ECLI:NL:RBMNE:2014:1231

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
2816545
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na langdurige kritiek op functioneren en verbetertraject

In deze zaak heeft de kantonrechter op 4 april 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van [verzoeker] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. [Verzoeker], die sinds 1992 in dienst was bij [verweerder], had te maken met een langdurige periode van kritiek op haar functioneren, die begon met een beoordeling in 2010 die als onder de maat werd beoordeeld. In de daaropvolgende jaren waren de beoordelingen wisselend, maar in 2013 werd [verzoeker] geconfronteerd met een verbetertraject dat onaangekondigd werd gepresenteerd. Dit leidde tot een vertrouwensbreuk tussen partijen. De kantonrechter oordeelde dat de wijze waarop het verbetertraject was geïntroduceerd ongelukkig was en dat [verweerder] onvoldoende had gedaan om [verzoeker] te ondersteunen in haar functioneren. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsrelatie onherstelbaar verstoord was en kende aan [verzoeker] een ontbindingsvergoeding toe van € 80.000,00, waarbij de verwijtbaarheid van de situatie voor een deel bij [verweerder] lag. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 2816545 AE VERZ 14-48 PK/4082
Beschikking van 4 april 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.K. van den Berge,
tegen:
de stichting
[verweerder] [woonplaats],
gevestigd te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. R. Patandin.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 25 februari 2014 een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft nadere producties ingediend.
Het verzoek is ter zitting van 27 maart 2014 behandeld. Daarvan is aantekening gehouden.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] richt zich op sociale volkshuisvesting alsmede op vastgoed in de duurdere sector. [verweerder] heeft ongeveer 35 mensen in dienst.
2.2.
[verzoeker], geboren [1959] (thans dus 55 jaar oud) is sinds 1 mei 1992 bij [verweerder] in dienst, sinds 2008 als Accountmanager vastgoed & bewonerszaken tegen een salaris van € 4.073,75 bruto per maand bij een werkweek van 36 uur, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag.
2.3.
Bij brief van 3 december 2010 bevestigt [verweerder] de beoordeling van het functioneren van [verzoeker] over dat jaar. De brief vermeldt onder meer dat het planmatig werken, organiseren van het eigen werk en het daarin ook doorpakken beter moet. Volgens [verweerder] was het functioneren in 2010 onder de maat, hetgeen ertoe geleid heeft dat aan [verzoeker] geen periodieke verhoging wordt toegekend.
2.4.
Een functioneringsformulier van 28 augustus 2011 met betrekking tot de periode juli 2010 tot juli 2011 vermeldt onder meer dat [verzoeker] goed heeft gefunctioneerd. De met betrekking tot 2010 genoemde kritiekpunten zijn in dit formulier niet of nauwelijks terug te vinden. Bij brief van 22 december 2011 deelt [verweerder] aan [verzoeker] mee dat zij een salarisverhoging van 2% krijgt.
2.5.
Een functioneringsformulier van 16 juli 2012 met betrekking tot de periode juli 2011 tot juni 2012 vermeldt onder meer dat [verzoeker] goed heeft gefunctioneerd, met de aantekening dat het bewaken van de voortgang en terugkoppeling daarvan een aandachtspunt blijft.
2.6.
Een beoordelingsformulier van 12 december 2012 vermeldt met betrekking tot dat jaar onder meer dat het functioneren van [verzoeker] met betrekking tot motivatie, gedrag en taakgericht gedrag aan de verwachtingen voldoet, en dat analytische kwaliteiten en kennis en vaardigheden beter kunnen. Aan haar is per 1 januari 2013 een salarisverhoging van 2% toegekend.
2.7.
Een Formulier Planningsgesprek van 12 februari 2013 vermeldt onder meer dat extra aandacht aan de volgende competenties moet worden geschonken: zakelijker optreden (vergaderen binnen de afgesproken tijd, gesprekken kort houden, niet teveel uitweiden), plannen (monitoring goed plannen, timemanagement), en organiseren (het werk zodanig organiseren dat zaken op tijd gereed zijn).
Verder wordt vermeld dat [verzoeker] minder ad hoc zaken moet regelen, afspraken zonder herinnering moet nakomen, en kort en zakelijk terug moet koppelen. Verder dient zij haar tijd zodanig in te delen dat zij niet meer overwerkt. Zij moet haar juridische kennis uitbreiden, en zich de nieuwe schrijfstijl eigen maken. Haar brieven dienen kort en krachtig te zijn.
