injection”, “Boldenone Undecylenate Injection”, “Drostanolone Injection”, “Methandienone Injection”, “Stanozolol Injection”, “Clenbuterol Tablets” en “Clomiphene Citrate Tablets” androgene steroïden, anabole steroïden en anti-oestrogeen bevatten. Ook de tabletten die niet waren geëtiketteerd bevatten voornoemde stoffen. [13] Voorts blijkt dat op het adres [adres] te [woonplaats] geen vergunning is verleend voor het voorhanden hebben van geneesmiddelen. Een dergelijke vergunning is nimmer aangevraagd. [14]
Uit een tapgesprek (d.d. 15 november 2012 te 19:56:17) tussen [A] en [B] volgt dat bij de doorzoeking voor ongeveer 30.000 euro aan goederen van ‘[bijnaam]’ zijn weggenomen, waaronder spiervergroters. [15] [C] heeft verklaard dat hij door vrienden ‘[bijnaam]’ wordt genoemd. [16] Uit een OVC-gesprek (d.d. 20 december 2012 te 10:59:30 uur) volgt dat verdachte tegen zijn broer, [medeverdachte ], heeft verteld dat ze 30.000 anabolen van hem hebben afgepakt en dat de conciërge hem heeft verraden. [17] Voorts zijn op de in beslag genomen Iphone van verdachte een tweetal afbeeldingen aangetroffen met daarop een lijst met groeihormonen en afkortingen van anabolen steroïden. [18]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 november 2014 tezamen en in vereniging met [C] een grote hoeveelheid middelen bevattende androgene steroïden, anabole steroïden en anti-oestrogeen in voorraad heeft gehad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, ter hand stellen en invoeren van voornoemde middelen en spreekt hem daarvan vrij. De poststempel op een enveloppe uit een in beslag genomen doos bevattende voornoemde geneesmiddelen gedateerd op 2 augustus 2012, de OVC-gesprekken tussen [A] en [B] waarin wordt gesproken over de handel in ‘spul’ door ‘[bijnaam]’ en de overige stukken uit het dossier waaruit een mogelijke betrokkenheid van [C] ten aanzien van het verkopen, afleveren, ter hand stellen en invoeren van voornoemde middelen valt af te leiden, leidt niet tot wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aan voornoemde handelingen als medepleger schuldig is.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Uit het onderzoek van de forensische opsporing bleek dat er drie plaatsen delict waren.
De eerste plaats delict betrof de kruising Delftstraat met de Goudastraat, waar 7 hulzen kaliber 9mm werden aangetroffen. [19] De tweede plaats delict betrof de kruising Delftstraat met de Rotterdamweg, waar 5 hulzen kaliber 9mm, een kogelmantel inclusief kogelkop en een wieldop van een Fiat 500C met daarop een inslag van een vermoedelijke kogel werden aangetroffen. [20] De derde plaats delict betrof de kruising Hollandsedreef met de Louis Armstrongweg, waar een grijze Opel Signum werd aangetroffen met drie inslagen van vermoedelijk kogels. Naast de auto werd nabij het bestuurdersportier een huls kaliber 9mm aangetroffen. [21]
Op de camerabeelden van het Esso tankstation waar verdachte een ontmoeting had met [slachtoffer 2], is te zien dat verdachte direct na de ontmoeting plaatsneemt op de bijrijdersstoel van een Volkswagen Jetta. [22] Op de camerabeelden van het Shell tankstation zijn vervolgens kort voor het eerste schietincident en vlak nadat een voertuig gelijkend op de auto van [slachtoffer 1] de Delfstraat in rijdt twee auto’s te zien waarvan de achterste auto uiterlijke overeenkomsten vertoont met een Volkswagen Jetta. Dit wordt ondersteund door de foto van getuige [getuige 3]. [23] Op deze foto is te zien dat aan de linker achterzijde van de auto een fel led-lampje brand. [24] Hetzelfde is te zien op de camerabeelden van het Esso tankstation. [25] Door verdachte is eveneens verklaard dat het ene lampje van de kentekenverlichting van de door hem gebruikte Volkswagen Jetta, feller brandde dan de ander. [26] De aanwezigheid van een Volkswagen Jetta wordt eveneens ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte ]. [27]
Uit een OVC-gesprek (d.d. 2 januari 2013 te 09:13:30) tussen verdachte, [E] en [F] kan voorts worden opgemaakt dat verdachte tijdens het tweede schietincident aanwezig is geweest. Op een gegeven moment zegt verdachte (D) immers tegen [F] (R):
… (D) “Toen ik daar aankwam, was [medeverdachte ] daar … ik heb gezien dat er vanuit het raam/ruit op [medeverdachte ] geschoten werd … zij schoten gewoon…
Het gesprek wordt dan als volgt vervolgd:
… (R) Jouw broer is een ezel … wat is dat?