2.8.
Een Formulier Voortgangsgesprek van 2 juli 2013 vermeldt als tussentijdse evaluatie van de gemaakte afspraken onder meer het volgende: [verzoeker] moet zakelijker optreden (binnen de afgesproken tijd vergaderen, niet teveel uitweiden); gesprekken met de huurders moet zij kort houden; de planning laat te wensen over; zij geeft de indruk gestrest te zijn en teveel werkdruk te ervaren, maar het takenpakket is volgens [verweerder]
"te behappen"; in de terugkoppeling dient zij niet te uitgebreid te zijn; uitbreiding van juridische kennis is nog niet verbeterd; zij werkt nog te reactief.
2.9.
Per e-mail heeft [verzoeker] op een aantal punten bezwaar gemaakt.
2.10.
Op 21 oktober 2013 wordt [verzoeker] onaangekondigd uitgenodigd voor een gesprek met haar beide leidinggevenden. Aan haar wordt een brief van diezelfde datum overhandigd, welke brief onder meer vermeldt:
"Verbeterpunten zijn: prioriteiten stellen, monitoren en bijsturen, overzicht houden, overdragen van zaken aan collega's en/of leidinggevende tijdens uw afwezigheid, op tijd korte en pro-actieve terugkoppeling geven aan collega en/of leidinggevende. Ook moet u zaken correct en op tijd oppakken en afhandelen en moeten wij erop kunnen vertrouwen dat dit ook gebeurt.
U geeft aan dat u zich ervan bewust bent dat de kwaliteit van uw functioneren op bovenstaande punten verbeterd moet worden.
Tot op heden is hierin onvoldoende verbetering vastgesteld. De onderstaande beschreven case geeft aanleiding de afspraken nu schriftelijk aan U te bevestigen en nogmaals met u een aantal verbeterafspraken te maken. De uitkomst van dit traject dient te zijn dat er op korte termijn een meetbare vooruitgang in uw functioneren zal zijn.
(Hierna volgt een beschrijving van een enkele dagen voor 21 oktober 2013 voorgevallen incident, kantonrechter)
Naar aanleiding van het bovenstaande en de eerdere gesprekken die door [X] en mij met u gevoerd zijn, wil ik met u afspraken maken over de te verbeteren onderdelen van uw functioneren.
Verbeterpunten zijn:
-
U pakt dossiers die u moet behandelen adequaat op, u monitort en handelt af binnen de afgesproken tijd. Direct betrokkenen en leidinggevende(n) worden geïnformeerd.
-
Verbetering wordt gemeten uit het feit dat u geen dossiers laat liggen en dat er geen klachten van huurders, externe adviseurs of collega's komen over de wijze of de termijn van afhandelen.
-
U stelt duidelijke prioriteiten. U laat zien dat u inzicht heeft in het prioriteren van belangrijke zaken en minder belangrijke zaken.
-
Dit doet u door wekelijks met [X] in een kort werkoverleg aan te geven welke zaken er liggen en welke prioriteiten u gesteld heeft.
-
U komt afspraken na. Als u toezegt een telefoongesprek te voeren, vermeld dan wanneer u dat doet en doe het ook op de afgesproken tijd. Koppel de uitkomst terug naar betrokkenen en uw leidinggevenden als dat van toepassing is.
-
De verbetering blijkt uit het feit dat u de met u gemaakte afspraken tijdig bent nagekomen en dat er geen klachten komen van externen, huurders of collega's.
-
U zet vragen zo concreet op papier, dat de ander weet wat de vraag is, wat van hem verwacht wordt en wanneer.
-
U wikkelt zelfstandig zaken af, zonder herinnering van anderen.
-
De laatste 2 punten zullen in de evaluatie aan de hand van concrete cases met u besproken worden.
Om de voortgang van het verbetertraject te meten, zal ik vanaf nu elke maand met u een voortgangsgesprek voeren waarbij bovenstaande punten worden besproken en geëvalueerd.
(…)
De eindevaluatie is op: 24 februari 2014 om 14.00 uur.
(…)
U bent niet verplicht hulp te accepteren, maar ik wil u die nogmaals aanbieden en u dringend adviseren deze te accepteren omdat u er nog niet in bent geslaagd zelf de benodigde verandering in uw houding en de resultaten van uw werk voor elkaar te krijgen. Ik ben nog steeds bereid om samen met u, met ondersteuning van de P&O-adviseur, te bekijken wat voor u de beste ondersteuning is. De ondersteuning kan de vorm hebben van coaching (op de werkplek) een training of een cursus.