(D) Ik werd gek; ik dacht dat hij geraakt werd … dat hij doodging. Ik werd gek.
(R) Echt waar? Het had gekund… zat hij in de auto?
(D) In de auto”. [28]
Het is tijdens het tweede schietincident dat vanuit de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op [medeverdachte ] is geschoten. De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verdachte op 25 oktober 2012 als passagier in de Volkswagen Jetta aanwezig was bij een of meer van de drie schietincidenten. De verklaring van verdachte dat hij na het treffen in het Esso tankstation naar huis is gegaan, is gelet op het voorgaande onaannemelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen evenwel niet worden afgeleid dat verdachte – al dan niet vanuit de Volkswagen Jetta - heeft geschoten. De omstandigheid dat in de Volkswagen Jetta en op een jas en handschoenen van verdachte schotresten zijn aangetroffen, is in het onderhavige geval niet voldoende om dit te kunnen vaststellen. Verdachte heeft immers met meerdere personen in de Volkswagen Jetta gezeten en niet kan worden vastgesteld dat verdachte bedoelde jas en handschoenen op de avond van de schietincidenten heeft gedragen. Uit het vorenstaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de schietincidenten uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Uit de bewijsmiddelen is evenmin af te leiden dat verdachte zo nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn broer [medeverdachte ] - die wel heeft geschoten – dat hij als medepleger van de schietincidenten kan worden beschouwd.
 De rechtbank acht de door medeverdachte [slachtoffer 2] tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring, inhoudende dat hij op het moment dat hij het talud oprende (derde schietincident), verdachte hoorde zeggen: “Die motherfucker, die moet neer” onvoldoende betrouwbaar om daarop (in overwegende mate) de bewezenverklaring van het ten laste gelegde tegen verdachte te baseren. Het door de raadsman aangevoerde formele verweer tegen het gebruik van deze verklaring kan daarom onbesproken blijven.
 Uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte ] blijkt dat verdachte met [slachtoffer 2] heeft afgesproken bij het Esso tankstation om het conflict tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte ] te bespreken. Na afloop van de ontmoeting treffen verdachte en [medeverdachte ] elkaar, waarbij verdachte aan [medeverdachte ] verslag doet van deze ontmoeting. In OVC-gesprekken en telefonische contacten heeft verdachte voorts gezegd dat hij net als [medeverdachte ] ‘blind was van boosheid’ op [slachtoffer 2] en dat hij gewoon wilde vechten. Ook heeft hij in een OVC-gesprek gezegd: “Hij heeft me gebeld en vroeg me om hulp. Wat kan ik er aan doen? Moet ik niet gaan?”. De rechtbank kan uit voren vermelde bewijsmiddelen niet opmaken dat verdachte wist of kon weten dat het bij een ontmoeting tussen [medeverdachte ] en [slachtoffer 2] op een schietincident uit kon lopen.