Het verbetertraject duurt 4 maanden. Indien uw functioneren naar mijn oordeel bij de eindevaluatie niet voldoende verbeterd is, zal het niet mogelijk zijn u in de huidige functie te handhaven. Ik ga er echter van uit dat u het niet zover laat komen en dat wij na de afronding van dit project met elkaar een nieuwe fase ingaan".
2.11.
Een verslag Voortgang verbetertraject van 16 november 2013 vermeldt samengevat dat [verzoeker] hard werkt en haar best doet, maar dat onvoldoende verbetering wordt gezien om uit te spreken dat zij zich een andere werkwijze heeft eigen gemaakt met meer focus, daadkracht en efficiency.
2.12.
Een beoordelingsformulier van 5 december 2013 vermeldt met betrekking tot het functioneren van [verzoeker] in dat jaar dat zij met betrekking tot motivatie, analytische kwaliteiten en taakgericht gedrag niet aan de verwachtingen voldoet, dat gedrag (wel) aan de verwachtingen voldoet en dat kennis en vaardigheden beter kunnen. Zij komt niet in aanmerking voor een reguliere salarisverhoging van 2%.
2.13.
Op 17 december 2013 meldt [verzoeker] zich ziek. Het voortgangsgesprek van 19 december 2013 zegt zij daarbij af. Op 23 december 2013 adviseert de bedrijfsarts dat er sprake is van klachten, echter niet op basis van ziekte of gebrek maar als gevolg van de werksituatie, en dat het advies is om met elkaar in gesprek te gaan. De schriftelijke weergave hiervan is eerst half januari 2014 door partijen ontvangen.
2.14.
In een gesprek met haar leidinggevenden op 7 januari 2014 overhandigt [verzoeker] hun een uitgebreide schriftelijke reactie op het verslag van 16 november 2013 en de beoordeling over 2013. Voorts geeft zij in dit gesprek aan dat zij het niet eens is met de beoordeling over 2013, dat zij zich door de manier waarop het verbetertraject door haar leidinggevenden wordt gemanaged behoorlijk onveilig en onzeker voelt, en dat zij ervaart dat het niet uitmaakt wat zij doet: het is toch niet goed. Zij krijgt alleen kritiek te horen. Zij vindt dat zij geen eerlijke behandeling of kans krijgt.
2.15.
Op 14 januari 2014 vindt opnieuw een gesprek tussen [verzoeker] en haar leidinggevende plaats. In dit gesprek zegt [verzoeker] onder meer dat zij verwacht dat het verstandiger is om uit elkaar te gaan omdat [verweerder] laat merken dat men niet gelooft dat zij het gaat redden, en dat zij dus een aanbod van [verweerder] verwacht.
2.16.
Bij brief van 16 januari 2014 deelt [verweerder] aan [verzoeker] mee dat zij, [verzoeker], heeft aangegeven niet verder te willen met het verbetertraject, en dat zij gevraagd heeft een beëindigingsvoorstel te doen, terwijl de insteek van [verweerder] volledig gericht was op werkhervatting en voortzetting van het verbetertraject.
2.17.
[verzoeker] heeft vervolgens bij e-mail van 17 januari 2014 meegedeeld dat zij niet heeft aangegeven dat zij het verbetertraject verder niet meer ziet zitten, en dat zij niet om beëindiging heeft gevraagd maar
"dat het niet anders kan".
2.18.
Bij e-mail van 20 januari 2014 deelt [verweerder] aan de gemachtigde van [verzoeker] mee dat [verweerder] inmiddels de terugkoppeling van de bedrijfsarts van de controle op 23 december 2013 heeft ontvangen, waaruit blijkt dat [verweerder] er gedurende enige tijd ten onrechte van is uitgegaan dat [verzoeker] nog ziek was. [verweerder] roept [verzoeker] daarom op zich op woensdag 22 januari 2014 te melden om haar werkzaamheden te hervatten.
2.19.
Op 29 januari 2014 kondigt [verzoeker] aan dat zij een second opinion heeft aangevraagd.
2.20.
Na enige correspondentie tussen partijen roept [verweerder] bij aangetekende brief van 30 januari 2014 [verzoeker] op om in gesprek te gaan over het vervolg op maandag 3 februari 2014, met de mededeling dat als zij niet aanwezig is [verweerder] genoodzaakt is over te gaan tot het opschorten van loon.
2.21.
Op 6 februari 2014 wordt [verzoeker] opnieuw gezien door de bedrijfsarts. Zijn advies luidt dat sprake is van een ernstige vorm van situationele arbeidsongeschiktheid, en dat de kans op het opnieuw ontstaan van een succesvolle samenwerking laag is als er niet een uiterste inspanning wordt gedaan.
2.22.
Bij brief van 10 februari 2014 roept [verweerder] [verzoeker] op voor een gesprek op 13 februari 2014 op het kantoor van [verweerder], of elders indien [verzoeker] dat prettiger vindt. Indien zij geen gehoor geeft aan de oproep zal [verweerder] zich nog beraden over te treffen sancties.
2.23.
Tijdens het gesprek van 13 februari 2014 raakte [verzoeker] zeer geëmotioneerd. Het gesprek wordt afgebroken.
2.24.
Op 20 februari 2014 deelt [verweerder] samengevat het volgende aan de gemachtigde van [verzoeker] mee:
  • werkhervattingsvoorstel: te starten per 24 februari 2014;
  • doel: zaken bespreken/uitpraten, coaching on the job met behulp van een externe coach, het werk langzaamaan opbouwen;
  • hervatting voor 50% per 24 februari 2014; eerst bijpraten met collega's, rustig opstarten;
  • in de loop van de 1e week een aantal gesprekken, waarbij [verzoeker] haar coach mag betrekken;
  • na 2 weken in overleg met de bedrijfsarts weer volledig aan het werk;
  • in maart en april 2014 wordt het verbetertraject verder opgepakt; daarbij kunnen partijen afspraken maken over de begeleiding die wenselijk is;
  • elke 2 weken zal het verbetertraject worden geëvalueerd;
  • begin mei 2014 zal een eindevaluatiegesprek plaatsvinden;
  • indien [verzoeker] geen gehoor geeft aan deze oproep zal het loon worden stopgezet per 24 februari 2014 zonder nadere berichtgeving.
2.25.
[verzoeker] is op 24 februari 2014 niet bij [verweerder] verschenen. [verweerder] heeft haar sindsdien geen loon betaald, en evenmin de bonus over 2013 die aan alle andere medewerkers wel is betaald.

3.Het verzoek, de grondslag daarvan en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een ontbindingsvergoeding conform de kantonrechtersformule, waarbij de C-factor op hoger dan 1 dient te worden vastgesteld.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan. Zij verwijst daartoe naar de hiervoor weergegeven voorgeschiedenis. Deze ontbindingsgrond ligt volgens haar in de risicosfeer van [verweerder]. [verweerder] had [verzoeker] in oktober 2013 niet moeten overvallen met een verbetertraject, en zij had de doelen daarvan nauwkeuriger en met instemming van [verzoeker] moeten omschrijven. Omdat het dienstverband toen al ruim 21 jaar had geduurd had een traject van minimaal 6 maanden overeengekomen moeten worden, dat bovendien niet op dezelfde dag als het onaangekondigde gesprek had behoren in te gaan, maar enige tijd later. Verder verwijt [verzoeker] [verweerder] dat [verweerder] de door [verweerder] zelf geopperde mogelijkheid voor een beëindiging niet heeft willen vastleggen. [verzoeker] verwijt [verweerder] dat zij voortdurend en ten onrechte met loonopschorting dreigde, terwijl [verweerder] al vanaf de ziekmelding had moeten weten dat [verzoeker] wel wilde maar niet kon terugkeren en [verweerder] bovendien wist dat [verzoeker] een deskundigenoordeel had aangevraagd. [verzoeker] gebruikt sinds begin januari 2014 kalmeringsmiddelen, en zij kan maar niet begrijpen waarom zij na al die jaren zo wordt weggezet als [verweerder] doet.
3.3.
[verweerder] voert verweer. Voor zover nodig zal de kantonrechter daarop in het navolgende ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [verzoeker] zelf ontbinding verzoekt, behoeft de kantonrechter niet na te gaan of het verzoek verband houdt met een opzegverbod, met name het opzegverbod tijdens ziekte.
4.2.
Wat [verweerder] betreft is er geen noodzaak tot beëindiging van het dienstverband, maar zij verzet zich niet tegen de gevraagde ontbinding. Zij verzet zich wel tegen toekenning van een ontbindingsvergoeding met dien verstande dat zij nog steeds bereid is het reeds eerder aangeboden budget aan outplacementbegeleiding van € 5.000,-- aan te bieden.