 De hulp waarvan verdachte in zijn OVC-gesprek spreekt, kan voorts heel goed betrekking hebben op de ontmoeting bij het Esso tankstation, waarover verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd te bemiddelen tussen zijn broer en [slachtoffer 2]. Voorts is de rechtbank niet gebleken van een stilzwijgende afspraak of een taakverdeling tussen verdachte en [medeverdachte ]. Daarbij verwijst de rechtbank nog naar een OVC-gesprek (d.d. 2 januari 2013 te 09:13:30) tussen verdachte, [E] en [F], waarbij hij gezegd heeft dat hij er heen ging om te weten wat er ging gebeuren en dat hij niets heeft gedaan. De enkele aanwezigheid van verdachte bij de schietincidenten is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Ook kan uit de bewijsmiddelen niet worden opgemaakt dat verdachte tezamen en in vereniging op 25 oktober 2012. een wapen van categorie II, te weten een pistool van het type Browning, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal daarom verdachte van de onder 3 ten laste gelegde feiten vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 november 2012 in Almere een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant[verbalisant 1] [29] . Hieruit volgt dat tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte op zijn slaapkamer een door verdachte aangewezen gewatteerde jas (waarin zich ook verdachtes sleutels van [adres] bevonden) in beslag is genomen met daarin een zwartkleurige boksbeugel. Voorts verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2]. Hieruit volgt dat voornoemde boksbeugel is gemaakt van metaal, zwart van kleur is en bestaat uit vier onderling aan elkaar verbonden ringen die de vingers omsluiten. Derhalve is voornoemde boksbeugel een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie. [30]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat de spullen die in de woning aan de [adres] staan, van zijn vader, zijn broer en van hem zijn, de enigen die een sleutel van die woning hebben, alsmede dat het niet kan dat er goederen van zijn vader en zijn broer bij verdachte op de slaapkamer liggen. [31]

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 14 november 2012 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk in voorraad heeft gehad, een grote hoeveelheid androgene steroïden en anabole steroïden en anti-oestrogeen, telkens zijnde een geneesmiddel, waarvoor geen handelsvergunning geldt.
4.
hij op 14 november 2012 in de gemeente Almere, een wapen te weten: een boksbeugel, van categorie I, onder 3°, voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Onder 4:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf aangevoerd dat de eis onvoldoende rekening houdt met het onderscheid tussen de verschillende verdachten nu het openbaar ministerie van oordeel is dat het schieten door verdachte niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 heeft de raadsman een straf gelijk aan het voorarrest bepleit. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte reeds tien jaar niet meer in aanraking is gekomen met justitie, het recidivegevaar niet aanwezig is, en dat verdachte een goedlopend bedrijf heeft en een kind verwacht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft, tezamen met anderen, in hun bedrijfspand van [bedrijf] een groot aantal anabole steroïden in voorraad gehad. Gelet op de mogelijke schadelijke bijwerkingen zijn deze middelen in Nederland alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar. Het valt verdachte te verwijten dat de gebruikers die middelen via het illegale circuit verkrijgen, aanzienlijke gezondheidsrisico’s kunnen lopen. Daarnaast heeft verdachte een boksbeugel voorhanden gehad.
Gelet op de oriëntatiepunten van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de op te leggen straf voor het voorhanden hebben van een boksbeugel een geldboete van 170,00 euro. Voor het in voorraad hebben van een grote hoeveelheid androgene steroïden en anabole steroïden en anti-oestrogeen waarvoor geen handelsvergunning geldt bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank gaat bij de strafoplegging daarom uit van uitspraken in soortgelijke zaken.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 november 2012.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen medicamenten zoals zijn vermeld onder de nummers 1, 2, 15 tot en met 28 op de “beslaglijst”, overlegd ter terechtzitting op 16 december 2013, onder verwijzing naar artikel 36c Sr, onttrokken worden aan het verkeer. Daarbij heeft zij gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen machines zoals zijn vermeld onder de nummers 29 en 30 op de “beslaglijst”, overlegd ter terechtzitting op 16 december 2013, onder verwijzing naar artikel 36d Sr, onttrokken worden aan het verkeer.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen jassen en handschoenen zoals is vermeld onder de nummers 1, 2 en 31 op de “beslaglijst”, overlegd ter terechtzitting op 16 december 2013 vordert de officier van justitie dat deze kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
De officier van justitie vordert de verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen documenten, bescheiden, een autosleutel en de Volkswagen Jetta zoals is vermeld onder de nummers 3 tot en met 14, 32, 33, 34 en 35 op de “beslaglijst”, overlegd ter terechtzitting op 16 december 2013, onder verwijzing naar artikel 33a Sr.