4.3.
Gelet op deze standpunten zal de kantonrechter het ontbindingsverzoek toewijzen, en wel per 1 mei 2014. Of in dat verband aan [verzoeker] een ontbindingsvergoeding moet worden toegekend hangt af van de vraag in wiens risico de reden van beëindiging is gelegen, en in hoeverre aan een van partijen van het ontstaan daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
4.4.
Volgens [verweerder] is de thans ontstane situatie niet aan haar te wijten. [verzoeker] is juist wel volledig begeleid bij de uitvoering van de werkzaamheden, maar zij heeft jarenlang diverse kritiekpunten niet of onvoldoende verbeterd. Van iemand met haar (hbo)achtergrond en zoveel ervaring mag meer worden verwacht. Verder heeft [verzoeker] stelselmatig geweigerd de aangeboden cursussen en begeleiding op te pakken om zichzelf te verbeteren. [verzoeker] heeft alle voorstellen van [verweerder] afgewezen, maar heeft zelf geen of geen passende alternatieven voorgesteld. Onder deze omstandigheden komt de beëindiging van het dienstverband voor haar risico.
[verweerder] heeft er verder op gewezen dat in verband met een aantal incidenten de (spel)regels binnen de sector de afgelopen jaren aangescherpt en aangepast zijn, zowel door de sector zelf als door externe toezichthouders. In lijn daarmee heeft er in 2012 een directiewissel plaatsgevonden en zijn ook de interne regels aangescherpt, waaronder het toezicht op het daadwerkelijk behalen van doelstellingen en efficiënt en klantgericht werken. Dit is binnen de gehele organisatie bekendgemaakt en doorgevoerd. Aan de werknemers zijn diverse opleidingsinstrumenten aangeboden, maar [verzoeker] heeft daar onvoldoende gebruik van gemaakt.
4.5.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Niet is gesteld of gebleken dat de beoordelingen tot 2010 niet goed zijn geweest. De kantonrechter zal daarom daarvan uitgaan. De beoordeling over 2010 was onder de maat, maar [verzoeker] heeft daaromtrent gesteld dat deze samenviel met een (lange) periode van arbeidsongeschiktheid, en ook [verweerder] heeft aangegeven niet al te veel gewicht aan deze beoordeling toe te kennen, gelet op het tijdsverloop.
De beoordelingen over 2011 en 2012 waren goed respectievelijk behoorlijk goed. Het verbaast de kantonrechter daarom dat op 12 februari 2013 opeens allerlei (gedetailleerde) aanmerkingen op het functioneren van [verzoeker] worden gemaakt. Deze aanmerkingen zijn vervolgens als een rode draad tot eind 2013 blijven doorlopen. Geen van partijen heeft voor deze omslag een verklaring gegeven. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze aanmerkingen te maken hebben met het door [verweerder] zelf genoemde verscherpte interne beleid. Gelet op het jarenlange goede functioneren van [verzoeker] kan de kantonrechter zich voorts niet aan de indruk onttrekken dat [verzoeker] niet goed aan deze aanscherping heeft kunnen voldoen. Voor zover [verzoeker] zich niettemin voldoende heeft ingezet (afgezien van het onvoldoende gebruikmaken van opleidingsmogelijkheden heeft [verweerder] dit ook niet betwist) komt die cultuuromslag voor risico van [verweerder].
4.6.
Voorts is de wijze waarop het verbetertraject aan [verzoeker] is voorgelegd bepaald ongelukkig te noemen. Zij is zonder aankondiging voor een gesprek uitgenodigd (zij heeft zich dus niet kunnen voorbereiden), en aan haar is een brief voorgelegd waarin reeds was opgenomen dat zij zou hebben aangegeven dat zij zich ervan bewust was dat de kwaliteit van het functioneren verbetering behoefde. Op dat moment hadden partijen dit echter nog niet in die zin met elkaar besproken. [verweerder] heeft niet gesteld dat er tussen eerdergenoemd gesprek van 2 juli 2013 en het gesprek van 21 oktober 2013 signalen aan [verzoeker] waren gegeven dat [verweerder] van mening was dat het de verkeerde kant opging. Aldus had het op de weg van [verweerder] gelegen dit aan [verzoeker] kenbaar te maken en het voornemen mee te delen dat zij een verbetertraject wilde aanbieden/opleggen. In een dergelijk gesprek had [verzoeker] vervolgens haar standpunt naar voren kunnen brengen en ook suggesties kunnen doen voor de invulling van het verbetertraject. In plaats daarvan is zij geconfronteerd met een geheel uitgewerkt traject en bovendien de mededeling dat zij uit haar functie gezet zou worden als het project geen succes zou worden. Dat [verzoeker] hierdoor van slag is geraakt en onzeker is geworden, is daarom te begrijpen.
4.7.
Vervolgens is de kwestie tussen 21 oktober 2013 en 17 december 2013 (ziekmelding) volledig ontspoord. Beide partijen hebben daarbij wellicht niet geheel gelukkig geopereerd. Hierbij speelt ook een rol dat het schriftelijke advies van de bedrijfsarts van 23 december 2013 eerst half januari 2014 bij partijen bekend raakte, waarna [verweerder] [verzoeker] direct tot werkhervatting opriep omdat [verzoeker] niet arbeidsgeschikt zou zijn. De bedrijfsarts had echter tevens aangegeven dat sprake was van een verstoorde werkrelatie.
4.8.
Het deskundigenoordeel van 4 maart 2014 luidt dat [verzoeker] op 17 december 2013 haar eigen werk niet kon doen: gezien de ernst van de bestaande klachten bij [verzoeker] bestaat een verhoogde kans op het ontstaan van een werkelijke ziektesituatie. [verweerder] heeft de juistheid van dit deskundigenoordeel betwist, omdat zij niet door de verzekeringsgeneeskundige is gehoord. De kantonrechter gaat daaraan voorbij, nu de verzekeringsdeskundige het oordeel heeft gebaseerd op de gezondheidsklachten van [verzoeker]. Niet valt in te zien wat [verweerder] daarover te berde had kunnen brengen. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het deskundigenoordeel. Dit brengt mee dat achteraf geoordeeld moet worden dat [verweerder] niet van [verzoeker] had mogen verlangen dat zij (geheel of gedeeltelijk) in haar eigen werkzaamheden zou hervatten, en dat het definitief vastlopen van de situatie vanaf 17 december 2013 grotendeels aan [verweerder] te wijten is geweest.
4.9.
Wat betreft de hoogte van ontbindingsvergoeding strekt enigszins ten nadele van [verzoeker], dat zij weliswaar gebruik heeft gemaakt van het inschakelen van een coach, maar wellicht ook de andere opleidingsmogelijkheden beter had kunnen benutten. Anderzijds zijn slechts een paar concrete voorbeelden genoemd van zaken die niet goed zijn verlopen, maar concrete voorbeelden van te uitgebreide terugkoppeling, terugkoppeling aan de verkeerde persoon, te uitgebreide vergaderingen en schrijfstijl zijn niet of nauwelijks benoemd. Het is hoofdzakelijk gebleven bij kwalificaties.
4.10.
Op grond van de voorgaande overwegingen en mede op grond van hetgeen ter zitting omtrent de situatie van [verzoeker] is gebleken, is de kantonrechter van oordeel dat de arbeidsrelatie inderdaad onherstelbaar verstoord is, en dat dit in behoorlijke mate aan [verweerder] te wijten is geweest/voor haar risico dient te komen.
De kantonrechter acht het billijk dat aan [verzoeker] een vergoeding wordt toegekend conform de kantonrechtersformule, waarbij de (verwijtbaarheids-)factor C gesteld zal worden op 0,7.
4.11.
Toegekend zal daarom worden:
Gewogen dienstjaren tot 35 jaar : 2 x 0,50 = 1,00
Gewogen dienstjaren van 35 tot 45 jaar : 10 x 1,00 = 10,00
Gewogen dienstjaren van 45 tot 55 jaar : 10 x 1,50 = 15,00
Gewogen dienstjaren vanaf 55 jaar : 0 x 2,00 =
0,00 +
Totaal gewogen dienstjaren : 26,00
Het totaal van de gewogen dienstjaren (A) : 26,00
De volledige beloning per maand (B) : € 4.399,65
De toegepaste correctiefactor (C) : 0,7
A x B x C (afgerond) : € 80.000,00.
4.12.
Gelet op de aard van de rechtsverhouding tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, tenzij [verzoeker] het verzoek intrekt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
stelt [verzoeker] in de gelegenheid uiterlijk 25 april 2014 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2014;
kent aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] een vergoeding toe van € 80.000, bruto en veroordeelt [verweerder] tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder];
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400, aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.