Voor een aantal goederen heeft de officier van justitie gevorderd de beslissing tot onttrekking aan het verkeer/teruggave pas in te laten gaan op het moment van het onherroepelijk worden van de vonnissen tegen verdachte en de medeverdachten, dit omdat deze goederen nodig kunnen zijn voor (nader) forensisch onderzoek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt aangaande het beslag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de “beslaglijst”, overlegd door de officier van justitie ter terechtzitting op 16 december 2013, onder de nummers 1, 2, 15 tot en met 28 vermelde medicamenten moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de op de “beslaglijst” onder de nummers 29 en 30 vermelde machines moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat met betrekking tot deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, zijn aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de “beslaglijst” onder 1 en 2 vermelde voorwerpen, te weten een jas en handschoenen en de op de “beslaglijst” onder 3 tot en met 14 en 31 tot en met 35 vermelde voorwerpen, te weten documenten, bescheiden, een autosleutel, een jas en de Volkswagen Jetta, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank ziet binnen het systeem van de wet geen mogelijkheid om te bepalen dat de onttrekking aan het verkeer/teruggave van genoemde goederen pas zal ingaan op het moment van onherroepelijk worden van de vonnissen tegen verdachtes mededaders. Er staan de officier van justitie andere middelen ter beschikking om de inbeslagname van die goederen ten behoeve van die zaken te bewerkstelligen. Dat deze beslissingen pas ingaan na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis tegen verdachte vloeit reeds uit de wet voort, zodat daarover geen afzonderlijke beslissing hoeft te worden genomen.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] – daartoe vertegenwoordigd door mr. R.W.A. Offermans – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 5000,00 bestaande uit een voorschot tot immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [slachtoffer 1] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op zijn eigen aandeel in het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt aangaande de vordering van [slachtoffer 1].
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 27, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1 en 40 van de Geneesmiddelenwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 en 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 en 4 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
106 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “beslaglijst” overlegd door de officier van justitie ter terechtzitting van 16 december 2013, onder 1, 2 en 15 tot en met 30 vermelde voorwerpen, te weten medicamenten en twee machines;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “beslaglijst”, overlegd door de officier van justitie ter terechtzitting van 16 december 2013, onder 3 tot en met 14 en 32 tot en met 35 vermelde voorwerpen, te weten documenten, bescheiden, een autosleutel en de Volkswagen Jetta;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “beslaglijst”, overlegd door de officier van justitie ter terechtzitting van 16 december 2013, onder 1, 2 en 31 vermelde voorwerpen, te weten twee jassen en handschoenen;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Arends en J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2014.
De griffier, mr. J.J. Arends, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2012075980, doorgenummerd 0001 tot en met 3418.
2.Pagina 2052.
3.Pagina 2053.
4.Pagina 2054.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting van 17 september 2013.
6.Pagina 2042.
7.Pagina 2047.
8.Pagina 2282.
9.Pagina 2289 en 2299.
10.Pagina 2288 en 2299.
11.Pagina 2107.
12.Pagina 2110 en 2111.
13.Zie het Forensisch dossier pagina’s 416-420.
14.Pagina 2775.
15.Pagina 2168.
16.Pagina 932.
17.Pagina 2186.
18.Pagina 2875 en 2876.
19.Pagina 1156.
20.Zie het Forensische dossier pagina 21.
21.Pagina 1110.
22.Pagina 1494.
23.Pagina 1773 en 1774.
24.Pagina 1773 en 1774.
25.Pagina 1773 en 1774.
26.Pagina 524.
27.Zie het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte ] bij de rechter-commissaris op 13 september 2013, RC-nr 12/5670, 12/5676, 12/5677 en 12/5678 en het proces-verbaal van het verhoor van [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris op 13 september 2013, RC-nr. 12/5676, 12/5677 en 12/5678.
28.Pagina 1948.
29.Pagina 2469 en 2470
30.Pagina 2472.
31.Pagina 327 en 328.